Tijdelijk Modemuseum
31 augustus 2015 - 30 mei 2016
Cybercouture: Transformaties van lichaam en identiteit Anneke Smelik
Er zijn Nederlandse musea die mode in hun collectie opnemen, maar tot een nationaal modemuseum is het tot op heden nooit gekomen. Het Nieuwe Instituut onderzoekt van september 2015 tot en met mei 2016 de mogelijkheden door zichzelf gedurende acht maanden in een modemuseum te transformeren.
Ging het in de mode de afgelopen decennia allereerst over merken, vandaag de dag lijkt de aandacht weer te gaan naar andere waarden dan luxe en consumptie. Zo maken nieuwe technologieën een meer verpersoonlijkte pasvorm, onverwachte transformaties van identiteit en lichaam en de industriële productie van enkele kledingstukken mogelijk. Onderstaand artikel van Anneke Smelik maakt deel uit van de publicatie 'Cybercouture: The Fashionable Technology of Pauline van Dongen, Iris van Herpen and Bart Hess'.
Anneke Smelik doet onderzoek naar wearable technology en slow fashion en werkt onder meer aan de het onderzoek Crafting Wearables (2013-2018). Ze is hoogleraar visuele cultuur aan de Katrien van Munster leerstoel aan de afdeling Culturele Studies van de Radboud Universiteit in Nijmegen. Smelik studeerde film- en theaterwetenschappen aan de Universiteit van Utrecht en promoveerde aan de Universiteit van Amsterdam. Na jaren van onderzoek op het gebied van visuele media zoals film, televisie en videoclips verschoof ze haar aandacht naar de mode en de creatieve industrie. Op 15 oktober 2015 gaf Smelik een lezing over cybercouture tijdens een Lecture Night bij Het Nieuwe Instituut.
Onderstaand artikel van Anneke Smelik maakt deel uit van de publicatie 'Cybercouture: The Fashionable Technology of Pauline van Dongen, Iris van Herpen and Bart Hess'. In: Anneke Smelik (ed.) Delft Blue to Denim Blue. Contemporary Dutch Fashion. London: I.B. Tauris, in press 2016.
Modieuze technologie
De integratie van mode en technologie is één van de opwindende nieuwe domeinen in de creatieve industrie. 'Slimme' kleding ontstaat door complexe systemen van microprocessoren, motoren, sensoren, zonnepanelen, (O)LEDs of interactieve interfaces te integreren in stof of textiel. Ontwerpers experimenteren met deze 'slimme materialen' om spannende voorbeelden te creëren, zoals een jurk die je op Twitter aansluit, een jumpsuit die je emoties visualiseert, of een broek die van kleur verandert of je vitale functies meet.
Interessant genoeg vormen Nederlandse kunstenaars en modeontwerpers als Pauline van Dongen, Iris van Herpen, Bart Hess, Aniela Hoitink, Daan Roosegaarde, Marina Toeters, Karin Vlug en Anouk Wipprecht de voorhoede van het internationale veld van de draagbare technologie. 'Draagbare technologie' is de letterlijke vertaling van 'wearable technology', kortweg vaak 'wearables' genoemd, ook in het Nederlands taalgebruik. Ik geef de voorkeur aan de term 'modieuze technologie' in navolging van Sabine Seymour (2009), omdat die term het terrein van de geavanceerde technologie duidelijker aan de mode koppelt. De term 'cybercouture' (Smelik, 2012) reserveer ik voor de futuristische look van het kunstzinnige soort ontwerpen dat ik in dit artikel bespreek. In dit essay evalueer ik hoe de integratie van mode en technologie de culturele waarde van mode verandert, vooral in de transformatieve relatie tot het menselijk lichaam en de identiteit. Daartoe gebruik ik enkele filosofische concepten van Gilles Deleuze en Félix Guattari. Als voorbeelden ga ik nader in op de ontwerpen van Pauline van Dongen, Iris van Herpen en Bart Hess.
