Disclosing Futures Rethinking Heritage
Op woensdag 2 en donderdag 3 november 2022 vond de conferentie Disclosing Futures, Rethinking Heritage plaats in het Nieuwe Instituut in Rotterdam. Twee dagen lang gingen deelnemers en bezoekers met elkaar in gesprek over innovatie en de veranderende rol van collectiebeherende erfgoedinstellingen. Erfgoed is 'een wonderbaarlijk vreemd en complex beest', volgens Aric Chen, artistiek directeur van Het Nieuwe Instituut tijdens de opening. Maar tegelijkertijd heeft het ons zoveel te bieden. Hoofd Collectie van Het Nieuwe Instituut Behrang Mousavi zei te hopen dat de conferentie een platform zou bieden 'om in discussie te treden, elkaar te bevragen, te reflecteren en onze horizon richting de toekomst te verbreden, zonder verleden en heden uit het oog te verliezen.'
De conferentie is onderdeel van het programma Architectuur Dichterbij. In 2018 is Het Nieuwe Instituut gestart met dit zesjarig erfgoedprogramma ter verbetering van de houdbaarheid, zichtbaarheid en toegankelijkheid van de Rijkscollectie voor Nederlandse Architectuur en Stedenbouw, mogelijk gemaakt door een eenmalige investering van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Sinds de start van het programma heeft Architectuur Dichterbij bijgedragen aan de ontwikkeling van nieuwe methodologieën, het bevorderen van inclusief en meerstemmig onderzoek, en bouwt het aan netwerken rond de collectie voor meer zichtbaarheid, zowel offline als online.
Opening
De conferentie is volledig uitverkocht; Aric Chen spreekt een overvolle zaal toe tijdens zijn welkomstwoord. In het denken over erfgoed komen het verleden, heden en toekomst samen: Chen daagt ons uit om deze drie als non-lineair te zien: 'De concepten van 'verleden, heden en toekomst' zijn dynamisch, altijd evoluerend en misschien zelfs onderhandelbaar.' Deze opvatting over erfgoed zet de toon voor de rest van de dag. Behrang Mousavi vertelt over het ontstaan van Architectuur Dichterbij. Het programma is op drie programmalijnen gestoeld: houdbaar, bruikbaar en zichtbaar, in relatie tot drie deelcollecties: ontwerptekeningen, de fotocollectie en de collectie Van Doesburg. Buiten conservering en digitale toegankelijkheid is er binnen het programma oog voor thema's als diversiteit, dekolonialisatie en gender. In het licht hiervan is het 'belangrijk om geïnformeerde keuzes te maken over wat al dan niet geconserveerd moet blijven,' aldus Mousavi. Wat mogelijke keuzes kunnen zijn, zal tijdens deze conferentie ruimschoots aan de orde komen.
Tijdens de conferentie staan vier thema's centraal: het heroverwegen van collecties (rethinking collections), samenwerkingen en netwerken (collaboration and networks), technologie en erfgoed (technologies of heritage), en het levende, open archief (the living and open archive).
Speculative Archiving
De sessie Speculative Archiving richt zich op alternatieve en speculatieve manieren van archiveren waarbij ruimte is voor nieuwe verhalen. Denise Olva en Fatma Çolakoğlu (SALT Istanbul) delen de bevindingen uit het project 'Istanbul Encyclopedia', dat voortkomt uit de ambitie van historicus Reşad Ekrem Koçu (1905-1975) om een stadsencyclopedie samen te stellen. Hij kon het project voor zijn overlijden niet tot een einde brengen: de encyclopedie loopt van A tot G. SALT probeert niet alleen de artikelen, maar ook de geest van Koçu te bewaren en toegankelijk te maken. 'Hij was erg geïnteresseerd in non-lineaire narratieven en koos vaak voor verhalen van gemarginaliseerde personen,' aldus Çolakoğlu. 'Zijn encyclopedie is sterk persoonlijk gekleurd en daardoor semi-historisch en subjectief. Hij ontwikkelde een eigen methodiek om elk artikel te schrijven via een vaste structuur. We moesten alles ontcijferen en ontdekken met welke logica hij dit project uitvoerde.' Historici houden zich normaliter niet bezig met fictieve elementen, maar in dit project werpt de persoonlijke blik van de auteur licht op een tijdsbeeld dat verschillende decennia omspant.
