Tuin van Machines
17 april 2015 - 22 augustus 2015
Life’s Artefacts (in the Ten-Thousand-Year Garden)
Naar aanleiding van de 34e Wereldtentoonstelling die op 1 mei opent in Milaan, belicht Het Nieuwe Instituut van 26 april t/m 23 augustus dit fenomeen vanuit verschillende invalshoeken. In de tentoonstelling Tuin van Machines wordt gespeculeerd over een nieuw ecosysteem waarin natuurlijke en kunstmatige wezens samenleven.
Sascha Pohflepp is als Fellow betrokken bij Tuin van Machines. Hij schreef een essay waarin hij onderzoekt hoe de tegenstelling 'kunstmatig-natuurlijk' functioneert in de context van het Antropoceen. Nu de mens de voornaamste veroorzaker van geologische en biologische veranderingen is geworden, worden de begrippen natuur en natuurlijk steeds minder helder in het gebruik. Daarmee wordt ook de vraag opgeworpen wat 'kunstmatig' -de klassieke tegenhanger van 'natuurlijk' - nog betekent. In het begrip 'artefact' blijkt de tegenstelling tussen natuurlijk en kunstmatig te kunnen worden ontstegen, wat nieuwe perspectieven op ontwerpvragen oplevert. De tuin is hierbij een voorbeeld van een klassiek artefact waarbinnen de noties kunstmatig en natuurlijk niet tegenover elkaar staan. De Tuin van Machines is dan een mogelijke metafoor voor de wereld als geheel ten tijde van het Antropoceen.
Het Nieuwe Instituut heeft Sascha Pohflepp uitgenodigd om als fellow van Het Nieuwe Instituut op te treden als adviseur van de tentoonstelling "Garden of Machines". Hij heeft een essay geschreven dat onderzoekt hoe het conflict tussen het kunstmatige en het natuurlijke uitpakt in de context van het Anthropoceen. Nu de mens de voornaamste oorzaak is geworden van geologische en biologische veranderingen, wordt het gebruik van concepten als 'natuur' en 'het natuurlijke' steeds vager. Dit roept de vraag op wat het 'kunstmatige' - het klassieke tegengestelde van het 'natuurlijke' - nog betekent. De term 'artefact' lijkt de tegenstelling tussen het natuurlijke en het kunstmatige te kunnen overstijgen en een nieuw perspectief te kunnen bieden op designvragen. De tuin is een voorbeeld van een klassiek kunstvoorwerp waarin de begrippen 'kunstmatig' en 'natuurlijk' niet tegenover elkaar staan. De "Garden of Machines" kan dus worden gezien als een mogelijke metafoor voor de wereld in zijn geheel in het tijdperk van het Anthropoceen.
De onderstaande tekst werd geschreven door Sascha Pohlflepp, die Arjen Mulder vroeg er zijn eigen commentaar en aantekeningen aan toe te voegen, vanuit zijn professionele perspectief als bioloog en media-theoreticus. Mulder maakte ook deel uit van het adviesteam dat heeft geholpen het project "Garden of Machines" vorm te geven. Het commentaar van Mulder is cursief afgebeeld.
De Tuin
De tuin is mogelijk een van onze oudste culturele technieken. Een plaats waar de mensen die ongeveer tienduizend jaar geleden zijn begonnen de landbouw te bedrijven "een manier hebben gevonden om de natuur te laten doen wat zij wilden dat de natuur deed." Dat kregen ze voor elkaar door een deel van hun omgeving te omheinen, in de zin van Jakob von Uexkülls Umwelt[1], om er voedsel te verbouwen en er gedomesticeerde dieren in rond te laten lopen, zodat hun lichamen konden worden gebruikt als bron van arbeid voor de bewerking van het land, en als bron van vlees of andere materialen, maar ook om esthetische redenen. Veel van de omgevingen die we nu als 'natuurlijk' beschouwen zijn in feite in de loop van deze lange geschiedenis gecultiveerd, of op z'n minst fundamenteel veranderd. In West-Europa zijn bijvoorbeeld vrijwel geen bossen meer die niet door mensen zijn aangeplant. Het zijn Kulturlandschaften, een "actualisering van wat stadsbewoners als natuur zien, een georganiseerde wildernis." Binnen die natuur zijn veel van de "industriële organismen", planten net zo goed als dieren, veranderd, vaak onherkenbaar. Dit is gebeurd door selectief fokken van de kant van de mens, maar ook door het domesticeren zelf dat deze organismen op een co-evolutionair spoor met ons heeft gezet, waardoor ondersoorten en variëteiten zijn ontwikkeld die aan elkaar verbonden zijn door onze respectievelijke behoeften.
