Invented from Copies
De introductie van de blauwdruk in de architectonische ontwerppraktijk
Tot de jaren vijftig was het maken van een blauwdruk een gebruikelijke methode op architectenbureaus om tekeningen te reproduceren. Maar de introductie van deze techniek verliep niet zonder slag of sloot.
Conservator Hetty Berens gaat in de collectie van Het Nieuwe Instituut op zoek naar de uitvinding en het gebruik van de blauwdruk vanaf 1870 tot 1920 in de Nederlandse architectuur- en ingenieurswereld. Van de eerste mislukte pogingen, tot een geprofessionaliseerd procedé, waardoor de egale, donkerblauwe blauwdruk gemeengoed werd.
Invented from Copies: de blauwdruk. Een film van Pia van den Beuken.
Pruisisch Blauw! Vandaag de dag is de blauwdruk alom aanwezig in de visuele cultuur en artistieke ontwerppraktijk. Kunstenaars onderzoeken bijvoorbeeld hoe je met het blauwdrukproces onzichtbare kwaliteiten van een architectonische ruimte kunt weergeven en ontwerpers gebruiken het wit op een blauwe ondergrond om zowel verleden als toekomst te visualiseren. Weer anderen kijken, in de traditie van botanicus en fotograaf Anna Atkins (1799-1871), hoe je met het blauwdrukproces onzichtbare processen in de natuur kunt onderzoeken. En hoewel een architect heden ten dage digitale kopieën maakt is de 'blueprint' een van de digitale ontwerptools die hij tot zijn beschikking heeft, naast de blauwdruk-schetsboekjes.
Nog niet zo heel lang geleden bekleedde de blauwdruk echter een cruciale positie in de architectonische ontwerppraktijk. Wie graaft en bladert door de archieven van Het Nieuwe Instituut stuit tussen de vele calques en lichtdrukken regelmatig op zijn opvallende en aansprekende kleur. In dit essay gaan we op zoek naar de introductie van de blauwdruk in de architectonische praktijk. Hoe maakte de architect voor het eerst kennis met de mogelijkheid om zijn tekeningen niet meer handmatig over te trekken, maar te reproduceren via het blauwdruk procedé? Welke architecten, met welke opdrachten maakten voor het eerst gebruik van de blauwdruktechniek? Wat zegt het toenemende gebruik van blauwdrukken over de architectuurpraktijk in die tijd? Op basis van bronnen en onderzoek in enkele laat negentiende-eeuwse - vroeg twintigste-eeuwse archieven doemt een fascinerende reconstructie op van de introductie van de blauwdruk in de architectonische ontwerppraktijk.
De eerste blauwdrukken
De oudste blauwdrukken in de collectie van Het Nieuwe Instituut bevinden zich in de archieven van drie grote architectenbureaus; die van P.J.H. Cuypers, Gebroeders Van Gendt en H.P. Berlage. Ze dateren uit het begin van de jaren negentig: 1891-1893. Het betreft tekeningen van Kasteel de Haar, Villa Rozenhof in Dordrecht en van een kantoorgebouw aan het Damrak 74-76 in Amsterdam. Drie projecten die de alsmaar complexere bouwpraktijk aan het einde van de negentiende eeuw illustreren. Steeds meer partijen zijn aan het ontwerp en de uitvoering verbonden. Goede kopieën waren onmisbaar in de communicatie tussen deze partijen, zoals fabrikanten, leveranciers, producenten van materialen en constructies.
Een van de oudste blauwdrukken is het ontwerp voor villa Rozenhof in Dordrecht van de Amsterdamse architect A.L. van Gendt (september 1891). De uitvoering van een specifiek deel van de villa, de ijzeren serre, besteedde hij uit aan een metaalbedrijf. Het is zeer aannemelijk dat Van Gendt de blauwdruk maakte voor dit metaalbedrijf, want voor deze partij was een nauwkeurige kopie van het uit te voeren ontwerp onmisbaar. Van Gendt kocht het geprepareerde papier van deze blauwdruk wellicht bij de firma Ahrend in Amsterdam. Het is echter niet bekend of Van Gendt de blauwdruk door een van zijn medewerkers op zijn architectenbureau liet vervaardigen of dat de blauwdruk in de lichtdrukkerij van Ahrend is gemaakt. De goede kwaliteit van deze blauwdruk, egaal en donkerblauw van kleur en recht afgesneden, kan er op duiden dat deze blauwdruk door een professionele lichtdrukkerij als Ahrend is vervaardigd. Deze blauwdruk is een van de tienduizenden blauwdrukken in de collectie van Het Nieuwe Instituut. Hoewel ze nooit zijn geteld moet hun aantal omvangrijk zijn, want in de laatste kwart van de negentiende eeuw tot in de jaren veertig van de twintigste eeuw was het maken van blauwdrukken onlosmakelijk verbonden met de ontwerppraktijk van het architectenbureau.