Zara Arshad en Vivien Chan (Design Archives in Asia) vertellen over enkele projecten die uitgaan van alternatieve en speculatieve archiefmodellen, zoals het Malaysia Design Archive, Wawasan en HKDHNet. Op de vraag 'waarom zijn alternatieve archiefmodellen nodig?' antwoorden zij dat 'de rijkste archieven die van mensen zijn die zelf archieven hebben gevormd'. Daarnaast zijn 'collaboratieve benaderingen en wandelingen in de stad' voor Chan en 'interviews en mondelinge geschiedvertellingen' voor Ashad essentiële onderzoeksmethoden geworden in speculatief archiveren.
Het project Archival Consciousness is geïnitieerd door grafisch ontwerper Remco van Bladel en kunstenaar Mariana Lanari. Het doel van het project is om samen te werken met bibliotheken en archieven in culturele instellingen, om methoden en infrastructuren te implementeren die collecties omzetten in data. Het project hecht in het bijzonder waarde aan het langdurig bewaren en ontsluiten van fysieke archieven, in samenhang met het digitale archief. De slides die Lanari deelt maken dit duidelijk: we zien een grote gymzaal vol publicaties, die in stapels liggen in gekaderde vakken. Bezoekers kunnen fragmenten uit die fysieke collectie ter plekke digitaliseren en toevoegen aan de database.
Van Doesburg: Through the Eyes of the Restorer
In de sessie Van Doesburg: Through the Eyes of the Restorer praten Elizabet Nijhoff Asser en Jurjen Munk (RNA), Wietse Coppes (RKD) en Herman van Bergeijk (TU Delft) over de restauratie van bijna 450 tekeningen en collages van Theo van Doesburg. Restaurator Elizabet Nijhoff Asser vertelt over de historische ontdekkingen tijdens deze restauratie. Zo werd bijvoorbeeld de expositiegeschiedenis in kaart gebracht aan de hand van authentieke museumlabels op de achterzijden; ook werd de originele presentatievorm van de tekeningen ontdekt: een passepartout-map. Ze beschrijft de zes stappen waaruit het restaureren van de tekeningen bestaat: het schoonmaken van het oppervlak, het repareren van scheuren en gaatjes, het vlak strijken door gedoseerd te bevochtigen, het retoucheren van loslatende verflagen, het herstellen van drukgevoelige tape, en het in overweging nemen van eventuele vorige restauraties om te zien wat authentiek is.
Kunsthistoricus Jurgen Munk deelt vervolgens een case study van negen plattegronden, drie series van drie tekeningen die allen een gekleurde tape-rand hebben. Hij beargumenteert dat deze negen een set zijn en alle negen tezamen tentoongesteld werden tijdens de eerste grote expositie van De Stijl in 1923. Na Munks en Nijhoff Assers' presentaties reageert Herman van Bergeijk op deze bevindingen: 'Het is haast als forensisch onderzoek. Het lichaam - in deze metafoor de werken van Van Doesburg - moeten zo ongerept mogelijk blijven om bewijs te verzamelen, maar als historicus ben ik meer geïnteresseerd in de dader. Historisch onderzoek moet gebaseerd zijn op het materiaal, anders is het slechts een theorie.'