[Arjen Mulder, AM] Heb je het echt over een co-evolutionair traject? Is het menselijk lichaam de afgelopen 12.000 jaar veranderd als gevolg van de manier waarop we bepaalde planten- en diersoorten telen en fokken? Blijkbaar waren alle belangrijke evolutionaire veranderingen die nodig waren om de Homo sapiens voort te brengen 150.000 jaar geleden al aanwezig, en is er sindsdien niets fundamenteels aan ons lichaam veranderd. Wat wél is veranderd is onze verhouding tot de natuur. De georganiseerde, sedentaire landbouw was de eerste methode die de mensheid heeft bedacht om de natuur te laten doen wat de mensheid wilde dat zij deed (binnen bepaalde parameters, zoals die van het weer, ziekten, grazers, enz.) De landbouw heeft de opkomst en neergang van steden mogelijk gemaakt, en dat wat 'cultuur' of zelfs 'beschaving' wordt genoemd. De stad bracht een ander soort gereedschappen en technologie voort dan de landbouw, inclusief machines (te beginnen met de menselijke mega-machines die nodig waren om stadsmuren, paleizen en piramides te bouwen). De tuin is de actualisering van wat stadsbewoners als 'de natuur' zien, de tuin is een georganiseerde wildernis. Hij is geen dichtbegroeid oerwoud of een moeras, maar bestaat uit velden en bomen en kronkelende paden. In tuinen tref je soorten aan die inderdaad co-evolueren met de menselijke soort. Toen koeien, honden, katten, kippen en bepaalde andere diersoorten besloten zich te laten domesticeren, sloegen zij een ander evolutionair pad in en lieten ze zichzelf diversifiëren tot een breed scala aan ondersoorten, rassen en variëteiten. Sommige planten gingen sterke banden aan met mensen: granen als voedsel, grassen als voedsel voor hun vleesmachines, bloemen vanwege hun schoonheid, kruiden vanwege de psychedelische 'wijsheid van de plant'. Dat zijn inderdaad voorbeelden van co-evolutie. De relatie tussen mens en natuur was er een van diefstal en plundering. Zoals de bestuursvoorzitter van Exxon heeft gezegd: "De Golf van Mexico is een hele grote zee. De hoeveelheid olie en dispergeermiddel die wij erin hebben laten vloeien is heel klein in verhouding tot het totale watervolume."[2] Maar dat is geen 'tuin', en fracking is ook geen 'tuin'. We leven inderdaad in de Tuin van de Machines, maar buiten de muren daarvan, in de echte wereld, heeft de natuur besloten (aldus James Lovelock[3]) om zich in nóg een andere richting te ontwikkelen en de omvang van de mensheid terug te brengen tot zo'n 600.000 individuen. Zij zullen leven in Gardens of Machines, met elkaar communiceren via een waarschijnlijk op kabels gebaseerd netwerk, in een verwoeste wereld die slechts een paar miljoen jaar nodig zal hebben om zich te herstellen van het evolutionaire experiment Homo sapiens - het wezen met een bewustzijn.