Experiment
De blauwdrukken uit de periode 1890-1920 laten zien dat dit een periode van experiment was. Deze blauwdrukken laten namelijk een grote variatie aan kleurintensiteit zien en tonen tal van "beginnersfouten". Soms is de kwaliteit van de blauwdruk dermate slecht dat de kopie onleesbaar is (geworden) en zijn doel als informatiedrager heeft verloren.
Deze experimenten dragen wel bij aan de culturele betekenis van de blauwdruk in deze beginfase waarin ieder bureau experimenteerde met chemicaliën en papiersoorten en zijn eigen lichtraam vervaardigde, voordat standaardisatie en mechanisatie hun intrede deden op al deze onderdelen. Wellicht dat dit ook de reden is dat er relatief veel beginnersfouten op blauwdrukken uit deze periode in het archief terecht gekomen zijn. In vergelijking met de blauwdrukken die bij professionele drukkerijen werden gemaakt, zijn die van de bureaus slordiger afgesneden, onregelmatiger van kleur, met soms donkere stroken langs de randen of witte vlekken en lijnen. Behalve op basis van bovenstaande materiële aspecten kunnen blauwdrukken uit de periode 1890-1920 ook worden onderscheiden naar de rol van de tekening in de ontwerppraktijk. Globaal gezien zijn er drie categorieën.
- Blauwdrukken die de architect door derden kreeg aangeleverd van een bestaand gebouw waar hij als adviseur of ontwerper bij betrokken werd.
- Blauwdrukken die architecten aan derden aanleverden, met name van gebouwdossiers van zeer omvangrijke bouwprojecten zoals kasteel de Haar en waar meerdere partijen bij betrokken waren. Er zijn talrijke blauwdrukken van dit gebouw bewaard, van de situatie, de tuin, de oude ruïne, tot ornamenten aan toe. -
- Blauwdrukken van ontwerpen van specifieke gebouwonderdelen, zoals bijvoorbeeld ijzeren priëlen, hekwerken en trappen die door een metaalbedrijf werden gemaakt zoals Villa Rozenhof in Dordrecht en Berlages kantoorgebouw aan het Damrak 74-76.
Restauratie en renovatie
Blauwdrukken zijn in deze beginperiode veelal kopieën van tekeningen van bestaande ontwerpen die dienen als bron van informatie voor restauratie en renovatie. Of het zijn reproducties van bestek- en werktekeningen die door derden moeten worden uitgevoerd. Of het zijn reproducties van voorlopige ontwerpen en definitieve ontwerpen waar meerdere ontwerpers een bijdrage aan leverden. In enkele gevallen betreft het blauwdrukken van (geschreven) bestekken.
Vanaf het begin van de negentiende eeuw experimenteerden heel verschillende disciplines met allerlei soorten lichtdruktechnieken, om reproducties van afbeeldingen en teksten te maken. De experimenten verschilden sterk van de gevestigde ambachtelijke methoden van houtsneden, boekdrukken en kopergravures. Belangrijke voorbeelden zijn de fotografie, de grafische industrie en andere industrieën zoals de porseleinindustrie waar exacte kopieën vanwege de steeds verdergaande mechanisatie onontbeerlijk waren. De experimenten waren niet verbonden aan de traditionele drukkerijen, maar werden gedaan door een gevarieerde groep van amateurs, wetenschappers en ondernemers. De uitvinding van de blauwdruk past in deze innovatieve context.
