Invented from Copies
De introductie van Zips in de architectonische ontwerppraktijk
Glanzend, mat, doorschijnend, zelfklevend, glad en flexibel. Magenta, blauw, geel, rood en oranje. Stippen, lijnen, rasters, cirkels en andere abstracte patronen, maar ook auto's, fietsen, brommers, mannen, vrouwen, kinderen, stoelen, tafels, wastafels, kasten, bomen, cijfers en letters. Het assortiment aan zelfklevende folies dat te koop was om op allerlei soorten documenten te plakken was enorm rond 1965. De archieven van het Nieuwe Instituut zitten er vol mee, vooral na 1960 duikt dit instant-materiaal vaak op in de collectie.
Conservator Ellen Smit onderzocht de introductie van deze reproductietechniek in de architectonische praktijk en hoe die tussen 1955 en 1985 steeds meer terrein won.
Invented from copies: de Zip. Film van Pia van den Beuken.
Architecten roemden het bevrijdende karakter van het materiaal: makkelijk verkrijgbaar, eenvoudig toe te passen en de uitstraling drukte de culturele vernieuwing uit waar ze naar op zoek waren. Hoewel na 1985 het gebruik afneemt, hebben de folies ook rond 2000 nog steeds aantrekkingskracht op hedendaagse architecten als Frits van Dongen en Michael van Gessel.
Toch zijn Zips in eerste instantie niet bedacht en ontworpen voor de architectonische ontwerppraktijk. De eerste gebruikers die in bronnen worden vermeld zijn illustratoren en grafisch vormgevers. Vooral in de reclamebranche en de grafische industrie duikt het materiaal al vroeg op. Toch komen de folies veelvuldig en in allerlei gedaanten voor in archieven van architecten. Via welke media of kanalen maakten architecten kennis met dit materiaal? Hoe en waarom gebruikten ze Zips in hun ontwerpen? Hoe is dit materiaal zichtbaar en herkenbaar in de archieven van Het Nieuwe Instituut? En wat zijn de toekomstige onderzoeksvragen met betrekking tot de toepassing van Zips?
Reclamewereld
Zips zijn zelfklevende plasticfolies die industrieel zijn vervaardigd. Ze zijn dun en transparant, in kleur of zwart/wit, met een zelfklevende laag en verwijderbare onderlaag. De aanduiding Zip is ontstaan als een bijnaam onder Franse architecten. Het was een afkorting van het merk Zip-A-Tone, dat vanaf 1937 zelfklevende plasticfolies op de markt bracht.
Cellulose acetaat, op de markt sinds 1911, is een belangrijke grondstof van de Zip. Eerdere varianten van cellulose zijn in de negentiende eeuw ontwikkeld, gepatenteerd en op de markt gebracht voor industriële producten, de reclamewereld, fotografie en de tekenfilm. Walt Disney bijvoorbeeld experimenteerde met tekeningen in combinatie met celluloid bij het maken van zijn eerste tekenfilms in de jaren twintig. Rond die tijd zien ook experimenten in de reclamewereld het licht die van invloed zijn geweest op de ontwikkeling van Zips. Havy Q.R. Crowder bijvoorbeeld verwierf in 1923 in de Verenigde Staten een patent op een nieuw type tekenvellen met geschikte lijm voor de toepassing in de reclamebranche. Zijn uitvinding bestaat uit een tekenblok met voorbedrukte vellen met allerlei soorten patronen en rasters. Illustratoren konden zo kant en klare achtergronden aan hun tekeningen toevoegen. Daarmee werd het handmatig tekenwerk vervangen door een instant product met als doel het werkproces te versnellen. Ook gaf Crowder een recept voor de samenstelling van de lijm, waarmee de diverse vellen konden worden vastgeplakt.
Het is onduidelijk of Crowder het materiaal cellulose acetaat als grondstof voor zijn vellen in gedachten had, maar zijn idee, het werken met voorbedrukte vellen ter vervanging van handmatig tekenwerk, werd een van de 'selling points' van de Zips. Crowder introduceerde zijn uitvinding in de jaren dertig, en in 1937 bracht Zip-a-Tone de eerste Zips op de markt in de Verenigde Staten. Dit bedrijf zou een van de grote internationale spelers worden en tot circa 2004 blijven bestaan.