Machines
Veel later kwamen de machines. Mechanismen, geproduceerd aan het begin van de Industriële Revolutie, waren "solide delen die samenwerkten", op zo'n manier dat ze andere zaken als katrolsystemen of waterpompen in beweging konden zetten, waardoor het vermogen van de mens om zijn omgeving er anders uit te laten zien enorm werd uitgebreid. Voor zo veel extra kracht was energie nodig, en om die aan de hongerige machines te kunnen verstrekken gingen we naar de gefossiliseerde bossen uit het verleden graven, om "de energie te bevrijden [&] die daarin dankzij het zonlicht van vroeger lag opgeslagen, en [die] weer opnieuw te laten circuleren", zoals Heinrich Hertz al in 1885 had opgemerkt[4], misschien met een voorgevoel over het mondiale probleem van een opwarmende planeet die dit zou veroorzaken.
De evolutionaire route van deze levenloze machines werd vaak gekenmerkt door innovatie die haar oorsprong vond in imitatie. Het lichaam van een paard, een van de voornaamste 'dommekrachten' in de oertuin, was bijvoorbeeld wat James Watt in zijn hoofd had toen hij eind achttiende eeuw zijn stoommachine ontwierp. Hij kwantificeerde het voorheen kwalitatieve werk dat een paard kon verrichten met verrassende nauwkeurigheid (één paardenkracht staat gelijk aan het in één seconde optillen van 75 kilogram over de afstand van één meter), om de arbeid van levende en levenloze 'machines' beter met elkaar te kunnen vergelijken. Misschien is dit de reden dat we "louter die aspecten van de natuur kunnen begrijpen die we mechanisch hebben kunnen reproduceren," aldus bioloog Arjen Mulder.
[AM] Ik citeerde Adrien Turel.[5] Maar ja, als je eenmaal een vliegtuig kunt bouwen, begin je niet alleen te begrijpen hoe zwaluwen vliegen, maar ook hoe vleermuizen en vlinders dat doen. Technologie is een praktische methode die de wetenschap in staat stelt natuurlijke processen te conceptualiseren.
Levende machines
Met de geleidelijke ontdekking van DNA in de eerste helft van de twintigste eeuw en het daaruit voortvloeiende inzicht in de manier waarop genetische informatie wordt geëncodeerd en uitgedrukt, zijn onze manipulatieve vermogens ten aanzien van het levende substraat met de minuut toegenomen, waardoor hele nieuwe onderzoeksterreinen zijn ontstaan, zoals dat van de synthetische biologie. Via dergelijke inspanningen wordt het leven gevoed door de mechanistische interpretaties ervan, zoals die worden belichaamd in de stoommachine. Er worden momenteel enorme sommen geld uitgegeven aan pogingen om organismen te koppelen aan de informatie-machines die wij computers noemen - in de overtuiging dat het leven, op zijn meest fundamentele niveau, ook een moleculair informatieverwerkend proces is. De droom die binnen handbereik lijkt te liggen is die van een werkelijk levende machine, die op informatie en energie loopt, en in staat is vrijwel alles te maken of te worden, slechts gebonden door de natuurwetten, maar niet door zijn mechanische beperkingen.
Zulke machines zijn allang onder ons, zoals bijvoorbeeld de genetisch gemanipuleerde E. coli micro-organismen die sinds 1982 menselijk insuline produceren. Dit zijn niet louter imitaties van lichamen, maar zélf speciaal ontworpen lichamen. Zij vertegenwoordigen zowel de dynamische complexiteit als de bijzondere drijvende krachten van het leven. Als zodanig functioneren zij heel anders en zijn zij "loyaler aan de evolutie dan aan de menselijke aspiraties"[6], een domein waarin de waarschijnlijkheid - de vijand van de betrouwbaarheid, die de ingenieurs van de Industriële Revolutie voorgoed uit de technologie dachten te hebben uitgebannen - een comeback lijkt te zullen maken.