De uitvinding van de blauwdruk
De blauwdruk is in 1842 uitgevonden door de Engelsman John Herschel. Hij was een expert in astronomie, scheikunde, wiskunde en fotografie. Herschel zette met de ontwikkeling van de blauwdruk een volgende stap in een hele reeks experimenten die al veertig jaar aan de gang waren. Herschel wilde waarschijnlijk zijn wetenschappelijke aantekeningen kunnen kopiëren, maar er wordt ook gesuggereerd dat hij op zoek was naar een procedé voor het maken van kleurenfoto's, een positief, en dan was deze negatieve blauwdruk misschien een mislukking.
De allereerste experimenten met het blauwdrukprocédé verliepen niet zonder slag of stoot. De blauwdrukken dienden volstrekt in het donker bewaard te worden en konden alleen bij kunstlicht worden bekeken, omdat bij natuurlijk licht de hele blauwdruk zou verdwijnen. De eerste hobbel die daarom overwonnen moest worden was verduurzaming van geprepareerd papier en prepareervloeistof, die voorheen beiden snel onbruikbaar werden.
Herschel zette een grote stap door nieuwe methoden voor het vervaardigen van lichtgevoelig papier te ontwikkelen. Hij was de eerste die in 1842 van de inwerking van zonlicht op in water opgeloste ijzerverbindingen een praktische toepassing maakte door papier in een oplossing van citroenzuur-ijzeroxide-ammoniak te drenken. Dit proces gebruikte twee chemicaliën: Ammoniumijzercitraat en Kaliumhexacyanoferraat. Door deze stoffen bloot te stellen aan licht veranderde het papier in Pruisisch blauw. Wanneer de chemische middelen zijn weggespoeld met water blijft er een stabiele en kenmerkende blauwe kleur achter, waarop de afbeelding in witte lijnen is weergegeven.
De basis van de blauwdruktechniek was een eenvoudig fotografisch procedé, waarvoor in feite niet meer nodig was dan twee chemische stoffen, water en daglicht. Het maakte vanaf 1842 internationaal al een enorme opmars door, vooral als proces voor fotografen. Ze had tal van voordelen ten opzichte van andere, complexe en tijdrovende fotografische processen. De belangrijkste succesfactor voor toepassing van dit procédé als kopieertechniek in de ontwerperswereld was misschien wel de snelheid - en daarmee de kostenbesparing- waarmee de blauwdruk kon worden gemaakt vergeleken met de toen gangbare praktijk van het handmatig overtrekken.
Enkele van de hierboven genoemde voordelen hadden onbedoeld een nadelig effect op een echte doorbaak in de fotografie. De blauwdrukfotografie werd in die eerste vijftig jaar van zijn bestaansgeschiedenis vooral gezien als een proces voor de amateurfotograaf en niet zozeer voor het maken van kopieën van ontwerpen of teksten en van bijvoorbeeld afbeeldingen in boeken en tijdschriften. Ook die werden destijds nog met de hand, meestal door een lithograaf, gemaakt. De blauwdruk moest het bovendien opnemen tegen zwart-wit beelden in een tijdvak dat lezers van boeken en tijdschriften vertrouwd waren met zwart-wit en bruine afdrukken.
De blauwdruk wist zich al wel snel een plek te veroveren als reproductietechniek in de architectuur-en ingenieurswereld. Dit had een aantal externe oorzaken. De kantoortechnologie maakte een grote moderniseringsslag. De veranderende wet- en regelgeving eiste voortaan exacte kopieën bij vergunningaanvragen, en de de steeds complexere ontwerpopgaven noopten steeds meer partijen tot samenwerking.