Lichaam en identiteit
Hoewel de culturele antropologie beweert dat kleren in de eerste plaats fungeren als decoratie en versiering, is kleding ook een extensie van de huid, die daardoor wordt beschermd tegen de natuur en de samenleving. Binnen een technologische context is dit idee afkomstig van mediagoeroe Marshall McLuhan (2002 [1964]: 129-30). Begin jaren zestig opperde hij al dat alle technologie in feite een extensie van het menselijk lichaam is. Zoals ik heb bechreven in mijn (Nederlandstalige) boek Ik cyborg (Smelik, 2012), zijn we nu een tijdperk binnengetreden waarin de technologie niet alleen een uitbreiding van het lichaam is, maar ook een fysieke verbetering en expressie daarvan. We gebruiken technologie met het idee dat we zowel onze levens als onze eigen lichamen kunnen controleren en verbeteren. 'Slimme' materialen en 'slimme' kleding kunnen dan ook dienen om het lichaam te beschermen of de functies daarvan uit te breiden. We verhouden ons inniger tot technologische voorwerpen en materialen, wanneer we ze direct op ons lichaam dragen. Het integreren van technologie in onze kleding zal daarom invloed uitoefenen op hoe we ons lichaam en onszelf ervaren.
De lichamelijke praktijk van het kleden is een belangrijke factor in de vorming van iemands identiteit. Het kleden gebeurt letterlijk 'op' het lichaam, en mode is dus een belangrijk middel om de identiteit in al zijn facetten uit te dragen.
Het lichaam is dus niet alleen een gegeven, maar iets dat we kunnen vormgeven of aankleden voor het uitdragen van de identiteit; van een 'performance' van identiteit zoals ik elders heb uitgelegd (Smelik, 2011).
De 'performance ' van identiteit is te vergelijken met een voortdurende verkleedpartij. Of anders gezegd: onze identiteit is 'draagbaar'.
Technologie is een van de belangrijkste factoren die onze identiteit bepalen en de verhouding met ons eigen lichaam veranderen, en draagbare technologie is dat nog meer, omdat het zo dicht op, en soms zelfs in, het lichaam komt. Wearables veranderen dus de grenzen tussen lichaam en technologie. Wanneer we identiteit opvatten als een lichamelijke praktijk die keer op keer wordt vormgegeven en uitgedragen, dan biedt modieuze technologie nieuwe manieren om dat te bewerkstelligen. Door de lichamelijke en zintuigelijke grenzen van de drager af te tasten, stellen modieuze technologieën het lichaam in staat identiteit uit te dragen in en via 'slimme' kleding. In mijn optiek verruimt cybercouture daarom de mogelijkheden en functies van mode als een belichaamde (re-)presentatie van identiteit.
Het idee dat je je identiteit 'uitdraagt' als een performance, in plaats van alleen maar passief te 'zijn', verwijst naar een constructivistische notie van identiteit. In die opvatting is identiteit niet zozeer een onveranderlijke essentie, maar eerder een sociale en culturele constructie die in de loop van de tijd langzaam verandert. Identiteit kan worden begrepen als een proces van voortdurende 'wording': het ligt niet rigide en vastomlijnd vast van de wieg tot het graf, maar beweegt zich vloeiend en flexibel gedurende het hele leven (Smelik, 2015). In deze visie vindt een verschuiving plaats van 'zijn' naar 'worden'. 'Worden' wordt hier bedoeld als een praktijk van verandering zoals de filosoof Gilles Deleuze en psychoanalyticus Félix Guattari (1987) die hebben beschreven (in het Frans 'devenir'; in het Engels 'becoming'). Het voortdurende proces van creatieve verandering is wat Deleuze en Guattari verstaan onder 'worden' (Smelik, 2014). Maar wat betekent het om zo'n proces van wording te ondergaan? In dat proces van continue transformatie wordt je iets anders. Het leven is een langzame of soms snellere transformatie van 'iets anders worden'. Deleuze en Guattari drukken dat nogal exotisch uit als dier-worden, plant-worden of machine-worden. Toch kunnen we dat vrij gemakkelijk terugvinden in kunst en literatuur (denk aan Ovidius' Metamorfosen, Kafka's Gedaantewisseling of aan horrorfilms), maar ook in de mode, zoals het 'dier worden' dat je in sommige mode-ontwerpen van Alexander McQueen of Jean-Paul Gaultier kan herkennen. Of het 'machine worden', zoals dat valt te ontdekken in draagbare technologie.