Al rond de tijd van de ontdekking van DNA door Francis Crick en James D. Watson zei de Franse filosoof Georges Canguilhem dat een levende machine "veel minder gebonden zou zijn door doelgerichtheid en veel meer open zou staan voor allerlei mogelijkheden, [omdat] het leven in ieder opzicht onderzoekend is."[7] Er zullen informatie-machines als computers aan te pas moeten komen om die veel ongrijpbaarder kunstvoorwerpen te begrijpen en te maken. Dit is een ander, en misschien wel het meest opvallende, aspect van co-evolutie en ecologie in dit nieuwe tijdperk. Door deze combinatie van levende materie, waarschijnlijkheid en ontluiking, en door de met behulp van computers verkregen inzichten en ontwerpen, zal de toekomstige tuin naar alle waarschijnlijkheid kunnen bloeien.
[AM] Ik was al bang dat je dit punt zou gaan maken. Levende machines. Denk aan Lewis Mumford,[8] die beweerde dat de enige reden waarom wetenschappelijke concepten en procedures bij mensen passen is dat de wetenschap mensen sowieso als machines beschouwt. De wetenschap gaat over objecten in de wereld die als machines worden gezien. De nieuwe, door stoom aangedreven, kolen-verslindende mechanische machines van de IJzeren Eeuw rond 1800 brachten de moderne wetenschap van de 19e en begin 20e eeuw voort. De wetenschap is een conceptualisering van de techniek. Vandaag de dag leven we in een ander tijdperk, niet alleen in dat van de informatica, maar ook in dat van de biogenetica. Monsanto-graan [9]is een bio-machine die zich voedt met Monsanto-gifstoffen, en alles en iedereen doodt wat in de buurt komt, inclusief mensen. Biogenetica is de nieuwe technologie die - dankzij zorgvuldige onderzoek - een nieuwe reeks concepten en procedures mogelijk maakt. Een nieuw soort wetenschap. Timothy Morton noemt het 'ecologie zonder natuur'[10]. Ik ben het daar niet mee eens, want de natuur is niet verdwenen, en dat is precies het probleem als het gaat om de opwarming van de aarde en de 'ecologische droefheid.' De natuur is nog altijd alles wat zich aan de controle van de mens onttrekt. Ik onderschrijf het idee van Eén Natuur, onze planeet zoals je die vanuit de ruimte kunt zien. Technologie is gewoon een andere vorm van natuur, waarin op mechanische wijze met dode materialen wordt gebouwd, in plaats van met levende, zoals de Natuur doet bij het ontwerpen van soorten en de inrichting van eco-systemen. Wij zijn kinderen van het systeem Aarde. Is de mensheid dan gewoon dom geworden? Verblind door een abstracte waarde, geld? Is zij het grootste deel van de dag gekluisterd aan schermen? Ta-da-da, daar komt de Natuur binnen in de persoon van de Klimaatverandering. De levende machines nemen wraak. Gaia probeert de parasiet Homo sapiens om zeep te helpen en dreigt zelf ten onder te gaan aan de daartoe geleverde inspanningen.
Wat is een artefact ...
Dit roept de vraag op wat we eigenlijk met de begrippen 'artefact' en 'kunstmatigheid' bedoelen. In de experimentele wetenschappen is een artefact het 'spoor' dat duidt op de aanwezigheid van de mens, het kenmerk van een techniek, een vergissing die het ware beeld van de natuur verstoort. Maar op andere terreinen die dichter bij de menselijke verbeelding liggen, zoals kunst, design of techniek, is het artefact dat waarnaar wordt verlangd, de zeldzame vrucht van de menselijke inventiviteit en nijverheid. Voor zover we dat nu kunnen weten, zal de tuin van de machines waarschijnlijk worden bevolkt door entiteiten die aspecten van beide definities zullen delen, maar wat voor soort artefact vormen deze nieuwe machines nu precies? Onze heldere defintie van het artefact vervaagt wanneer er een genetische code wordt geïnjecteerd in een half-solide, nog niet helemaal goed begrepen, zogenaamde informatie-machine, zoals dat het geval was met het micro-organisme "Synthia"[11] van het J. Craig Venter Institute, een Mycoplasma capricolum organisme, dat zich transformeerde in de digitaal gesynthetiseerde M. mycoides JCVI-syn1.0. Maar zouden de soorten die in die laatste tien millennia met ons zijn mee-geëvolueerd op grond van deze definitie dan niet ook artefacten kunnen zijn, evolutionair gemarkeerd door onze eigen aanwezigheid, net als zij?