Kennisoverdracht van de militaire wereld naar het architectenbureau
"Bij de vervaardiging van een beperkt aantal kopieën naar bestaande teekeningen wordt veelal gebruik gemaakt van calqueer-linnen of papier, waarop dan de oorspronkelijke teekening wordt doorgetrokken. Zij, die persoonlijk zulke calques moesten vervaardigen of wel laten vervaardigen, zullen zich zeker wel eens de vraag hebben gesteld: Zou deze machinale en tijdroovende arbeid niet eenvoudiger, vlugger en goedkooper kunnen worden uitgevoerd? Zou men niet, evenals een photograaf langs photochemischen weg, naar één negatief vele positieve kopieën maakt, naar één origineel vele calques kunnen vervaardigen, zonder de hulp van een teekenaar te moeten inroepen, die lijn voor lijn moet nateekenen en ook lijn voor lijn moet gecontroleerd worden?" P. Huffnagel, Het vervaardigen van lichtdrukken, De Militaire Spectator, 1887, 55ste jaargang, 734-754
Bovenstaand citaat is afkomstig van Genie-ingenieur P. Huffnagel, in diens publicatie Het vervaardigen van lichtdrukken. Deze verscheen in 1887 in het tijdschrift de Militaire Spectator en is het eerste, uitvoerige artikel over het reproduceren van tekeningen in Nederland. Huffnagel studeerde in 1879 af aan de Koninklijke Militaire Akademie en gaf van 1884 tot 1893 les aan de opleiding. Deze militaire school is op dat moment hét kenniscentrum, waar nieuwe technische ontwikkelingen op de voet worden gevolgd. Dat het verhaal over de blauwdruk in een militair tijdschrift wordt gepubliceerd is niet verwonderlijk omdat in de negentiende eeuw het militaire onderwijs de bron voor kennis en innovatie was op het terrein van de bouwkunde.
Huffnagel onderscheidde maar liefst elf soorten kopieën; zeven die een positief beeld opleverden en vier met een negatief beeld. Een van die laatste was de blauwdruk; ofwel de negatieve cyanotypie. Deze, een witte tekening op een blauwe ondergrond had nadrukkelijk z'n voorkeur, omdat deze het meest duurzaam was: het geprepareerde papier bleef een paar maanden goed en de bewerking was zeer eenvoudig, omdat het aan het licht blootgestelde papier slechts gewassen en gedroogd hoefde te worden. Huffnagel beschreef eveneens hoe ingewikkeld het was om de blauwdruk in de aanloopfase tot een commercieel succes te maken als gevolg van de problemen bij het ontwikkelen van een daadwerkelijk duurzame blauwdrukpapiersoort.
Zodra dit rond 1860 was gelukt, werd deze vondst op de Wereldtentoonstelling van Parijs in 1867 geëxposeerd. Daar toonde een leverancier de blauwdruk onder de Franse naam cyanotypie. Vanaf 1870 slaagden Duitse, Oostenrijkse en Franse fabrikanten erin de houdbaarheid van het blauwdrukpapier te verlengen. Schleicher und Schüll in Düren en Marion Fils in Parijs leverden zowel papier (75 x 1000 cm.) als prepareervloeistof. Ook de innovatie in de lichtdrukramen bleef niet achter; er kwamen telkens lichtere en ook verrijdbare ramen op de markt.
Huffnagel informeerde zijn lezers ook over de mogelijkheden om veranderingen op blauwdrukken aan te brengen met een goed dekkende witte verf, of door het gebruik van in kalium- of natriumhydroxide opgelost gomwater, waardoor de blauwe kleurstof kon worden weggenomen. Voor het verwijderen van een bestaande lijn kon gebruikt worden gemaakt van de lichtgevoelige vloeistof, die op de te bedekken lijn aangebracht wordt, waarna die tekening aan het licht blootgesteld en gewassen wordt. Toch sprong voor Huffnagel de blauwdruk eruit vanwege de eenvoudige manier van bewerking. Een advertentie in het tijdschrift De Architect uit 1901 illustreert de productie in Nederland van blauwdrukpapier en het gebruik van blauwdrukken in zowel de militaire als de civiele ontwerpwereld. De Electrische fabriek van Lichtdruk - en calqueerpapieren van CORNS. IMMIG & ZOON in Rotterdam adverteerde als volgt: "Onze papieren zijn in gebruik bij verschillende Bureaux van den Waterstaat, Genie, Spoorwegen, Scheepswerven, Ingenieurs en Architecten, en overtreffen het buitenlands fabricaat." De Architect, 1901 12e jg., aflevering III, 1
Introductie in de architectuur
Dat de firma IMMIG de ingenieurs en architecten op de laatste plaats noemt is geen toeval. Zijn eerste en grootste afnemers van blauwdrukpapier waren tevens de lezers van De Militaire Spectator: de Militaire genie-ingenieurs. Deze waren werkzaam bij de Waterstaat, de Genie, de Spoorwegen en op de Marinewerven. De militaire -, civiel ingenieurs en architecten werkten niet in gescheiden sectoren en de overdracht van kennis met betrekking tot het maken van kopieën en blauwdrukken vond hier plaats. Drie jaar na het verschijnen van Hoefnagels artikel, publiceerde P.A. Frijlink in het Bouwkundig Weekblad het tweede overzichtsartikel over de blauwdruk. Het was het eerste artikel speciaal gericht op de architectengemeenschap.
