Nieuwe Instituut
Nieuwe Instituut

Huis Sonneveld

Tijdelijk Modemuseum

31 augustus 2015 - 30 mei 2016

Home

De Straat (1965-1975)

Straatmarkten en tweedehands-winkels introduceren een ready-made alternatief voor de Nederlandse zelfmaakmode. Mode ontstaat nu letterlijk op straat; niet door internationale couture te imiteren, maar door bestaande kledingstukken op eigenzinnige wijze te combineren met de stad als publieke catwalk. In het magisch centrum van dat universum - Amsterdam - ontstaat een eclectische kledingstijl waarin de drager ontwerper én model is, lang voor de modeblogger die rol voor zich zal opeisen. Helmut Lang wordt decennia later geïnspireerd door de vrijheid van het Nederlandse straatbeeld, terwijl Maison Martin Margiela het anarchistische wit van Provo adopteert.

Foto Johannes Schwartz

Michelangelo Antonioni's film Blow Up gaat in 1966 in première. De film kent twee voorname plaatsen van handeling: de studio van een Engelse modefotograaf en de straten van Londen waar een nieuwe jeugdcultuur het heft in handen neemt. Onder het oog van de generatie die door hard werken en spaarzaamheid de herinnering aan de oorlog trachtte weg te blazen, vieren zij liefst in de publieke ruimte hun ongelimiteerde vrijheid. Kleur en figuratie verdringen het grauwe functionalisme. Mode eerder dan kleding onderscheidt de interessante van de oninteressante mensen. De houding voor de camera is al even gekunsteld als de extase van een groep feestvierders op straat. Het nieuwe leven is niet langer een heimelijk beleden vorm van recalcitrantie, maar een openlijk schouwspel. De straat wordt het toneel van de fluwelen opstand. Bescheidenheid is geen optie. Liever te uitbundig dan onopgemerkt.

Swinging London past op dat moment in een rijtje wereldsteden dat strijdt om de mondiale hegemonie als het gaat om mode en jongerencultuur. San Francisco, Kathmandu en Amsterdam deponeren elk hun eigen claims. En geleidelijk weet Amsterdam zich haast geruisloos op te werken tot het magisch centrum van de wereld, waar zich simultaan een aantal verwante stromingen presenteren: van Provo en Fluxus tot de hippies van het Vondelpark. De kledingstijlen verschillen, maar in elke stijl zit een lokale variant waarmee de verschillende groepen zich als internationale voorlopers manifesteren. Het wit van Provo, de tweedehands kledingmarkt van de jongerencultuur en de exotische patronen waarmee de hippies zich als wereldreizigers manifesteren, liggen aan de basis van uiteenlopende mondiale stijlen: van politieke anarchie tot escapisme.

Waterlooplein, 1966. Foto Ben van Meerendonk. Collectie Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis

The Fool

Het muziekgezelschap The Fool - met Simon Posthuma, Marijke Koger, Barry Finch en Josje Leeger - trekt halverwege de jaren zestig eerst naar Londen en vervolgens naar de Amerikaanse Westkust waar ze furore maken met hun psychedelische ontwerpen. The Fool opereert gaandeweg vooral als designcollectief en ontwerpt platenhoezen voor The Beatles, werkt met bands als The Cream en Procol Harum en richt met Lennon and McCartney ook de winkel voor hun Apple label in. In Los Angeles beschilderen ze onder meer het Aquarius Theatre, waar op dat moment de musical Hair de geest van de sixties tot een commerciële mega-hit omtovert. The Fool vertegenwoordigt het radicale voorbeeld van een Nederlandse mode die weliswaar professionaliseert, maar blijvend uitdrukking is van een mentaliteit, die zowel pragmatisch als confronterend kan zijn. In Amsterdam ontstaan clubs als Fantasio en Paradiso; specifieke plekken waar de cocktail van muziek, drugs, vrije liefde, mode, exotisme en experimenteerdrift alle ruimte krijgt. Reizen naar Ibiza, en vooral naar het Verre- en Midden-Oosten behoren tot de verplichte bedevaarten. Leeger en Finch vormen de avant-garde, die in de PC Hooftstraat een eigen boetiek openen.