Een eenvoudige oplossing van dit probleem zou kunnen bestaan uit het oprekken van het concept van de natuur zelf tot "producten van de verbeelding, waarbij ieder deel een of ander uiteindelijk doel of design dient, dat ooit alleen maar in een droom is bedacht; zij zijn dus de directe of indirecte producten van een technische activiteit die net zo authentiek organisch is", zoals Georges Canguilhem al in de jaren vijftig had voorgesteld. Toch lijkt het alsof artefacten in de tuin der machines een nieuw soort object zijn, dat misschien beter kan worden beschreven aan de hand van de erfelijke techno-culturele context waarin zij zijn opgedoken. Volgens bioloog en complexiteitsonderzoeker Manfred Laubichler worden zulke relaties steeds serieuzer in overweging genomen, nu "de avant-garde van de evolutionaire biologie probeert zich de evolutie voor te stellen als een transformatie van complexe netwerken, en niet zozeer als de uitkomst van allerlei variabelen binnen een populatie, waardoor zij een historische dimensie en meer verbindingen krijgt."[12]
... in het Anthropoceen?
En dit proces omvat méér dan alleen het manipuleren van levende entiteiten. De mijnbouw, de industrie en de scheepvaart hebben een enorm wereldwijd systeem geschapen, waarin materie zich bijna gedraagt alsof het informatie is en gaandeweg "allerlei materialen over de hele wereld verspreidt [en] nieuwe niches voor de evolutie creëert."[13] We lijken "een golf te hebben geproduceerd, die ons meevoert"[14], een golf met een richting. En hoewel het iets is dat we onbewust in het leven hebben geroepen, beginnen we het langzaamaan een naam te geven, waarmee we ons eigen auteurschap en onze mogelijke verantwoordelijkheid kunnen aanduiden: het Anthropoceen. En hoe zit het eigenlijk met het Post-Anthropoceen, het tijdperk dat al is gepostuleerd door de theoreticus Benjamin Bratton, en - op een planeet die nog een paar miljard jaar vol toeval voor de boeg heeft, voordat hij onvermijdelijk door een groter wordende zon zal worden verzwolgen - zeer waarschijnlijk op het Anthropoceen zal volgen? Zullen we in de verre toekomst worden herkend aan de hand van de dunne laag zeldzame materialen die we hebben opgegraven en verwerkt in onze technologieën, overeenkomstig de "dunne laag iridium die door de asteroïde op aarde is achtergelaten die de Vijfde Uitstervingsgolf op gang bracht"?
[AM] Ja, het Anthropoceen. Het klinkt als een overwinning. We hebben de aarde veranderd in een proces dat absoluut nieuw is in de paleontologie. Eén soort probeert de controle te verkrijgen over alle andere. Geeft zich over aan eco-engineering, geo-engineering en gene tech. Besluit wie er gaat overleven en wie er zal gaan sterven in de Zesde Uitstervingsgolf. Is in staat één soort sorghum of aardappel over de hele wereld te verspreiden, ongeacht de locale omstandigheden. En we zijn een planeet van kippen; er zijn ruim 19 miljard kippen op aarde. De kippen hebben die positie verkregen dankzij hun trouw aan de menselijke soort. Okay, de levensomstandigheden voor de productieve werkers zijn beroerd, maar dat krijg je nou eenmaal als je met mensen omgaat. De kip- en haan-aristocratie lijkt het heel goed te doen in haar bio-industriële onderkomen. Dus 'Chickenocene' of wat je daarvan ook kunt maken in het Latijn is net zo'n toepasselijk begrip als 'Humanocene'. Wij veroorzaken de eerste uitstervingsgolf met een biologische oorsprong. Geen uitbarstende supervulkanen of verpletterende kometen ditmaal, het zijn slechts jij en ik. Wij zijn de oorzaak van een gigantische uitstervingsgolf, die waarschijnlijk net zo destructief zal zijn als de golf die 256 miljoen jaar geleden een einde heeft