Ook Wies van Moorsel is aanwezig: de nicht van Nelly van Doesburg die Nelly goed kende en veel van de werken in originele staat heeft gezien. Ze vertelt hoelang het duurde om Van Doesburgs werken van Frankrijk naar Nederland te krijgen en de vaak erbarmelijke staat waarin de kwetsbare werken zich bevonden. Uit het publiek komt de vraag of de onderzoeksresultaten ook openbaar toegankelijk zijn. Nijhoff Asser antwoordt dat ze via het collectiesysteem van Het Nieuwe Instituut al gedeeltelijk toegankelijk zijn en dat het de bedoeling is om ze via Linked Open Data aan andere databases te koppelen.
Walk & Talk: Van Doesburg
Direct na deze sessies vangt de eerste ronde Walks & Talks aan, waarin projectmedewerkers van Architectuur Dichterbij deelnemers een blik achter de schermen gunnen en vertellen over hun werkzaamheden. De Walk & Talk Van Doesburg neemt het publiek mee het depot in, waar een selectie van schetsen, tekeningen, blauwdrukken en foto's klaarligt. Deze illustreren het verhaal rondom de Van Doesburg-collectie, waarin het ontwerp voor café Aubette centraal staat. De projectleider laat de meest recente aanwinst op de Van Doesburg-collectie zien: het enige nog bestaande model van de Aubette, dat vanwege de kwetsbaarheid plat is ingelijst. Ze vertelt over een andere, kleinere, aanwinst die grondig gerestaureerd is: een tekening die bevestigd is op karton, maar waarvan het zuurhoudende karton de tekening en notities begon te beschadigen. Wies van Moorsel kon bevestigen dat dit karton origineel was. Vervolgens is het karton tijdens de restauratie zuurvrij gemaakt zodat het in de toekomst geen schade meer kan aanrichten aan de tekening.
Keeping the Digital
De sessie Keeping the Digital behandelt vraagstukken rondom archieven die digitaal tot stand zijn gekomen - born-digital data, zoals renders, animaties of 3D-modellen. Martien de Vletter (Canadian Centre for Architecture) introduceert de sessie door de geschiedenis te schetsen van born-digital data in de collectie van CCA. Damjan Kokalevski (Architecture Museum Munich) benoemt problemen die hij constateert bij het archiveren van architectuur: door een gebrek aan een algemeen geldende standaard en compatibiliteitsproblemen tussen soft- en hardware raakt het architectonisch erfgoed langzaam verloren. Ook bevraagt hij de duurzaamheid van de digitale cloud: zowel in ecologisch als economisch opzicht. Tegelijkertijd noemt hij ook oplossingen: hij benadrukt het belang van netwerken om te preserveren en te delen, ziet mogelijkheden om de geesteswetenschappen aan datawetenschap te koppelen en de kenniskloof tussen deze te dichten. Ook benoemt hij de optie om met softwarebedrijven samen te werken in het archiveren van born-digital data. Tijdens de Q&A klinkt hier vanuit het publiek kritiek op, omdat softwarebedrijven heel andere belangen hebben dan archieven.
De rol van software komt ook aan de orde tijdens de presentatie van Ania Molenda (Het Nieuwe Instituut), die enkele inzichten deelt uit haar recent gepubliceerde onderzoek naar de digitalisering van de architectuurpraktijk. Ze noemt de sturende rol die software heeft in de vorming van architectuurarchieven: 'I see software and computer systems as co-architects.' Het digitale archief kan volgens haar worden opgevat als een datascape. Ze adviseert om 'the nerdy side of things' te omarmen en Artificial Intelligence (AI) te gebruiken om deze archieven te ontsluiten.
Manon Janssens (Zaha Hadid Architects) vertelt over het enorme born-digital archief van Zaha Hadid Architects, met meer dan 200TB data die via meer dan 250 verschillende soorten software, plug-ins, scripts en programma's ingelezen moet worden. Ze oppert dat het makkelijker is om alle digitale bestanden te behouden dan om een selectie te maken. Het maken van exposities helpt hen bij het archiveringsproces: het tentoonstellingsteam moet op zo'n moment het archiefmateriaal bekijken en beoordelen, waardoor dat gedeelte van het archief op orde wordt gesteld. Alle drie de sprekers zetten hun vraagtekens bij de geringe verantwoordelijkheid die soft- en hardwarebedrijven voelen in het beschikbaar en compatibel houden van de technologie die born-digital data inleest. Het is een realiteit die op korte termijn niet lijkt te veranderen, en waar archieven hun weg in moeten vinden.