De auteur was een Utrechtse architect die zelf vanaf 1883 de eerste blauwdruk-etiketten voor apothekers produceerde en hiermee adverteerde in het Pharmaceutisch Weekblad. Frijlink was een man van de praktijk die de lezer meenam in het maken van de blauwdrukken en daarvoor was volgens hem enige scheikundige kennis voor het ontwikkelen van de vloeistoffen en de papiersoorten wel een vereiste. Daarbij besprak hij vooral praktische zaken, zoals het bereiken van de juiste kleur blauw, hetgeen werd bepaald door de hoeveelheid ijzer die in het recept werd gebruikt. Hij beschreef hoe het witte papier op een kopieerraam moest worden gespannen en vervolgens met spons of brede zachte kwast de vloeistof werd opgebracht. Er kon op twee manieren papier betrokken worden; door zelf te prepareren of geprepareerd papier aan te schaffen. Ook hij wees op het al geprepareerde papier dat in de handel verkrijgbaar was met Duitse en Franse namen: Blausaures-eisen-papier en papier au ferro prussiate. De kleur varieerde van groengeel naar blauw naar grijs en dán loodkleurig grijs. Daarna diende men het papier uit het raam te nemen; uit te spoelen in zinken bakken en over een ronde, met papier beklede stok te hangen om te drogen.
Frijlink benadrukte dat de kwaliteit van de blauwdruk niet alleen wordt bepaald door het recept, het papier, het weer, het licht en de temperatuur, maar ook door het ontwerp op het transparante papier. Hij wees op de complicaties die tijdens het maken van blauwdrukken konden ontstaan, zoals een te korte belichting van de tekening, waardoor het veld lichtblauw werd en de lijnen minder scherp. Werd de tekening te lang aan het licht blootgesteld dan zouden de lijnen, naarmate zij dunner of dikker zijn, meer of minder blauw blijven en daardoor minder zichtbaar zijn. Wanneer de originele tekening met lijnen van Oost-Indische inkt werd gemaakt, zonder kleur, zou het beste resultaat worden verkregen. Het was volgens hem overigens wel mogelijk om blauwdrukken als ze klaar waren in te kleuren, bijvoorbeeld met geel. P.A. Frijlink, Een en ander over lichtdrukken, Bouwkundig Weekblad, 1890, Deel X, 2-5
De noodzaak van een exacte kopie
Waterstaat-, genie-ingenieurs, architecten en timmerlieden gebruikten vanaf de laatste kwart van de negentiende eeuw blauwdrukpapier om sneller en eenvoudiger dan voorheen afdrukken te maken van bouw- of technische tekeningen. Drukkerij IMMIG noemde in haar jubileumgedenkboek uit 1923 als afzetmarkt het kopiëren van "[..] constructietekeningen van ingenieurs, architecten, timmerlieden en anderen werkzaam in constructie- en of bouwkundige vakken. Ieder goedbeklant architectenbureau vervaardigde zulke blauwdrukken voor eigen behoeften in eigen beheer." Het Grafisch Grootbedrijf der Naamlooze Vennootschappen Koninklijke Boek- en Lichtdrukkerij Koninklijke Steendrukkerij voorheen CORNS. IMMIG & ZOON 1873-1923, Rotterdam 1 september 1923, 4
De blauwdruk deed haar intrede in een periode dat exacte kopieën van technische tekeningen in de complexer wordende architectonische ontwerp- en kantoorpraktijk onontbeerlijk werden. Steeds meer partijen namen deel aan het ontwerpproces: staalproducenten, leveranciers van houten kozijnen en andere houten onderdelen, installateurs van verwarming, elektra, riolering et cetera. De blauwdruk werd heel specifiek ingezet bij de reproductie van geschreven bestekken, bestektekeningen en werktekeningen. Deze werden gemaakt om snel en exact te worden gekopieerd en werden vervolgens doorgegeven aan andere partijen in het ontwerp- en uitvoeringsproces.