gemaakt aan het Perm-tijdperk, toen zo'n 90 procent van alle soorten in de oceanen is gestorven, en ruim 40 procent van de soorten die op het land leefden. Toen de komeet 65 miljoen jaar geleden insloeg op het Mexicaanse schiereiland Yucatan en alle dinosauriërs doodde, liet hij over de hele planeet een dunne laag van het zeldzame metaal iridium achter, als een markering van het einde van het Krijt-tijdperk, de grens met het Pleistoceen. Hoe lang zal het Anthropoceen duren? Je krijgt de indruk dat het evolutionaire proces zó snel gaat dat Homo sapiens binnen - laten we zeggen - nog eens tienduizend jaar zal zijn verdwenen, of zal zijn opgedeeld in een stuk of zes post-humane soorten die niet met elkaar te kruisen zijn. Misschien zal de mensheid binnen zo'n kort geologisch tijdsbestek uitsterven, dat we - in plaats van als een trots Anthropoceen - zullen eindigen als de dunne laag iridium die overblijft na de vijfde massale uitstervingsgolf.
Hoewel de biologie slechts voor een deel solide is, is zij in staat een grote hoeveelheid informatie vast te houden. We zijn al langere tijd bezig geleidelijk onze eigen geschiedenis in de ononderbroken keten van het leven te griffen, en hoe beter we worden als auteurs en bewerkstelligers van de uitwisseling van dergelijke informatie, des te meer zal dat wat nog steeds natuur wordt genoemd deel gaan uitmaken van de zogenaamde "technosfeer". In de gebruikelijke beeldvorming van het 'Internet of Things' functioneren de hedendaagse actoren op een anthropometrische schaal, terwijl de toekomstige bewoners van de tuin, mogelijkerwijs daartoe in staat gesteld door de technologische opvolger van de enorme adresseringsruimte van het IPv6-communicatieprotocol, wel eens op een heel andere schaal met elkaar zouden kunnen praten. Arjen Mulder herinnert zich een slogan op een muur, begin jaren tachtig in Berlijn: 'Als de mensheid eenmaal aan zijn einde is gekomen, zullen de dingen pas echt beginnen' ("Wenn's mit der Menschheit zu Ende ist geht's erst richtig los"), wat niet alleen duidt op "nieuwe soorten kennis, maar ook op een nieuw soort organisme, een nieuwe dimensie." Misschien is dat er één die meer lijkt op de vrijwel niet te bevatten moleculaire snelheid en ruimtelijke complexiteit die de werkelijkheid is van de cellen die we vandaag de dag pogen te produceren.
Een culturele herwaardering van het begrip 'kunstmatigheid' zou ook andere, meer politieke implicaties kunnen hebben in het menselijk domein, omdat noties van evolutie en ecologie vaak worden gebruikt als referentiekaders, waarbij aan de eerstgenoemde een concurrerende, conservatieve betekenis wordt toegekend en aan de laatstgenoemde een politiek progressievere, meer alomvattende en harmonische. Toch is het van groot belang te wijzen op het feit dat dit allemaal anthropocentrische noties zijn, toegeschreven aan complexe en tegenstrijdige werkelijkheden die grotendeels worden bevolkt door niet-menselijke actoren. Om ons beeld van dergelijke systemen, de hedendaagse wetenschappelijke kijk daarop en onze eigen rol daarbinnen met elkaar te verzoenen, zou het van essentieel belang kunnen zijn te proberen ons eerst bewuster te worden van onze eigen projecties, die net zozeer lijken te zijn geworteld in continentale romantiek als in de utopische en apocalyptische visioenen van de jaren zestig. Posities die Benjamin Bratton identificeert als "deel van de textuur van een morele gemeenschap, [uitingen van een] reactionaire en zeer conservatieve levenshouding."[15]
Eén Natuur