In de foyer van Het Nieuwe Instituut staat de VR-installatie Alison’s Room van Paula Strunden. In de talks Alison’s Room I en Alison’s Room II is dit een van de casussen die de mogelijkheden van Virtual Reality (VR) en Extended Reality (XR) verkennen voor archiefonderzoek en het presenteren van archiefdocumenten. Foto Johannes Schwartz.
Future Roles and Practices
In de plenaire sessie Future Roles and Practices vertelt Fiona Cameron (Western Sydney University) over haar onderzoek T_he Future of Digital Data, Heritage and Curation in a More-Than-Human World_. Digitaal erfgoed is volgens Cameron een collectie van digitale realiteiten. Digitaal erfgoed is daardoor niet los te zien van alle aspecten die de wereld tekenen en wordt in grote mate beïnvloed door geografische, sociale en politieke factoren. Dit noemt ze eco-curating: een ecologisch systeem van factoren die samen de context van born-digital erfgoed bepalen. Dit illustreert ze aan de hand van Donald Trumps tweets en de context waarin deze zijn ontstaan en de acties die ze als gevolg hadden.
Het laatste woord is aan stand-up filosoof Laura van Dolron. Gedurende de dag heeft ze in de sessies, thema's en gesprekken gezocht naar verbinding, ontwrichting, emotie en kwetsbaarheid, die ze met het publiek deelt in de vorm van een live column. Die is zo oprecht en openhartig dat een samenvatting er alleen afbreuk aan kan doen. We nodigen u daarom graag uit om haar bijdrage hier in z'n geheel terug te luisteren (start 43:20).
Designing for Engagement
Dag twee van de conferentie Disclosing Futures, Rethinking Heritage vangt aan met de plenaire sessie Designing for Engagement, waarin Gerlinde Schuller (The World as Flatland) en Alexandra Cunningham Cameron (Cooper Hewitt, Smithsonian Design Museum) laten zien hoe digitale technologie kansen biedt voor nieuwe vormen van erfgoedparticipatie, door meer ruimte te geven aan input van gebruikers, publiek en gemeenschappen.
Als voorbeeld neemt Schuller haar persoonlijke onderzoek naar tuinarchitect Mien Ruys, die de gezamenlijke tuin van haar appartementencomplex ontwierp. Uit dat onderzoek trok ze een aantal conclusies. Ten eerste willen gebruikers geen abstracte data, maar een verhaal; de focus op storytelling houdt de aandacht van een publiek langer vast. Daarnaast willen gebruikers verrast worden. Ten derde stimuleren verhalen verteld vanuit verschillende perspectieven het vormen van meningen. Op basis van deze bevindingen ontwikkelde Schuller een systematische methode voor storytelling. Deze gaat ervan uit dat gebruikersgedrag verandert, waarbij het rondstruinen door data net zo belangrijk is als gericht zoeken. Er zijn geschikte filters beschikbaar, het integreert non-lineaire verhaallijnen in het hele systeem en het geeft de gebruiker mogelijkheden tot interactie (community-building). Door Schullers onderzoek naar het tuinontwerp van Mien Ruys en de restauratie daarvan, is er een nieuw hoofdstuk toegevoegd aan het archief en dus aan het verhaal van dit tuinontwerp. Tot slot stelt ze het publiek de vraagt of wij als archivarissen of historici bereid zijn om wat van onze invloed op archiefvorming af te staan en over te dragen aan mensen om hun eigen archieven te maken.