Voor Deleuze en Guattari is 'worden' een proces van het ongedaan maken van het georganiseerde lichaam dat is onderworpen aan vaste betekenissen en gegeven functies (1987: 161). Zij willen dat onderworpen lichaam bevrijden, en daarom is 'worden' de sleutel tot een van hun andere innovatieve concepten: het 'Lichaam-zonder-Organen', vaak afgekort als LzO (1987: 161). Het idee van het lichaam-zonder-organen moet de organisatie van het belichaamde 'zelf' als een vaste vorm van identiteit teniet doen. Dit betekent niet dat het lichaam zijn organen moet zien kwijt te raken - dat zou regelrechte zelfmoord betekenen - maar dat je de manier moet reorganiseren waarop het lichaam betekenis wordt gegeven (1987: 158). Zoals mode-theoreticus Stephen Seely zegt: 'Van alle kunstvormen is mode misschien het meest verbonden aan een normatief beeld van het menselijk lichaam' (2013: 258). Dit geldt uiteraard het meest voor geïdealiseerde beelden van volmaakte vrouwelijkheid en perfecte vrouwelijke lichamen. De notie van het lichaam-zonder-organen kan helpen om dit soort normatieve beelden tegen te gaan (Smelik, 2015). Omdat mode dikwijls de grenzen aftast van wat een lichaam kan doen of wat het kan worden, verduidelijkt de notie van het lichaam-zonder-organen hoe de ontwerpen van Pauline van Dongen, Iris van Herpen en Bart Hess de centrale organisatie van het lichaam 'resetten' en van identiteit eerder een stroom maken dan iets dat in een vaste vorm is gegoten.
Pauline van Dongen: 'Wearable Solar Dress'
Pauline van Dongen gelooft dat draagbare technologie meer moet zijn dan louter een gadget. Zij integreert technologie in kleding om die een sociale of communicatieve functie te geven.
_Pauline van Dongen en ik werken samen in het interdisciplinaire onderzoeksproject Crafting Wearables, een samenwerking tussen de Radboud Universiteit Nijmegen (Anneke Smelik), de Technische Universiteit Eindhoven (Oscar Tómicó Placencia en Stephan Wensveen) en de ArtEZ Mode Academie Arnhem (José Teunissen). Het project loopt van 2013 tot 2018 en wordt financieel ondersteund door de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO). Crafting Wearables heeft tot doel om wearables te ontwerpen die robuust, modieus en commercieel levensvatbaar zijn binnen de productieketen. Het project brengt de terreinen van mode, technologie, industrie en academische wetenschap bijeen, door samen te werken met de volgende private en publieke partners: Philips Research, Textiel Museum Tilburg, MODINT, Solar Fiber, Inntex en Xsens. De twee promovendi zijn Pauline van Dongen als ontwerper en Lianne Toussaint voor het sociaal-culturele perspectief. _
Ze voert een nauwkeurig onderzoek uit naar het gedrag van experimentele en hightech-materialen, waarbij ze nieuwe technologieën met traditionele technieken combineert om haar vakmanschap voortdurend te vernieuwen. Ze is vooral geïnteresseerd in de vraag hoe ze haar plastische en artistieke ontwerpen draagbaar kan maken door technologie te combineren met ambacht. Paradoxaal genoeg blijkt uit het voorbeeld van Van Dongen dat technologische innovatie op het terrein van de cybercouture wordt ondersteund door ambacht en vakmanschap.
Nauw samenwerkend met bedrijven uit de sfeer van wetenschap en innovatie probeert Van Dongen bijvoorbeeld zonne-energie of hardware in textiel en kleding te integreren. De integratie van verschillende soorten deskundigheid is van cruciaal belang voor de verwezenlijking van projecten als 'Wearable Solar'. De 'Wearable Solar'-jurken bevatten modules die zijn gemaakt van flexibele, dunne zonnecellen. Omdat de cellen niet gestikt kunnen worden, heeft Van Dongen met leer gewerkt om sleuven te maken in een van te voren bepaald patroon, waardoor zakjes zijn ontstaan voor de dunne films. Deze zijn aan de binnenkant verbonden met dunne elektriciteitsdraden. De technologie is een inspiratiebron geweest voor de esthetiek van de jurken: nadat ze de gelaagde constructie van de zonnecellen zag, maakte ze vervolgens een gelaagd kledingstuk, waarin de zonnecellen in modulaire compartimenten zijn geplaatst die opengevouwen kunnen worden om ze aan licht bloot te stellen, maar ook onzichtbaar gedragen kunnen worden als ze niet nodig zijn.