[AM] Het leven op aarde bestaat al 3,7 miljard jaar, in één ononderbroken keten van kleine organismen die hun leven aan anderen doorgeven, zich reproduceren, en het leven op die manier door miljarden jaren van slijk verder dragen, en alle biotechnologische ontdekkingen doen die tot de hele evolutionaire keten tot nu toe hebben geleid. Ieder levend lichaam, niet alleen dat van ons, maar van iedere plant, boom, vogel, viervoeter en bacterie, is in een ononderbroken keten verbonden met ieder ander levend lichaam dat ooit hier op aarde heeft geleefd en hier vandaag de dag nog leeft. De evolutie vertelt het verhaal van de ecologieën waarmee Gaia in de loop van 580 miljoen jaar van het veelcellig, organisch leven voor de dag is gekomen. Al die prachtige werelden van mossen, varens, equisetales en pijnbomen, en tenslotte - in het Neogeen - de tropische jungle en de wouden van breedbladige loofbomen, zonder enige waarnemer die met plezier de dagen aan zich voorbij heeft zien trekken; louter het Leven dat danst en het Spel van de Evolutie speelt. Deze planeet was best een leuke plek om te leven, totdat de apen er een bende van maakten, zoals een van de psychedelische, intergalactische paddenstoelen zei toen Terrence McKenny hem vroeg waarom zij ervoor hadden gekozen zich op de aarde te vestigen. Toen wij mensen op het toneel verschenen en de technologie uitvonden, kostte het slechts twaalfduizend jaar om de raketten te bouwen die de ruimte in gingen en op de maan landden. En daar hief Neil Armstrong zijn hoofd op, en het donkere glas van zijn helm, zodat hij aan een donkere nachthemel de blauwe planeet kon zien: The Whole Earth. Gaia had een instrument gebouwd waarmee van buitenaf en van een afstand een beeld van zichzelf gegenereerd kon worden. De godin wilde zichzelf als één levend lichaam zien, als Eén Natuur, en niet als een verzameling van wezens vol verborgen pleziertjes en pijnen die we levende wezens noemen - niet alleen maar levende machines. Er schuilt iets spiritueels in evolutie en ecologie. Hegel was iets op het spoor toen hij het had over de geschiedenis als het proces van de zelfverwezenlijking van de Geest, alias het Absolute. Waarom zijn wij mensen eigenlijk nodig in dat evolutionaire proces, juist op dit moment? Wat is ons antwoord op het 'Ken u zelf' van de Absolute Geest? Het bewustzijn vloeit voort uit de zelf-stimulatie van ons zintuiglijk systeem met externe middelen: taal, hiërarchieën, huizen, gewoonten, cultuur, planten en mede-dieren, architectuur, communicatiemiddelen, rituelen, fysieke aanraking, beelden, touch screens. Bewustzijn is het resultaat van bemiddeling. Technologie komt altijd eerst. Eén persoon beroert de tamtam en een ander decodeert de boodschap. Het is louter door bemiddeling dat informatie een betekenis krijgt. Wij zijn het medium van Gaia. Wij fucking mensen. Wat ís de boodschap? Die vraag is nu aan de orde als het om de kunsten, het design, de literatuur en de andere 'creatieve' uitingen gaat, of om wat ik liever het werk van de verbeelding noem. Als er geen God, geen Buitenstaander, geen Hulp van waar dan ook is; als het louter om materie gaat en om onszelf - om materie met zijn krachten en fysieke wetten, en om onszelf met ons immateriële bewustzijn, onze technologische drijfveren, informatiesystemen, en voelende en verlangende machines: wat verdedigen wij dan? Als wij ons bezighouden met kunst of wetenschap of theorie of het curatorschap - wat proberen we dan één generatie verder te brengen in de evolutie van de levende geest? Het leven is breekbaar, maar ook veerkrachtig. Het bewustzijn kan binnen een paar jaar bloeien en sterven. Het Midden-Oosten is één groot kerkhof van onthoofde, voorheen onsterfelijke goden. Wat staat er op het spel? Wat is de boodschap? Welke liederen zingt men tegenwoordig in de Tuin der Machines?