De presentatie van Alexandra Cunningham Cameron sluit naadloos aan op Schullers vraag. Zij vertelt over de totstandkoming van het tentoonstellingsproject Willi Smith: Street Couture, gewijd aan leven en werk van de Amerikaanse modeontwerper Willi Smith (1948-1987). Bij gebrek aan een centraal archief over Smiths leven begon Cunningham Cameron verhalen en materiaal op te halen bij de mensen uit zijn kring. Deze verhalen vormden de kern van het curatorial onderzoek en uiteindelijk van de tentoonstelling. Deze kreeg door covid-19 ook een uitgebreide digitale tegenhanger, waardoor dit crowd-sourced archief in zijn geheel digitaal werd ontsloten.
Rethinking Collecting
In Rethinking Collecting modereert Setareh Noorani (Het Nieuwe Instituut) het gesprek tussen drie sprekers die hun licht laten schijnen over vragen rondom nieuwe benaderingen van het verzamelen en waarderen van erfgoed. Noorani kijkt terug op Fiona Camerons talk van de vorige dag, waarin ze sprak over 'verzamelen met intentie': maar met wiens intentie verzamelen we? 'Erfgoed is geen objectieve nalatenschap, en we dragen verantwoordelijkheid voor onze keuzes,' zegt Noorani.
Hetty Berens (Het Nieuwe Instituut) spreekt over Collecting History, een van de deelprojecten van Architectuur Dichterbij, waarin het verzamelbeleid van Het Nieuwe Instituut kritisch wordt bekeken. Ze beschrijft zeven 'verzamelmentaliteiten', perspectieven van waaruit de huidige architectuurcollectie van het instituut is ontstaan: het genie, architectuur in een sociaal perspectief, keuzes van de toenmalige NAi-directeur D. van Woerkom, architectuur in samenwerking met onderzoeksinstanties, architectuur en cultuur in brede zin, architectuur als presentatie, en tot slot materiaal gerelateerd aan andere onderzoeksprojecten binnen Het Nieuwe Instituut. Als aanbevelingen voor een verzamelbeleid noemt ze het maken van verbinding met anderen - niet alleen met onderzoekers, maar met het brede publiek - en de bereidheid om bestaand archiefmateriaal opnieuw te evalueren.
Martien de Vletter (Canadian Centre for Architecture) introduceert een casus waarin materiaal afkomstig van het Afrikaanse continent wordt geïntegreerd in het CCA-archief. Tijdens dit project liepen ze tegen allerlei vraagstukken rondom kolonialisme aan. Zij kozen voor de post-custodial benadering: om de objecten op hun oorspronkelijke locatie te behouden, onderzoekers op locatie onderzoek te laten doen maar de informatie wel via de wereldwijd toegankelijke database van CCA te ontsluiten. Ze noemt het een omslag van collecting naar connecting.
Jeftha Pattikawa en Erik Mul (Nationaal Archief) delen de ontwikkelingen rondom het dekolonialiseren van hun archief over de afgelopen vijf jaar. Archiefbeschrijvingen plaatsen een archief in een bepaalde historische context, maar de missie van het NA is om 'iedereen te bedienen in het recht op informatie'. Dit doen ze onder anderen door zoektermen en beschrijvingen te herzien op taalkundig en inhoudelijk niveau. Dit is een doorlopend proces, zeggen ze beiden. 'We zoeken naar manieren om de stemmen van deze gemeenschappen bij dat proces te betrekken. Want hoe kunnen we het probleem oplossen als het probleem niet gezien wordt?' In de Q&A vraagt Noorani nog door op Berens' betoog: hoe ga je ermee om als je eigen ideeën en die van het verleden met elkaar conflicteren? Berens: 'Ik denk dat we meer tools of samenwerkingen nodig hebben om in nieuwe projecten dit 'oude' archiefmateriaal te herzien. Het is veel ingewikkelder dan simpelweg vanaf nu andersoortig materiaal te gaan verzamelen.' Je kunt als archiefinstelling al veel eigen stappen zetten, zoals blijkt uit het verhaal van Pattikawa en Mul, maar in de praktijk blijft het vaak maatwerk, zoals de Vletters voorbeeld illustreert.