Industralisatie
Vóór 1880 werden er nauwelijks ontwerptekeningen gereproduceerd, omdat de werklui op de bouwplaats mondeling instructies kregen. Er werden wel blauwdrukken gemaakt, maar die waren in eerste instantie voorbehouden aan een enkeling op een hogere post in het bedrijf, een controlerende partij als een Gemeente en externe producenten zoals metaalbedrijven. Blauwdrukken waren in deze beginfase dus voornamelijk kopieën van technische tekeningen; uitvoeringstekeningen van producten die fabrieksmatig gemaakt moesten worden.
Daarbij kreeg de bouw kreeg steeds vaker te maken met een strengere controle door de gemeentelijke overheid. Ook dit was een stimulans voor het maken van goede kopieën van bouwtekeningen. Het archiveren van tekeningen en teksten voor later gebruik werd steeds gewoner en diende een praktisch en een juridisch doel. Vanaf 1872 moesten bouwtekeningen door de Gemeente worden goedgekeurd.
De kern van industrialisatie en mechanisatie in de negentiende eeuw, waarbij het doel is om eindeloos exact hetzelfde te produceren raakt het wezen van de introductie van moderne kopieertechnieken in dezelfde tijd. De blauwdruktekening moet worden geplaatst in deze context van industrialisatie; schaalvergroting in de kantoorontwikkeling, de intrede van de techniek op het kantoor en toenemende controle op het ontwerp- en uitvoeringsproces.
Het maken van blauwdrukken in lichtdrukkerijen
Tussen 1890 en 1910 zou het gebruik van blauwdrukken sterk toenemen met dalende kosten als gevolg. Het maken van blauwdrukken bestond grofweg uit twee stappen: het prepareren van het papier en vervolgens het kopiëren van het getekende ontwerp op het transparant. Het papier werd in eerste instantie handmatig bestreken en vervolgens gedroogd. De blauwdrukken werden gemaakt op (mobiele) houten contactdrukframes met glasplaten: op het dak van een gebouw of in ramen op speciaal aangelegde sporen. De over te brengen tekening, meestal de overtrek genoemd, werd direct tegen het glas gelegd met het lichtgevoelige papier er direct achter. Een vilten deken of rubberen vel werd achter het papier geplaatst en de achterkant van het frame werd veilig gesloten met behulp van een van de verschillende mechanismen om een goed contact tussen de overtrek en het papier te verzekeren. Slecht contact zou resulteren in een wazige afdruk. Het frame kon tijdelijk worden geopend om teststrookjes van lichtgevoelig papier te verwijderen, en zo de voortgang van de blootstelling aan daglicht te controleren. Ontwerpen op grote schaal en op zeer groot formaat werden gekopieerd door zowel de overtrek als het lichtgevoelige papier rond een grote cilinder op een wieg te plaatsen en in de zon te laten draaien. Beide processen kostten veel ruimte én tijd. In de beginperiode werd dit op de bureaus zelf gedaan.
C.B. Epker, een bouwkundige van de gemeente Kralingen in Rotterdam en leraar aan de burgeravondschool was in Nederland de eerste die een machine vervaardigde die het papier machinaal kon prepareren. Hiervoor richtte hij in 1897 zelfs een kleine fabriek in Rotterdam in, de eerste in Nederland. Naast geprepareerd papier, werden er ook lichtdruktoestellen, bestaande uit houten frames op de markt gebracht. Voortaan hoefden architecten niet hun eigen lichtdrukraam zelf te maken, maar konden ze er een aanschaffen bij bijvoorbeeld boekhandel Stemler in Amsterdam. Waar sommige architecten zelf hun reproducties maakten, lieten anderen in toenemende mate bij boekhandels en drukkerijen hun blauwdrukken maken. Vroege voorbeelden van deze bedrijven zijn Ahrend in Amsterdam (op de zolder van het gebouw Mercurius), CORNS. IMMIG & ZOON in Rotterdam, Van der Linden in Leiden en Van der Grinten in Venlo. De firma Ahrend in Amsterdam maakte aanvankelijk de kopieën op de zolder van haar bedrijfspand in Amsterdam. De lichtdrukkers van het bedrijf rolden de pneumatische lichtdrukapparaten naar buiten, waarna zonlicht zorgde voor de belichting. Dit kon betekenen dat in de zomer voor de belichting een kwartier voldoende was, maar in de winter waren enkele uren nodig. De lichtdruktoestellen die het bedrijf in haar assortiment had waren al in 1883 op een Nationale beurs in Amsterdam te zien.
