Collecting Otherwise
Aan de hand van de architectuurcollectie die het Nieuwe Instituut beheert onderzoekt Collecting Otherwise de mogelijkheden van een alternatieve architectuur-, erfgoed- en archiefpraktijk die aansluit bij een samenleving die voortdurend verandert. Na eerdere edities Seen/Unseen (2021) en Post/De/Colonial (2022) staat 2023 in het teken van The Tool Shed, de 'gereedschapskist' die kan helpen bij het verder ontwikkelen van nieuwe manieren om erfgoed te verwerven, classificeren en presenteren.
In 2022 verkent Collecting Otherwise mogelijke strategieën op basis waarvan koloniaal erfgoed voorzien kan worden van een nieuwe plaatsbepaling en interpretatie, en het instrumentarium waarmee we met dit erfgoed omgaan kan worden bijgesteld en uitgebreid. Een aantal specifieke casussen uit de Rijkscollectie voor Nederlandse Architectuur en Stedenbouw vormt het uitgangspunt van deze herijking.
"Wij zien collecting otherwise, 'anders verzamelen' als werkwoord, als afspiegeling van een handeling die tegelijkertijd standplaatsgebonden is en voortdurend wordt voorzien van een nieuwe positionering. Op dit moment is het voor Europese archiefinstellingen nog niet zomaar mogelijk om daadwerkelijk anders te verzamelen, omdat zij geschiedenissen en lichamen huisvesten die onherroepelijk gebonden lijken aan de verzamelwijzen waarbinnen zij geconditioneerd zijn. In die zin wordt er pas echt anders verzameld wanneer de bewoners van (voormalige) koloniën, langs de randgebieden van wat traditioneel werd bezien als het vanzelfsprekende middelpunt, voor zichzelf kunnen bepalen wat ze verzamelen en hoe ze verzamelen, conform hun eigen belangen en behoeften. Dat moet gebeuren op een manier die duidelijk aan een context en locatie verbonden is en waarvan telkens wordt herzien welke context en locatie dat dan precies betreft." - (To Be Determined - Trojan Horse Cell, 2021)
In de loop van het meerjarige traject waarbinnen Collecting Otherwise vorm krijgt, werken de deelnemers binnen jaarlijks wisselende 'iteraties'. Er wordt per jaargang een thematische invalshoek vastgesteld die de focus van het lopende onderzoek bepaalt. In 2020-2021 werd er bijvoorbeeld onder de noemer Seen/Unseen vanuit een intersectioneel-feministisch en (gender)queer perspectief gekeken naar de Rijkscollectie. Bestaande, herontdekte archieven en nieuwe aanwinsten werden tegen het licht gehouden met extra aandacht voor de verschillende rollen die vrouwelijke, queer en Zwarte lichamen en lichamen van kleur in de deelarchieven van de Rijkscollectie krijgen toebedeeld. Zo benadrukte Collecting Otherwise onder meer dat het waardevol is om te herleiden waar processen van 'othering' in de erfgoedpraktijk vandaan komen en hoe ze functioneren.
Casussen
Voor de huidige editie richt Collecting Otherwise zich in het verlengde van die eerste verkenningen nu op een aantal casussen die - uit de ongeveer 700 archieven die Het Nieuwe Instituut beheert - geselecteerd zijn vanwege hun nauwe samenhang met de architectuur- en ontwerppraktijk van het gekoloniseerde 'buitenland'. De specifieke casussen die we dit jaar (blijven) bestuderen zijn: Berlage's reizen naar Indonesië in 1923 en correspondenties, H. Maclaine Pont, A. Eibink, A. F. Aalbers, Johanna Eleanor Ferguson (en aanvullende archieven van Janny (Kammer-) Ket, Riné Boerée of Jo Berghoef), B. T. Liem, J. J. Nieukerken (koloniale afdeling Nationale Tentoonstelling Vrouwenarbeid en Projecten in Indonesië), Nooitmeer en Van den Berg (Suriname), De Haan en Schijns (Mali), Cuypers (Kasteel de Haar) en Huis Sonneveld (o.a. de tabaksgeschiedenissen van Sonneveld in Paducah U.S.A., de plantages in Indonesië).