Walk & Talk Ontwerptekeningen
In de Walk & Talk _Ontwerptekeningen _tijdens de lunch vertellen de registrars van Architectuur Dichterbij over de registratie van objecten, en hoe ze de conservering en restauratie voorbereiden. Aan het begin van het project is een selectie gemaakt op basis van verschillende criteria - actualiteit, maatschappelijke relevantie, fysieke staat van het materiaal - die bepalen welke ontwerptekeningen binnen de looptijd van het project zullen worden geconserveerd. Deze gaan vervolgens naar een van de drie vaste restauratie-ateliers: VANWAARDE, Art Conservation en Art Salvage en Hoogduin Papierrestauratoren. Deze hanteren allen dezelfde richtlijnen, opgesteld door Architectuur Dichterbij. Vouwen worden verwijderd, gaten gedicht, stof en vingervlekken verwijderd, en zuurhoudend papier wordt vervangen voor zuurvrij papier.
Strategies for the Conservation of Analogue Archives
De sessie Strategies for the Conservation of Analogue Archives gaat in op de conservering van analoge architectuurarchieven, met de Zips (zelfklevende plasticfolies) als speciale casus. Papierconservator Marion Cinqualbre licht de problemen toe die er rondom de conservering van Zips ontstaan, zoals het verlies van adhesie, het krimpen van de folie en het vormen van luchtbellen. Daarnaast benoemt ze het terminologieprobleem: archieven die een variant op Zips in hun collectie hebben, gebruiken dikwijls andere begrippen en benamingen in hun databases, waardoor kennis over conservering lastig met elkaar te vergelijken is. Cinqualbre deelt een aantal bevindingen rondom een duurzame conservering van Zips: open lucht is minder schadelijk dan het luchtdicht bewaren, de Zips kunnen beter plat dan opgerold worden bewaard, luchtvochtigheid versnelt de degradatie, licht beschadigt de verkleving, en naast absorberende materialen richt elektrostatische energieschade aan. Tot slot laat conservator Ellen Smit, projectleider van het onderzoek naar analoge reproductietechnieken, een aantal voorbeelden uit de collectie van Het Nieuwe Instituut zien van ontwerptekeningen waarbij gebruik gemaakt is van Zips.
(Un)written Rules
Hoe gaan erfgoedinstellingen om met de ongeschreven regels van eigenaarschap van data, in het bijzonder met het oog op inheems cultuurgoed? In de sessie (Un)written Rules praten Cindy Zalm (Nationaal Museum van Wereldculturen) en Setareh Noorani (Het Nieuwe Instituut) hierover onder leiding van Carolina Pinto (Het Nieuwe Instituut).
Zalm vertelt hoe NMVW steeds verder de collectie-ontsluiting aanpast op basis van nieuwe inzichten omtrent dekolonisatie. Een van de resultaten was de publicatie Words Matter, een lijst van woorden die als aanstootgevend of beledigend kunnen worden gezien. Momenteel is NMVW bezig met het herzien van de omschrijvingen van koloniale objecten in de collectie, en hoe deze vindbaar te maken voor de mensen uit de betreffende gemeenschappen. Door het bewerken van data kan informatie verloren gaan: je bent selectief en daardoor niet objectief. Een voorbeeld is het eigenaarschap van een werk: in bepaalde culturen wordt de hele gemeenschap beschouwd als de maker van een bepaald object, niet slechts één kunstenaar. Daarnaast is registratie een manier van structureren, wat ook niet altijd objectief is. 'Museumcatalogi zijn niet neutraal,' zegt Zalm. 'Het dekolonialiseren van je database is een te groot doel. Je moet kleiner beginnen.' De volgende stappen van NMVW zijn vertrouwen opbouwen jegens nieuwe relaties en hen te betrekken in het toegankelijk maken van databases, de drempel verlagen en datatransparantie vergroten, en samen kennis creëren.