Een volgende grote sprong in de ontwikkeling van de blauwdruk was de introductie in 1904 van de elektrische lichtdrukinrichting. Voortaan was voor een blauwdruk slechts 10 minuten nodig "Ahrend ging er prat op met dit apparaat een afdruk van 5m2 te kunnen maken op het grootste apparaat hier te lande." Dirk de Wit, 60+40 is waarschijnlijk honderd. Ahrend Passers, pennen, potloden en projecten, Zwolle 1996, 48
En in 1907 werd in Duitsland de elektrische blauwdruk-machine op de markt gebracht. Een machine met doorlopende papiertoevoer, gedreven door een elektromotor. Het licht werd geleverd door enkele naast elkaar opgehangen booglampen. Men kon nog een "inrichting" aan dit toestel verbinden, waardoor de blauwdrukken gewassen en gedroogd werden. Van de blauwdrukmachine werd in 1907 in het tijdschrift _De Ingenieur _melding gemaakt, nadat het in het Duitse Elektrotechnische Zeitschrift over was gepubliceerd.
De al eerder vermelde drukker Cornelis Immig (1867-1924) was een andere grote speler. Hij onderkende al snel zijn gebrekkige scheikundige kennis: Hij liet zich daarom voorlichten door scheikundigen en apothekers die meer kennis hadden van het lichtdruk procedé. Met inbreng van deze kennis richtte Immig zich vanaf 1896 steeds meer op innovatieve fotomechanische kopieerprocedé's, in speciaal daarvoor ingerichte lichtdrukkerijruimten en prepareerkamers. Drukkerijen zoals IMMIG schaften lichtdrukramen, spoelbakken, geprepareerd papier en vloeistoffen aan voor het vervaardigen van blauwdrukken. Zijn kopieerzaken gingen zo goed dat hij voor de Lichtdrukkerijafdeling in 1905 een nieuw pand aan de Gedempte Slaak in Rotterdam opende. In het jubileumgedenkboek uit 1923 somt het bedrijf vol trots de inventaris van de Lichtdrukafdeling op: LICHTDRUK-INRICHTING. "Verschillende groote copiëer-ramen het formaat 140 bij 240 cm, kleinere in het formaat 100 x 200 cm die bij gunstig weer op het vrije dak worden uitgereden, vier electrische rotatie-lichtdruk-apparaten (eigen fabricaat) en een inrichting voor vlak-belichting. [&] Inrichting voor de vervaardiging van technische papieren, vier papier-prepareermachnies voor lichtdrukpapier, één voor calqueerpapier, machinale aftelinrichting, voor het afrollen van papier, aanrollen van een voorgeschreven meter-tal, een dergelijke inrichting voor Amerikaansche maten." Het Grafisch Grootbedrijf der Naamlooze Vennootschappen Koninklijke Boek- en Lichtdrukkerij Koninklijke Steendrukkerij voorheen CORNS. IMMIG & ZOON 1873-1923, Rotterdam 1 september 1923
Een andere toonaangevende speler bij de ontwikkeling van de blauw- en lichtdruk was de apotheker Frans Van der Grinten in Venlo. Hij was eigenaar van een boterkleurselfabriek en probeerde tijdens de Eerste Wereldoorlog nieuwe producten op de markt te brengen. Na een gesprek met een collega-apotheker en een fabrikant van schoorstenen die dringend behoefte had aan goede kopieën van zijn schoorsteenontwerpen, richtte hij zich op het vervaardigen van blauwdrukken. Hij innoveerde het bestaande procedé met verbetering van de houdbaarheid, lichtgevoeligheid, helderheid van de lijnen en de donkerte van het blauw. In 1919 schaftte Van der Grinten een prepareermachine aan, van Duits fabricaat.