Artefacten als kenmerken van leven
Een hypothese: wat als artefacten geen menselijke voortbrengselen zijn, maar kenmerken van het leven zelf? Wat als er geen verschil is tussen de eerste chemische informatie-uitwisseling binnen de vesikels die levenloze chemicaliën omsloten, ons en de nieuwe machines waarmee we de tuin van de toekomst zullen bevolken? Wat als, om de gedachtenlijn van Arjen Mulder voort te zetten, "het louter om materie gaat en om onszelf, om materie met zijn krachten en fysieke wetten, en om onszelf met ons immateriële bewustzijn, onze technologische drijfveren, informatiesystemen, en voelende en verlangende machines; wat verdedigen wij dan?" Dan wordt het beeld van de tuin, deze wezenlijk kunstmatige ruimte die door een verscheidenheid aan actoren wordt bevolkt, ook zinvoller.
Of in de woorden van Georges Canguilhem, zij het gelezen in een her-verbeelding van zijn eigen betoog van alles-als-natuur: "Als we de technologie beschouwen als een universeel biologisch fenomeen en niet langer simpelweg als een intellectuele oefening die door de mens moet worden bedreven, dan stelt zij de mens in staat in continuïteit met het leven te leven, en niet in een staat van afscheiding waarvoor wijzelf door toedoen van de wetenschap verantwoordelijk zijn."
Het heroverwegen van de kunstmatigheid, waarvoor de erkenning van het Anthropoceen een eerste stap lijkt, kan betekenen dat we een nieuw perspectief verkrijgen, van waaruit we naar ons eigen handelen kunnen kijken, zowel in de diepte van de tijd en vanuit een enigszins post-ideologisch standpunt, als in perioden van tienduizenden jaren en meer, waardoor al te anthropocentrische overwegingen in de mist van de tijd zullen verdwijnen.
We weten niet waar de eerste tuiniers in geloofden, maar de genetische informatie die zij hielpen creëren is nog steeds met ons. Als je naar een kruidenierswinkel gaat en een maiskolf pakt, raak je de materiële expressie daarvan aan. Het lijkt erop dat het omarmen van zo'n inzicht ons - dat wil zeggen: ons niveau van geëvolueerd bewustzijn - veerkrachtiger kan maken, door zowel de kracht als het potentieel te laten zien, maar ook het dunne ijs waarop we ons voortbewegen naar het tijdperk dat na het Anthropoceen komt, over tienduizend jaar of nog veel verder weg.
[1] Jakob von Uexküll, A Stroll Through the Worlds of Animals and Men: A Picture Book of Invisible Worlds, Springer, 1934.
[2] Tony Haywarth.
[3] In James Lovelock, The Revenge of Gaia, Santa Barbara (Cal) 2006.
[4] Heinrich Hertz, On the Energy Balance of the Earth, 1885.
[5] Zie: Adrien Turel, Von Altamira bis Bikini, Die Menschheit als System der Almacht, Zürich 1947/1987.
[6] Alexandra Daisy Ginsberg in Synthetic Aesthetics, MIT Press, 2013.
[7] Georges Canguilhem, "Machine and Organism" in Incorporations, Zone Books, 1992.
[8] Lewis Mumford, Technics and Civilisation, Chicago 1934/2010.
[9] Soya and Pigs.
[10] Timothy Morton, Ecology without Nature, Cambridge (Mass.), 2009.
[11] Een term die voor het nieuwe organisme is bedacht door actiegroep Erosion, Technology and Concentration (ETC).
[12] Manfred Laubichler op de Anthropocene Campus, HKW Berlin, November 2014.
[13] Armin Reller op de Anthropocene Campus, HKW Berlin, November 2014.
[14] Peter K. Haff op de Anthropocene Campus, HKW Berlin, November 2014.
[15] Benjamin H. Bratton in gesprek met Klaas Kuitenbrouwer, Amsterdam Februari 2015.
Vertaling: Menno Grootveld