In ons onderzoek naar deze casussen problematiseren we onder andere noties van 'hier' en 'daar', bijvoorbeeld door stil te staan bij vragen naar wat de import en export van architectuuropvattingen en archiveringspraktijken nog betekenen wanneer je ze afzet tegen een gemondialiseerde werkelijkheid. In het bestuderen van dit materiaal (her)lezen wij ook de vaak overstemde, geëxotiseerde, uitgebuite en tot 'anders' gereduceerde inzet van Inheemse mensen op de plekken waar de archiefvormers werkzaam waren.
Daarnaast brengen we in het kader van Collecting Otherwise het actuele en toekomstige potentieel van dekoloniale zeggenschap, zelfbeschikking en beslissingsbevoegdheid aan de oppervlakte zoals zich dat manifesteert in de 'diasporische conditie'. Biculturele mensen en mensen met een migratieachtergrond lijken zich soms op twee of zelfs drie plekken tegelijkertijd te (moeten) bevinden en een beleefde culturele, historische eenheid is voor hen niet aan een natiestaat of tijdstip gebonden. We verleggen vanuit dat besef het brandpunt van wat je 'ontwerpcultuur' kunt noemen van een enkelvoudig centrum naar een meervoudige en veelvormige periferie. Ons narratief gaat uit van een bewustzijn en geloof in het eigen kunnen van wie het (ex)koloniale, postkoloniale of dekoloniale denken rechtstreeks aangaat. Collecting Otherwise ondersteunt en stimuleert hun aanspraak op het meedenken en beslissen over zowel materieel als immaterieel erfgoed en de talen en beeldtalen waarmee dit erfgoed wordt bestudeerd en beschreven.
Zeggenschap en inspraak
We leggen ons compromisloos toe op de opgave om het huidige eurocentrische architectuur-, design- en archiefdiscours (en de raakvlakken tussen die domeinen) uit het vanzelfsprekende middelpunt te halen, er zeggenschap en inspraak over te vragen en ze te voorzien van alternatieve instrumenten of hulpmiddelen. Daarmee erkennen we dat we onze eigen 'medeplichtige' werkterreinen van ontwerp en erfgoed niet kunnen distantiëren van de manier waarop grondgebied en instituties in West-Europa zijn ingericht en hoe hun verschijningsvormen en de manier waarop ze functioneren naar andere delen van de wereld zijn geëxporteerd. Die instituten, bouwwerken en stadsgezichten hebben lang in dienst gestaan van het aanleggen en onderhouden van bepaalde landsbelangen en internationale betrekkingen waarin sprake was van uitbuiting. Omdat wij zelf werkzaam zijn vanuit een instelling die ook verstrengeld is met zulke complexe geschiedenissen en relaties, zien wij het als onze plicht om te luisteren naar mensen die uiting kunnen geven aan de belichaamde, geleefde en doorlopende nalatenschap van die historie en aan levend erfgoed. Dat is waar dekolonisatie voor Collecting Otherwise begint en van waaruit we de omstandigheden voor ons kunnen zien waarbinnen het postkoloniale geleidelijk gestalte kan krijgen.
"Degenen onder ons die buiten de cirkel staan van de definitie van aanvaardbare vrouwen zoals gehanteerd door deze samenleving; degenen onder ons die in de smeltkroezen van het verschil zijn gesmeed; degenen onder ons die arm zijn, die lesbiennes zijn, die Zwart zijn, die op hogere leeftijd zijn weten dat overleven geen academische vaardigheid is. Overleven is leren op jezelf te staan, impopulair of zelfs gehaat te zijn, en je krachten te bundelen met de anderen die als buiten de structuren staand zijn geïdentificeerd, om een wereld te definiëren en te zoeken waarin wij allemaal kunnen opbloeien. Overleven is leren hoe we onze verschillen kunnen omzetten in kracht. Want het gereedschap van de meester zal het huis van de meester nooit afbreken. Het zal ons wellicht de gelegenheid geven hem tijdelijk op zijn eigen terrein te verslaan, maar echte verandering zullen we er nooit mee kunnen verwezenlijken." (Audre Lorde, The Master's Tools Will Never Dismantle the Master's House. Vertaling Jenny Mijnhijmer, 2020)
Onderbelichte nalatenschappen
We proberen de casestudies dan ook 'anders' te lezen dan gebruikelijk, door ze aan alternatieve invalshoeken van buiten het archief te verbinden en daarmee onderbelichte nalatenschappen dichterbij te halen en zo alternatieve of aanvullende methoden aan te dragen voor het verwerven, classificeren en verspreiden van erfgoed. De status die aan bepaalde stemmen in het vertrouwde archief wordt toegekend heeft er natuurlijk alles mee te maken dat die 'andere' invalshoeken lang buiten beschouwing zijn gelaten. Het archief lijkt zodanig te zijn ingericht dat de voorkeur uitgaat naar individuele stemmen vanuit een wit mannelijk perspectief. Het is wat ons betreft van wezenlijk belang voor ontwerpend denken om er bronvermeldingen, voetnoten of annotaties aan toe te voegen en ook inzichten te erkennen die zonder 'auteur' in netwerkverband tot stand gekomen zijn. Binnen alle architectenarchieven zien we in de collectie een substantiële verzameling beelden, vaak geleend of anderszins verkregen uit verre gebieden. In de casussen van de jaargang van 2022 komen uitgesproken en onbewuste uitwisselingen van denkbeelden over ontwerp allebei aan bod, onder meer in de talrijke voorbeelden van wijdverspreide import en export van interpretaties van het modernisme in de voormalige koloniën en elders in het Mondiale Zuiden.