Kennismaking met de Zips
Er zijn weinig bronnen die duidelijk aangeven hoe architecten in de beginjaren van de Zips in contact kwamen met dit materiaal. Handboeken voor architecten in de jaren twintig en dertig bevelen Zips nog niet aan voor de architectonische ontwerppraktijk. Waarschijnlijk maakten architecten kennis met dit materiaal via tijdschriften, tentoonstellingen, beurzen en reclames, waarvoor het materiaal in eerste instantie op de markt was gebracht. In het vooruitstrevende architectuurtijdschrift De 8 en Opbouw bijvoorbeeld, dat sterk was beïnvloed door de nieuwe vormgeving van het Bauhaus, stonden begin jaren dertig advertenties waarbij mogelijk Zips zijn toegepast, maar dat is niet met zekerheid te zeggen. De aannemer Boele Van Eesteren bijvoorbeeld liet deze advertenties maken door de grafisch ontwerper Paul Schuitema, en zette daarmee een nieuwe visuele beeldtaal voor reclames op de kaart: abstract, helder en zakelijk, in overeenstemming met de vooruitstrevende ambities van dit tijdschrift.
Ook via contacten en samenwerking met grafische vormgevers maakten architecten kennis met de Zip: Schuitema ontwierp ook het stramien voor de kaft van De 8 en Opbouw, waarvoor hij rasters gebruikte en de voor die tijd moderne, schreefloze letters ontwierp. Via artikelen in tijdschriften leerden architecten ook van elkaars bureaupraktijk. Wederom in De 8 en Opbouw zien we mogelijk de eerste bescheiden architectuurpresentaties met Zips of voorbedrukte rasters, zoals bijvoorbeeld voor de weergave van de bezonning in een bouwblok.
Le Corbusier en Gordon Cullen
Na 1945 beginnen de Zips aan een opmars in Europa en maken ook andere delen van de wereld, zoals Australië en Zuid-Amerika kennis met dit materiaal. In 1955 schreef Le Corbusier in zijn publicatie Modulor 2 over drie rasters van Zip-A-Tone: een met stippen, een met lijnen en een raster met stippen én lijnen. Hij was gefascineerd door het spel dat met deze transparante rasters mogelijk is: Het op elkaar leggen van patronen leverde onverwachte kinetische vormexperimenten op, die hij gebruikte in zijn ontwerpen van tapijten en gevels waarvan de belijningen een sterk grafisch beeld lieten zien. Het spelenderwijs ordenen en rangschikken van de Zip-A-Tone grids was voor hem een nieuwe vorm van creativiteit.
Ook de Britse illustrator, stedelijk ontwerper en architectuurcriticus Gordon Cullen publiceerde vanaf 1950 architectuurtekeningen met Zips in tijdschriften als The Architectural Review en The Architects Journal. Hierin combineerde hij Zips met handgetekende illustraties van bestaande dorpen en steden, waarbij hij een oordeel gaf over 'goed' en 'slecht' ontworpen stedelijke ruimtes. Visualisaties en publicaties van Le Corbusier en Gordon Cullen werden vanaf de jaren vijftig in grote oplagen gedrukt en verspreid en verschenen in meerdere talen. Daarmee vestigden ze de reputatie van Zips als aantrekkelijk en eigentijds ontwerp- en visualisatiemateriaal onder een grote groep architecten.
Productcatalogi
Een andere manier waarop architecten kennismaakten met Zips was via de productcatalogi van fabrikanten en leveranciers.Deze schoten vanaf eind jaren zestig als paddenstoelen uit de grond, en maakten een grote groei door in de jaren zeventig en tachtig met vestigingen over de hele wereld. Grote merken waren het al genoemde Zip-A-Tone, maar ook Letraset, Mecanorma, Normatone, Neschen en Alfac. Hun catalogi werden vanaf de jaren zeventig steeds uitgebreider. Ze richtten zich op een brede markt: vormgevers, architecten, kunstenaars, ingenieurs, cartografen, bouwkundig tekenaars, illustratoren, reclamemakers en allerlei andere creatievelingen, maar ook het grote publiek. Want de bijgeleverde gebruiksaanwijzingen wekten de suggestie dat iedereen er mee kon werken. De populariteit van de Zip werd versterkt door de enorme keuze in materialen. Er waren ruim honderd soorten rasters en patronen, mat of glanzend en in verschillende kleuren te koop. Verder bestond het assortiment uit honderden lettertypes en hun varianten in allerlei kleuren. Topontwerpers uit de grafische vormgeving selecteerde in die jaren de lettertypes voor producenten van Zips.