Uit deze voorbeelden, maar ook uit de collecties 'Kinetic Landscapes' (S/S 2012) en 'Oloid' (S/S 2014), blijkt dat Pauline van Dongen een technologische esthetiek creëert. Je zou kunnen zeggen dat haar cybercouture het aangeklede lichaam toont als een 'machine-worden' (Smelik, 2015). Zoals ik hier boven al aangaf, duidt de term 'machine-worden' voor Deleuze en Guattari een proces van transformatie van identiteit aan. Het ligt voor de hand om te veronderstellen dat de drager zich door dit soort 'modieuze technologie' anders voelt en gedraagt dan met alledaagse kleding. De kleding roept actie, interactie en wellicht ook emotie op. Door de kleding raakt de technologie immers op intieme wijze verbonden met het lichaam. Van Dongen's ontwerpen laten de mogelijkheden zien om het menselijk lichaam en identiteit te transformeren, of op zijn minst, om daar op te reflecteren.
In ieder geval zullen we ons op zeer intieme wijze tot de technologie verhouden.
Iris van Herpen: De vorm volgt de emotie
De modeontwerpen van Iris van Herpen zijn bejubeld als 'futuristisch, sculpturaal en experimenteel', zoals mode-curator Bloemberg het heeft verwoord bij een tentoonstelling van haar werk in het Centraal Museum te Utrecht in 2011 en het Groninger Museum in 2012 (Bloemberg, 2011: 7). Van Herpen zelf verwijst naar haar ontwerpen als 'organisch futurisme', omdat ze worden gekenmerkt door zowel nieuwe technologieën als door gedetailleerd handwerk (Bloemberg, 2011: 13). Net als bij Pauline van Dongen - en bij Bart Hess, zoals we hieronder zullen zien - blijven ambacht en vakmanschap van cruciaal belang voor het werk van Van Herpen. Ieder kledingstuk, hoe technologisch ontworpen en gefabriceerd ook, is met de hand tot in de kleinste details voltooid. Volgens haar moeten wetenschap, technologie en ambacht samensmelten in een fusie waarin ze elkaar kunnen versterken.
Bloemberg beschrijft haar ontwerpen als 'avatar-achtig' (2011: 7), en inderdaad lijken de meeste ontwerpen hun inspiratie te ontlenen aan een science fiction- of fantasiewereld die nauw verwant is aan de wetenschap en technologie. Om de speciale en dikwijls vreemde ontwerpen van Van Herpen te begrijpen, kan hier de term 'worden' opnieuw behulpzaam zijn (Smelik, 2014, 2015). Door al haar collecties heen lijken de 3D-geprinte ontwerpen gemaakt te zijn van rookvlagen, waterstromen, kringen, verwrongen bladeren of stapels beenderen. In een uniek spel van eindeloze plooien, vouwen, golven, bochten, krullen, rimpels en cirkels openen en sluiten zich barokke vormen. Vormen golven en fluctueren. Materialen deinen, wiegen en swingen. De sensitieve beeldtaal van Van Herpen wordt niet gevangen in traditionele vloeiende stoffen als zijde, satijn, tule of organza, maar in harde materialen als leer, metaal, plastic, synthetische polyesters en hightech stoffen. Zij slaagt erin iets ongrijpbaars als een watergolf in vorm te vangen; het ontwerp lijkt wel een 'water-wording' in 'Crystallization' (2011), of een 'rook-wording' in een ontwerp uit de collectie 'Refinery Smoke' (2008). Gekleed in de ontwerpen van Van Herpen overschrijden de modellen de grenzen van hoe een lichaam eruit kan zien en worden ze figuren ergens 'tussen-in': iets tussen mensen en dieren in 'Fragile Futurity' (2008), iets tussen mummie en pop in 'Mummification' (2009), iets tussen skelet en lichaam in 'Capriole' (2011), iets tussen mens en cyborg in 'Chemical Crow' (2008), iets tussen het virtuele en het materiële in 'Escapism' (2011) en iets tussen het organische en kunstmatige in 'Hybrid Holism' (2012) of 'Wilderness Embodied' (2013). In 'Biopiracy' (2014) zijn de modellen gevangen in dingen die eruit zien als spinnenwebben. En in haar ontwerpen voor 'Quaquaversal' (2016) lijken de modellen planten of bomen te worden.
De ontwerpen van Van Herpen nodigen de drager ervan uit de vrijheid te nemen om het lichaam in nieuwe vormen voor te stellen. In haar experiment met vorm en materie roept zij op tot een andere relatie tot het - meestal vrouwelijke - lichaam.
