Art on Display 1949-69
Hoe presenteer je kunst? En hoe kijk je daar als bezoeker naar? Veel museumbezoekers zijn geneigd direct de aandacht op het kunstwerk te richten, onbewust van het feit dat de ontmoeting met het kunstwerk is geënsceneerd door een ontwerper. Art on Display 1949-69 stelt daarom voor een keer het tentoonstellingsontwerp zelf centraal.
MASP, São Paulo, 1968
Lina Bo (1914-1992) verhuisde in 1946 van Italië naar Brazilië met haar man Pietro Maria Bardi, de kunsthistoricus die de eerste directeur zou worden van het Museu de Arte de São Paulo (MASP). Lina Bo ontwierp twee tentoonstellingen voor het MASP in opdracht van haar echtgenoot, voordat de collectie werd verplaatst naar een nieuw gebouw, het wereldberoemde ontwerp waar ze in 1957 aan begon. Het MASP kwam in 1968 gereed en ging een jaar later open voor het publiek. Zowel Lina Bo als Pietro Bardi streefden bij dit project naar iets nieuws en actiefs, iets dat zowel het monumentale als het populaire zou vertegenwoordigen.
Het MASP werd opgericht in 1947 (waarmee het een echt naoorlogs museum is) en was aanvankelijk gevestigd in de Rua 7 de Abril. Bij de eerste tentoonstelling maakte Bo Bardi gebruik van tot aan het plafond reikende aluminium palen waaraan de schilderijen werden bevestigd. Bij de tweede presentatie, in 1950, gebruikte ze dunne metalen steunen die met behulp van kabels in evenwicht werden gehouden, en enkele lichte schermen. Bo Bardi ontwierp bovendien een presentatie van de collectie toen deze van 1957 tot 1959 werd tentoongesteld bij de Fundação A. A. Penteado. Ze kende de collectie dus goed toen ze aan het ontwerp van de derde tentoonstelling begon die in 1968 opende in het nieuwe MASP gebouw.
In die jaren hield Bo Bardi zich ook bezig met het ontwerp van andere tentoonstellingen en museale projecten. In de Braziliaanse context kreeg het idee, dat ze zonder twijfel al in Italië had opgevat, een steeds radicalere uitwerking. Vooral de vijf jaar die Bo Bardi doorbracht in het noordoosten van het land zorgden voor een nieuwe kijk op cultuurbeleving, waarbij ze een vereenvoudiging nastreefde. Ze liet Europa nu bewust achter zich en begon het museum te beschouwen als een school, waar het kind in de volwassene tot uiting komt. Tegelijkertijd merkte ze op hoe vaak bezoekers op dezelfde manier naar een schilderij kijken als naar een winkeletalage tijdens de uitverkoop.
Bo Bardi koos nadrukkelijk voor de ezel als werkgereedschap, de plek waar een schilderij ontstaat, in de vrije ruimte en niet aan de wand. Ze wilde dat schilderijen als werken op zich werden gezien. Bo Bardi zag het als haar taak om het kunstwerk te bevrijden van zijn aura en in een democratische ruimte te presenteren. Wat de inrichting zo indrukwekkend maakt is de niet-hiërarchische, welhaast militante herhaling van de ezels binnen een min of meer regelmatig grid. Bo Bardi zei dan ook dat ze een shock wilde veroorzaken, die tot nieuwsgierige en kritische reacties zou aanzetten. Het idee van de glazen ezels ontstond rond 1963 en kwam wellicht voort uit het feit dat het ontwerp van het gebouw was omgedraaid: het oorspronkelijke plan met een glazen plafond en dichte muren ontwikkelde zich uiteindelijk in een ontwerp met glazen muren en een massief plafond. Vroege schetsen tonen ook ontwerpen voor een ezel die meer dan één schilderij draagt, een idee dat later werd verworpen. Ondanks de indruk van verplaatsbaarheid en tijdelijkheid die met de glazen ezels wordt gewekt, zouden zij bijna dertig jaar lang dienstdoen, tot na het overlijden van Pietro Maria Bardi.
Bewerkte tekst uit de catalogus _Art on Display 1949-1969_