Architectenmarkt
Sommige merken zoals Letter-Press, Letratone (onderdeel van Letraset) en Para-Tone richtten zich speciaal op de architectenmarkt. Zij verkochten hittebestendige plasticfolies die door de diazomachine konden, waardoor ze geschikt waren voor de reproductie van architectonische ontwerpen via de lichtdruktechniek. Zo bleef een transparant met folies onbeschadigd tijdens het reproductieproces. Naast deze hittebestendigheid waren een grote mate van transparantie van zowel folie als inkt en een hoge kwaliteit van de lijm essentieel om goede reproducties te kunnen maken. Architecten konden verder beschikken over folies in verschillende diktes (bijvoorbeeld Zip-A-Line), voor het aanbrengen van lijnen. Of over vellen met perspectieflijnen of met allerlei soorten voorwerpen, meubels, man- en vrouwfiguren, dieren, bomen en planten, en allerlei vervoermiddelen als vliegtuigen en auto's. Er was een grote keuze in variatie en stijlen, zowel abstract als figuratief. De maten van de figuren en tekens sloten aan op de gebruikte schalen (bijv. 1:100 en 1:200) in de architectonische praktijk.
Daarnaast verkochten de bedrijven ook allerlei instrumenten en accessoires zoals mesjes om het folie weg te snijden of sprays voor extra fixatie van het folie op het papier. De meeste merken verkochten hun producten als onderdelen van een grotere productlijn. Letraset ging nog een stapje verder. Hun medewerkers gaven ook instructies of konden een studio in een architectenbureau inrichten, geheel gericht op het werken met Letraset. Letraset adverteerde ook met de kwaliteit en het eigentijdse karakter van hun lettertypes. Architecten namen kennis van deze productcatalogi via de bureaupraktijk van collega's, advertenties in tijdschriften, verkooptechnieken en reclamemateriaal van deze producenten. Ze konden materialen direct bestellen bij een vertegenwoordiger of kopen in een gespecialiseerde kantoorboekhandel.
Handboeken
Vanaf begin jaren zeventig geven architectuurhandboeken richtlijnen voor het werken met Zips. Architecten en studenten leerden hoe ze de Zips moesten aanbrengen en welke merken geschikt waren voor de architectonische praktijk. Ze benoemden niet alleen de voordelen (zoals efficiëntie van het werkproces) maar ook, anders dan de commerciële productcatalogi, de nadelen. Zo bleek in de praktijk dat niet iedereen direct met Zips kon werken, maar dat het aanbrengen ervan om ervaring en 'feeling' met het materiaal vroeg. Vooral het werken met grotere oppervlakten (vanaf tien centimeter) vergde een vaste en nauwkeurige hand. Ongelukjes als luchtbellen, plooien, verklevingen en het per ongeluk doorsnijden van de onderliggende transparanttekening lagen op de loer en waren achteraf niet te herstellen. Sommige handboeken leggen niet alleen de techniek uit, maar gaan ook in op de gevolgen van de reproductietechniek van Zips voor de ontwerppraktijk. Ze wijzen op de grote potentie van Zips in combinatie met lichtdruktechniek: het scheiden van constante informatie en variabele informatie tijdens het ontwerpproces, waarmee het ontwerpproces efficiënter wordt ingericht. Deze scheiding van variabele en constante informatie impliceerde eveneens een nieuwe rol voor de architect-tekenaar. Deze maakte geen uitvoerige of overbodig gedecoreerde ontwerptekeningen meer, maar beperkte zich tot de noodzakelijke informatie over het ontwerp die in een bepaalde fase in het ontwerpproces gecommuniceerd diende te worden aan derde partijen.
Het toepassen van Zips
In handboeken en productcatalogi staan richtlijnen voor het werken met folies. Op details wijken ze soms af van elkaar, ook afhankelijk van het merk folie dat wordt gebruikt. Meestal is het advies om folies aan te brengen op de achterzijde van het transparante papier omdat het daar minder snel vuil wordt en beter blijft zitten dan op de voorzijde. Andere bronnen wijzen op de voordelen van het aanbrengen op de voorzijde: naderhand is het dan gemakkelijker om wijzigingen aan te brengen. Los van deze variaties schrijven de handboeken globaal genomen deze richtlijnen voor:
- Snij eerst een stuk folie uit dat iets groter is dan de omvang die je nodig hebt en haal het los van het achtervel;
- Leg dit folie op het deel van het ontwerp waar het moet komen;
- Snij met een scherp mesje de precieze vorm van het folie uit;
- Trek het overbodige folie rustig weg;
- Wrijf goed over het achtergebleven folie voor een goede aanhechting van het folie op het transparant.