Als je naar een van haar innovatieve ontwerpen kijkt, kun je zien hoe het menselijk lichaam wordt uitgenodigd om dynamischer te worden en zich open te stellen voor een veelvoud aan lijnen, inkepingen, gaten, scheuren en spleten.
De stijl van Van Herpen put niet alleen uit haar talent en verbeelding, maar wordt ook mogelijk gemaakt door nieuwe technologieën. Ze is altijd op zoek naar nieuwe vormen, materialen en technieken, waarmee ze vervolgens in haar studio experimenteert. Haar werk is een mooi voorbeeld van het vervagen van de grenzen tussen mode en technologie, en wel op zo'n fantasierijke manier dat de ontwerpen niet alleen duiden op een 'machine-worden' maar nog op een soms fraai soms griezelig 'anders-worden' - een spin, een cyborg, een pop, een mummie, water, rook, een plant, enzovoort.
Bart Hess: Organische hightech
Met zijn fascinatie voor het manipuleren van het menselijk lichaam rekt Bart Hess de grenzen van het textielontwerp op, door het materiaalgebruik uit te breiden naar andere media zoals film, fotografie en animatie. Zijn futuristische materialen vervagen de grens tussen textiel en huid. Hij heeft het naakte, dikwijls mannelijke lichaam niet zozeer in kleren, maar in een reeks texturen gehuld, zoals tandenstokers, scheerschuim, gras, naalden, aarde, stukjes plastic en zelfs slijm. Om deze laatste substantie te verkrijgen mengt hij honderden kleine potjes slijm met latex, verf en andere materialen. Hess giet het gekleurde slijm dan uit over een model in de studio of tijdens live performances. Terwijl het model daar tien of vijftien minuten staat te druipen, maakt Hess foto's of video's van het trage, slijmerige proces. Een van zijn beroemde ontwerpen is 'Slime Outfit' voor Lady Gaga's album Born This Way (2010). Hier zien we een beeld dat perfect, zo niet letterlijk, uitdrukking geeft aan een identiteit die voortdurend in beweging is.
Dit is een Lichaam-zonder-Organen dat bijna onherkenbaar is aangekleed; een lichaam zonder van te voren bepaalde betekenis of functie.
Terwijl het slijm traag omlaag drupt, toont het lichaam zijn voortdurende toestand van beweging, van verandering, van het proces van worden. Slijm is niet bijzonder technologisch, maar het laat heel duidelijk zien hoe kunst de grenzen oprekt van wat een lichaam kan worden. Het ontketent normatieve ideeën over hoe een lichaam eruit zou moeten zien. Bart Hess heeft overigens ook veel hightech-beelden geproduceerd, bijvoorbeeld in zijn projecten 'Pins and Needles' (2014), waarin hij het lichaam met spijkers en naalden versiert, 'Echo', waarin hij het lichaam in vloeibaar glas kleedt (2011), of 'Mutants', waarbij hij het lichaam in latex hult (2011).
Bart Hess' verzameling van fotografie, animaties en live-performances toont conceptuele weefsels waarin de grenzen tussen natuur en technologie vervagen, in een poging nieuwe mens/dier/cyborg-achtige figuren te creëren. Hess manipuleert niet-organische materialen, zoals plastic, zilverpapier, siliconen, latex en kledingspelden, om synthetische huid en bont te creëren. Het resultaat is dubbelzinnige mix van biologische organismen en technologische apparaten. Dit is een heel ander soort cybercouture: de 'wearables' zijn in dit geval niet echt draagbaar omdat ze vaak zijn gemaakt van materialen die tijdelijk aan het menselijk lichaam worden vastgehecht of er overheen worden gegoten, maar ze verkennen de lichamelijke en zintuiglijke grenzen daarvan. Wat de kijker treft is de suggestie van tactiele kwaliteit; het duurt even voordat je beseft dat je niet naar haar, bont of schubben zit te kijken, maar naar een reeks vreemde materialen als schuim, ballonnen, naalden en tandenstokers.