Kenmerkend aan de kledingstijlen die Amsterdam voortbrengt is de rol voor de amateur of in het vocabulaire van vandaag de positie van de maker. Waar de huisvrouw zich in de eerste naoorlogse jaren nog het beeld van de couture toe-eigende en dat namaakte, is er nu daadwerkelijk sprake van een zelf ontworpen, zelf samengestelde, zelfmaakmode.

Het Waterlooplein biedt het materiaal voor de nieuwe straatstijl. In feite gaat het hier om een verdere ontwikkeling van de gedemocratiseerde Nederlandse mode, waar de gebruiker zijn eigen combinaties maakt van tweedehands kledingstukken en accessoires: de overblijfsels van een op gang komende consumentenmarkt.

Een commercieel systeem heeft zich nog niet gemanifesteerd: vooralsnog is het Waterlooplein de voorloper van de exclusieve winkelstraat van nu en ben jijzelf ontwerper en model tegelijkertijd. Toch zal deze esthetiek, waar geen ontwerper aan te pas is gekomen enkele jaren later aan de basis staan van het succes van een van de belangrijkste ontwerpers: Helmut Lang. Hij is degene die aan het begin van de jaren tachtig regelmatig Amsterdam en beroemde tweedehands winkels als Lady Day bezoekt en de gedemocratiseerde mode van de straat benut voor zijn geraffineerde interpretaties.

Naast deze esthetiek van de straat, biedt de Nederlandse mode ruimte voor meerdere opvallende conceptuele uitspraken, waaronder die van Provo - beïnvloed door de kunstbeweging Fluxus - en Fong Leng, een ontwerper die zich nimmer als modeontwerper heeft gezien, noch van kleding sprak, maar altijd refereerde aan haar kunstenaarschap en haar 'creaties'.

Josje Leeger en Marijke Kooger (1965) by Jac. de Nijs / Anefo - Nationaal Archief. Licensed under CC BY-SA 3.0 via Commons

Provo

Geen andere naoorlogse beweging heeft zo'n grote invloed gehad op de betekenis van wit als Provo. Het wit van Provo is niet het wit van het modernisme, noch dat van Le Corbusier, het is het wit van de kwast. Het wit van de activist die zijn overtuigingen op de muren van de stad kalkt. De witte fiets, het witte pak waarin provo Rob Stolk in het huwelijk treedt, de witkar van Luud Schimmelpennink: het zijn de producten van een vriendelijk anarchistisch verzet tegen de consumptiemaatschappij. Mode wordt niet aangeschaft maar gemaakt en mode is wit. De industrie is dan nog steeds geen bondgenoot voor de Nederlandse mode. Antirookmagiër Robert Jasper Grootveld daagt de tabaksfabrikanten uit; ideoloog Roel van Duijn tart het politieke establishment. De kleur wit symboliseert het optimistische geloof in een democratische samenleving waarin het individu zich vrij kan ontwikkelen. Toch zal het nog jaren duren voordat Japanse modeontwerpers met een tegenantwoord komen; zwart! En vervolgens zullen we weer tien jaar moeten wachten totdat Martin Margiela de kwast opnieuw in de witte verf zal dopen.

Bruiloft Rob Stolk en Sara Stolk Duijs, 6 oktober 1965, Foto: Jacques Klok, Spaarnestadphoto

Fong Leng

Provo is snel na het ontstaan uitgedoofd, de parken en pleinen zijn zelfs voor de laatst overgebleven hippies geen aantrekkelijke verblijfplaats meer. Om te ontsnappen aan conventies van de gepolitiseerde straatcultuur (Nieuwmarktrellen, 1975) en opnieuw een gevestigde orde te omzeilen, ontstaat een clubcircuit waarin het exotische nog wat verder wordt uitvergroot. En dat terwijl het publieke theater van de straat nog een laatste keer een sprookjesachtige vertaling krijgt in de persoon van Mathilde Willink, vrouw van de schilder Carel Willink en vooral het publieke uithangbord van een hedonistische partycultuur, aangekleed door Fong Leng. De tijden van 'less is more' lijken definitief voorbij.

Luipaardmantel, Fong Leng, foto Amsterdam Museum By Dennis Veldman via Wikimedia Commons

Nieuwsbrief

Ontvang als eerste uitnodigingen voor onze events en blijf op de hoogte van komende tentoonstellingen.