Blauwdruk en de lichtdruk
Rond 1920 kwamen ook de ontwikkeling en de toepassing van de diazotypie op. De diazotypie is een positieve kopie, met donkere lijnen op een lichte ondergrond. Ondanks deze opkomst bleven de cyanotypie en diazotypie decennialang naast elkaar bestaan. In het interbellum, toen blauwdrukken geleidelijk plaats zouden maken voor de positieve diazo's, gebruikten architectenbureaus vaak beide reproductiemethoden. De blauwdruk was goedkoper en men was vertrouwd geraakt met het resultaat van een negatief beeld. De laatste blauwdruk in de collectie van Het Nieuwe Instituut bevindt zich in het archief van Bureau Merkelbach, Elling en Karsten en heeft betrekking op een verffabriek in de Spaanse Polder in Rotterdam. Het ontwerp dateert uit 1955-en daarmee omspant de blauwdruk in de collectie van Het Nieuwe Instituut circa 65 jaar.
In de collectie van Het Nieuwe Instituut bevinden zich honderden blauwdrukken uit de beginperiode 1890-1920 die de introductie van de blauwdruk in de architectonische praktijk illustreren. Opmerkelijk is dat er nauwelijks primaire bronnen zijn overgeleverd over deze laat negentiende-eeuwse blauwdrukken. Behalve de architect Frijlink, hebben architecten zelf niet of nauwelijks over het gebruik van blauwdrukken gepubliceerd en ook opleidingsboeken en andere gepubliceerde bronnen geven nauwelijks informatie. Het blauwdrukproces was afkomstig uit een andere discipline: de fotografie. Het vond al vrij snel nieuwe toepassingsmogelijkheden en met name in de militaire ontwerppraktijk. Vrijwel tegelijkertijd, als gevolg van een toenemende complexiteit in ontwerp en uitvoering, onder invloed van nieuwe wettelijke eisen die aan de kopie werden gesteld en vanuit het oogpunt van kostenbesparing, schakelden ook architecten snel over van het handmatig overtrekken van tekeningen naar het handmatig en daarna machinaal vervaardigen van blauwdrukkopiën.
De negentiende en vroeg twintigste-eeuwse blauwdrukken in de collectie van Het Nieuwe Instituut zijn een afspiegeling van de vele experimenten en beginnersperikelen die karakteristiek zijn voor deze periode. Vooral de blauwdrukken die op de architectenbureaus zelf werden gemaakt tonen tal van beginnersfouten. In dezelfde periode stortten bedrijven als drukkerijen en boekhandels zich op het maken van blauwdrukken en breidden hun bedrijven uit met lichtdrukkerijen. Ook andere industrieën waar al volop chemische kennis aanwezig was, begaven zich op de blauw- en lichtdrukkenmarkt. Deze blauwdrukken zien er vaak professioneler uit en tonen de graad van perfectie die in die tijd met een blauwdruk kon worden bereikt.
Vervolgonderzoek
Het vervolgonderzoek zal zich richten op een volgende fase in de ontwikkeling van de blauwdruk, als het procedé is geprofessionaliseerd en egale donkerblauwe blauwdrukken gemeengoed zijn geworden. In deze nieuwe fase is de blauwdruk niet alleen een exacte kopie maar ook drager voor ontwerpwijzigingen en aanvullingen en onderdeel van het creatieve ontwerpproces. Kunstenaar-architecten als J.H.L. Lauweriks en Th. van Doesburg experimenteerden met de blauwdruk, door ze in te kleuren of door ze als onderlegger voor nieuwe ontwerpen te gebruiken. Ook werden de positieve ontwerpen op transparant zodanig getekend dat bepaalde onderdelen van het ontwerp op de blauwdruk juist beter uit zouden komen. Voorbeelden hiervan zijn de zwarte raamvlakken op de transparanten. Of om de witte uitstraling van betonnen gevels te benadrukken werden de muurvlakken donkerder gemaakt zodat ze in de blauwdruk de gewenste lichte strakke uitstraling zouden krijgen. Daarbij zullen de blauwdrukken van Theo van Doesburg in 2022 in een apart onderzoek onder de loep worden genomen.
In 2019 is een samenwerkingsverband gestart met kunstenaar en onderzoeker Carolin Lange. Ze zal haar bevindingen presenteren op de eerste publieksavond gewijd aan het experiment met de blauwdruk tijdens Thursdaynight Live! - Dwars door het archief, op 16 december 2021 in Het Nieuwe Instituut.