Ondanks het futuristische uiterlijk van veel van zijn werken is er in feite heel weinig technologie mee gemoeid. Hij heeft veel beelden gecreëerd door middel van traditioneel vakmanschap en basale fotografische en videomontage-technieken. De buitenissige vormen die hij creëert zijn gebaseerd op nauwgezet vakmanschap, terwijl de stoffen dikwijls de mogelijkheid suggereren van organische groei in een hightech-lab. Het paradoxale effect is dat hij zo wijst op de _on_mogelijkheid van dergelijke in het laboratorium vervaardigde materialen. Bart Hess verandert het uiterlijk van het menselijk lichaam of het menselijk gezicht in fascinerende vormen die onherkenbaar zijn. Opnieuw komt de notie van het 'anders-worden' van Deleuze en Guattari (1987) om de hoek kijken: die van het 'dier-worden', 'cyborg-worden', 'alien-worden', en zelfs 'vloeibaar-worden'.
De toekomst van de cybercouture is nu
Deleuze en Guattari beweren dat het lichaam voortdurend is onderworpen aan vooraf gegeven vormen, functies en betekenissen (1987: 161); dit is nu juist heel vaak het geval als het om de mode gaat. De cybercouture van Pauline van Dongen, Iris van Herpen en Bart Hess duidt daarentegen op mogelijkheden om het menselijk lichaam te des-organiseren, te de-construeren en te de-territorialiseren. In hun experiment met vorm en materie roepen zij op tot een andere relatie tot het vrouwelijke of mannelijke lichaam. Door nieuwe silhouetten te vormen produceren ze lichamen-zonder-organen, dat wil zeggen een lichaam dat een proces van voortdurende wording ondergaat.
Pauline van Dongen, Iris van Herpen en Bart Hess delen een intense liefde voor ambacht en vakmanschap: ieder van hen houdt zich graag bezig met de stoffelijkheid van weefsels en texturen. Volgens mij is de hernieuwde aandacht voor ambacht en vakmanschap nauw verbonden met de technologische wereld waarin wij leven. Zoals Richard Sennett schrijft: '[&] technisch inzicht ontwikkelt zich via de kracht van de verbeelding' (2008: 10). De ambachtelijke kwaliteiten die deel uitmaken van ambachtelijkheid brengen de technologieën binnen het bereik van onze handen, waardoor de hightech-wereld menselijker en toegankelijker wordt. Waar het voor Sennett onmogelijk of utopisch lijkt dat vakmensen op productieve wijze met machines werken (2008: 118), combineren de Nederlandse ontwerpers vakmanschap juist graag met technologie; het is niet zo dat het een het ander uitsluit - nee, ze gaan juist hand in hand. Hier kunnen we teruggrijpen naar de oorspronkelijke Griekse betekenis van het woord techne: kunst, vaardigheid, ambacht. De nadruk op vakmanschap verraadt een nieuwe belangstelling voor de stoffelijkheid van materie in een hightech-wereld van virtuele technologieën (Barrett en Bolt, 2012). Terwijl Van Dongen, Van Herpen en Hess zich allereerst richten op de stoffelijkheid van weefsels, zijn ze als modeontwerpers ook geïnteresseerd in de stoffelijkheid van de menselijke huid en het menselijk lichaam.
De notie van stoffelijkheid maakt het mogelijk om ons te richten op de feitelijke materie van technologie en hoe onze - materiële - lichamen zich, dikwijls op intieme wijze, verhouden tot de technische objecten die onze kleding en onszelf uitbreiden (zie voor een inleiding op dit 'nieuwe materialisme', Rocamora en Smelik, 2015). Er is geen twijfel dat technologische innovaties een grote invloed zullen hebben op de betekenis en communicatie van kleding en mode. Als modieuze technologie temperatuur, chemische processen of vitale functies kan meten, bewegingen en posities kan 'voelen', of expressieve kwaliteiten kan hebben, zal de relatie van de drager tot zichzelf veranderen alsook de communicatie met anderen.
Het feit dat kleding op het lichaam wordt gedragen vergroot de noodzaak om rekening te houden met de materialiteit van het lichaam.
Misschien kan de modieuze technologie manieren ontwikkelen waarop de tactiliteit en sensitiviteit van het lichaam in het ontwerp worden geïntegreerd. Dit is waar de futuristische ontwerpen van Van Dongen, Van Herpen en Hess ons kunnen helpen om identiteit in nieuwe richtingen te vormen en te veranderen.