Setareh Noorani presenteert _Collecting Otherwise_, een samenwerkingsproject van de afdelingen Research en Collectie van Het Nieuwe Instituut. Het project biedt een actieve samenwerkingsvorm waarin toegankelijkheid centraal staat: het is belangrijk om de kennis niet alleen te vertalen, maar ook om te bemiddelen. Collecting Otherwise onderzoekt de historische gaten in de collectie op het gebied van queer, feministische en koloniale kwesties. De intersectionele werkgroep bevraagt de blik waarmee gearchiveerd wordt, met als resultaat diverse hands-on tools om toe te passen op een archief. Een hiervan is de *asterisk, een tool vernoemd naar het teken dat normaliter verwijst naar tekst in de marges of de voetnoten. De collectiethesaurus van Het Nieuwe Instituut wordt uitgebreid met meer informatie en er worden notities toegevoegd waardoor de gebruiker de informatie kan bevragen. Met behulp van *asterisk worden de marges de primaire drager van een verhaallijn.
In de Q&A vraagt Pinto aan Zalm hoe we kunnen zorgen dat het proces van het dekolonialiseren van de collectie sneller gaat. Zalm denkt dat het goed is dat het langzaam gaat, zodat het dekolonialiseren als actie kan bezinken. Vervolgens stelt iemand uit het publiek de vraag hoe de sprekers omgaan met verschillende blikken binnen één gemeenschap. Zalm antwoordt: 'Ik denk niet dat hier een simpele oplossing voor is. Uiteindelijk is het doel om een gemeenschap te helpen een relatie tot hun cultureel erfgoed te ontwikkelen. Linked Open Data kunnen erbij helpen hun eigen verhaal te vinden.' Ook vraagt iemand of het beter is om ofwel de voorwerpen in hun oorspronkelijke plaats te houden en ze daar digitaal te ontsluiten, of om ze te herplaatsen. Zalm beantwoordt met de wedervraag: 'Voor wie zou dat beter zijn? Het hangt heel erg af van de gemeenschap waarmee je samenwerkt. Dit heeft ook heel praktische kanten: wij zijn bijvoorbeeld gewend om handschoenen te dragen bij het hanteren van een object, maar voor een ander kan het juist belangrijk zijn om een fysieke band met het object te voelen.'
The Other Interface
De conferentie sluit af met de lancering van The Other Interface, een eerste betaversie van het nieuwe collectieplatform van Het Nieuwe Instituut. Gijs Broos, programmamanager Architectuur Dichterbij, vertelt over de totstandkoming van het platform. De bestaande collectiedata zijn omgezet naar Linked Open Data; via triples worden relaties tussen een onderwerp, een voorwerp en de relatie hiertussen bepaald. Deze triples worden tot SPARQL-queries gemaakt. Voor de ontsluiting en presentatie van al deze data werd door ontwerpbureau Linked by Air een gebruiksvriendelijk platform ontworpen. Dan Michaelson van Linked by Air benoemt de vier zaken die ten grondslag liggen aan het ontwerp: een verscheidenheid aan gebruikersgedrag, het zichtbaar maken van de relatie tussen zaken, het verschil tussen data en interpretatie, en het creëren van een gevoel. 'Een collectie ligt verscholen achter een zoekbalk, maar niemand weet wat te typen.' Het ontwerp van The Other Interface staat via horizontale én verticale zoekmethoden diverse manieren van informatie vergaren toe. Op dit moment zijn drie grote databases via The Other Interface gelinkt aan de collectie van Het Nieuwe Instituut: Wikimedia, Getty en het RKD. Broos en Michaelson nodigen instellingen met relevante data van harte uit om zich aan te sluiten bij dit project, dat medio 2023 zal worden opgeleverd.
Verslag gemaakt door Linda Köke.