Op de beelden die we tegenkomen in de casestudies komen veel werkende lichamen voor. Ze dienen nu eens als referentiemateriaal voor de architect, figureren dan weer in een afgegraven landschap of ze zijn knooppunten in de context van instellingsoverstijgende onderzoeken. Wanneer we zulke foto's en documenten willen analyseren moeten we ons ook verdiepen in de specifieke sociaaleconomische omstandigheden van de locatie waar ze ontstaan zijn. We moeten luisteren naar wat de afgebeelde figuren, die met hun archivering het zwijgen is opgelegd, ons nu te zeggen hebben. Ze kunnen worden opgevat als een verbinding met de materiële toestand van het land, met de materialiteit van de gebouwen die we meestal geneigd zijn vooral als een berg bakstenen, mortel en textiel te behandelen. We moeten ons zien te ontworstelen aan het geaccepteerde verhaal dat er geen weerstand, verzet of rebellie bestaan zou hebben tegen de "structurele aanpassingen van een geïmporteerd [&] regime." (Avery F. Gordon, Letters From the Utopian Margins) Tegelijkertijd vormt het een niet-aflatende onderhandeling over het recht van spreken dat je de gedocumenteerde mensen verleent of als onderzoeker door hen verleend krijgt. Voortdurend aan het werk aan een daadwerkelijk postkoloniale toekomst, om niet te worden veroordeeld tot het reconstrueren van de sporen van onderdrukking ten behoeve van opgepoetst erfgoed.
Tegen een politiek decor van globalisering, almaar snellere uitwisseling en locatie-specifieke volks- en beeldtalen wordt architectuur ingezet om macht en overwicht te bestendigen. We moeten de lens omdraaien en ons afvragen hoe de toenmalige inwoners van voormalige Nederlandse koloniale gebieden destijds aankeken tegen de ruimtelijke en materiële ingrepen van de machthebbers en hoe de huidige bevolking er tegenover staat. Welke aspecten van wat 'ontwerp' inhoudt zijn er in het kader van deze nauw verweven erfenis uitgewisseld? Hoe kunnen we waarborgen dat de betreffende deelarchieven en (vaak in het Nederlands beschreven) onderzoeken raadpleegbaar en bruikbaar ter beschikking worden gesteld aan de gemeenschappen die ze betreffen?
Welke rol vervullen instituten tegenwoordig in de herziening van de erfgoedpraktijk? Hoe denken wij over herstel en - belangrijker: hoe gaan we van daaruit over tot handelen? In de loop van dit jaar zullen we (met een onverminderd intersectionele blik) de archieven, collecties, hun toegankelijkheid en omringende gebaren van toenadering, overbrugging en vertaling die we in ons werk treffen blijven bevragen, hernieuwen en op alternatieve manieren kaderen. Dit betekent onder meer dat kennis terugvloeit naar de betreffende gemeenschappen en dat er ruimte wordt gemaakt voor alternatieve archiefpraktijken en de vraag hoe die in de institutionele praktijk zouden kunnen belanden.