Pauline van Dongen, Iris van Herpen en Bart Hess bewegen zich tussen kunst, mode en technologie. Ze experimenteren met de manieren waarop we onze lichamen kunnen vormgeven of onze identiteit kunnen uitdragen. Met hun cybercouture delen ze een futuristische visie op een toekomst die verder gaat dan conventionele mode. Het is duidelijk dat ze ons uit de comfortzone van onze kledingkasten naar een fantasiewereld leiden. Ze scheppen er plezier in de grenzen tussen mens en cyborg of tussen mens en dier te verwarren. Maar ze verschuiven ook de dubbelzinnige grenzen tussen huid en textiel, tussen het organische en het technologische, en tussen het materiële en het virtuele. In hun gedeelde fascinatie voor het oprekken van de grenzen van het menselijk lichaam verleiden ze de kijker of drager om zijn of haar identiteit op het spel te zetten. Dit spel met identiteit is - in navolging van Deleuze en Guattari - te begrijpen als een proces van worden. Dit is waar de kracht van de notie van het lichaam-zonder-organen in het spel komt. De cybercouture van Pauline van Dongen, Iris van Herpen en Bart Hess maken - al is het voorwaardelijk en tijdelijk - de centrale organisatie van het lichaam ongedaan. Het fascinerende werk van deze ontwerpers toont hoe identiteit vloeiender en flexibeler kan worden, al is het maar voor eventjes (Smelik, 2015). Deze drie Nederlandse ontwerpers vragen ons mee te gaan in de fusie van kunst, mode en draagbare technologie, en nemen ons op die manier mee in het transformatieve proces van het worden. De vreemde vormen, stoffen en materialen nodigen uit tot een reflectie op nieuwe vormen van belichaming en menselijke identiteit. Door een ontmoeting mogelijk te maken tussen mode en technologie, geeft cybercouture het menselijk lichaam opnieuw vorm, voorbij zijn eindige contouren. Zo biedt cybercouture een opening naar een toekomstige wereld waarin kleding is versmolten met de menselijke huid, lichaam en identiteit.
Bibliografie
Barrett, E. and B. Bolt (red.) (2012) _Carnal Knowledge: Towards a 'New Materialism' through the Arts_, London: I.B. Tauris.
Bloemberg, N. (red.) (2011) _Het_ Nieuwe Ambacht: Iris van Herpen en Haar Inspiratie ('A New Craft: Iris van Herpen's Inspiration'), Utrecht: Centraal Museum.
Deleuze, G. and Guattari, F. (1987 [1980]) [A Thousand Plateaus: Capitalism and Schizophrenia](http://A Thousand Plateaus: Capitalism and Schizophrenia), B. Massumi (trans), Minneapolis: University of Minnesota Press_._
McLuhan, M. (2002 [1964]) _Understanding Media:_ The Extensions of Man, London: Routledge.
Rocamora, A. and Smelik, A. (2015) 'Introduction' in _Thinking Through Fashion: A Guide to Key Theorists_, London: I.B. Tauris: 1-27.
Seely, Stephen D. (2013) 'How Do You Dress a Body Without Organs? Affective Fashion and Nonhuman Becoming', Women's Studies Quarterly, 41: 247-265.
Sennett, R. (2008) _The Craftsman_, London: Penguin Books.
Seymour, S. (2009) _Fashionable Technology: The Intersection of Design, Fashion, Science and Technology_, Vienna: Springer.
Smelik, A. (2011) 'The Performance of Authenticity' in Address: Journal for Fashion Writing and Criticism, 1 (1): 76-82.
Smelik, A. (2012) _Ik Cyborg: De Mens-machine in Populaire Cultuur_ (I Cyborg: The Human-Machine in Popular Culture), Delft: Eburon.
Smelik, A. (2014) 'Fashioning the Fold: Multiple Becomings'. In: R. Braidotti & R. Dolphijn (red.), The Deleuzian Century: Art, Activism, Society, Amsterdam: Brill Rodopi: 35-49.
Smelik, A. (2015) 'Gilles Deleuze: Bodies-without-Organs in the Folds of Fashion' in A. Rocamora and A. Smelik (red.), Thinking Through Fashion: A Guide to Key Theorists, London: I.B. Tauris: 165-183.
Biografie
Anneke Smelik is hoogleraar Visuele Cultuur op de Katrien van Munster-zetel aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Zij publiceerde vele boeken en artikelen over mode, film, populaire cultuur en het cultureel geheugen. Ze is projectleider van het interdisciplinaire onderzoeksprogramma Crafting Wearables: Fashionable Technology.