Letters, figuren, tekens en symbolen
Voor het aanbrengen van letters, cijfers en allerlei tekens zijn de richtlijnen anders. De vorm is al uitgesneden in het plakfolie, dus ze kunnen direct worden aangebracht op het document. Daarbij is het belangrijk om de juiste maat te kiezen, bijvoorbeeld in overeenstemming met de schaal van het ontwerp, of, als het ontwerp wordt verkleind voor publicatie in een tijdschrift, letters te kiezen die groot genoeg en ruim gespatieerd zijn, zodat ze leesbaar blijven. De meeste handboeken en productcatalogi geven onderstaande richtlijnen:
- Teken steunlijnen of een rechte hoek op de plek waar de letters, cijfers moeten komen;
- Bepaal de positie van de letters/cijfers op het blad, maak hierbij gebruik van steunlijnen en een hoek van negentig graden voor een rechte positie;
- Bepaal de juiste spatiëring van letters/cijfers/tekens;
- Kras over de letter met een ballpoint van boven naar beneden, met gelijkmatige en bescheiden kracht tot dat de letter is losgekomen;
- Zorg er voor dat andere letters niet per ongeluk meekomen;
- Voor sommige moeilijke oppervlakten (linnen, metaal) was een 'pre-release technique' beschikbaar: kras eerst over de letter zonder het onderliggende blad totdat de letter grijs wordt (pre-release). Druk de letter op het papier en wrijf hard, tot dat de letter loslaat.
Zips in de archieven van Het Nieuwe Instituut
De eerste toepassingen van plasticfolies in de archieven van Het Nieuwe Instituut dateren uit de jaren 1935-1945. Cellulose was in deze periode een eigentijds en experimenteel materiaal, dat nieuwe mogelijkheden bood, zowel in technisch als visueel opzicht. De architecten Koen Limperg en Johan Niegeman, beiden vooruitstrevende ontwerpers in die tijd, hebben stalen van plasticfolies bewaard in hun archieven. Ze zijn (nog) niet zelfklevend, hebben verschillende diktes en kleuren als groen, rood, paars en blauw. We zien nog geen concrete toepassing van het materiaal op het architectonisch ontwerp, maar deze stalen van plasticfolies duiden op kennis van en wellicht ook fascinatie voor dit moderne materiaal, vanwege de glans, transparantie en felle kleuren. Zo knipte Limperg de dunne folies tot lange slingers met geperforeerde gaatjes en tot bloemachtige vormen. Deze verwerking van het materiaal doet denken aan zijn fantasievolle decorontwerpen voor toneelstukken en balletuitvoeringen in de jaren twintig en dertig. We kunnen ze ook in verband brengen met Limpergs voorkeur voor de toepassing van eigentijdse bouwtechnieken en materialen in zijn architectonische ontwerpen.
Een andere vroege aanwijzing voor de toepassing van zelfklevend plasticfolie in een architectonisch ontwerp zien we op een ontwerptekening van Johan Niegeman uit 1939. Het betreft een ontwerp voor een tentoonstelling over eigentijdse interieurontwerpen in het Stedelijk Museum in Amsterdam, met de titel In Holland staat een huis. Op het ontwerp voor de plattegrond van Niegeman, die de regie voerde over het gehele ontwerp van de tentoonstelling, zien we een aanwijzing in potlood voor het aanbrengen van een Zip met een raster. Bij de robuuste architectonische onderdelen, zoals de uitvoering van een volkswoning op ware grootte en de dragende muren, schrijft hij 'rechthoek is raster No 21'. Hiermee gaf hij de vormgever/drukker de aanwijzing om hier folie nummer 21 uit een zipcatalogus te gebruiken in de te publiceren ontwerptekening. Het gestippelde patroon in het tijdschrift de 8 en opbouw in 1941, is hiervan het resultaat. De fascinatie van Niegeman voor Zips zien we ook in een schetsboek van zijn studenten in het archief van zijn leerling Bé Brand. In een schetsboek uit haar studietijd aan het Instituut voor Kunstnijverheidsonderwijs staat een interieurontwerp van een medestudent, met een kast waarop transparant folie is geplakt. Mogelijk had de ontwerper de glans van een gelakte kast voor ogen?
Grootschalige en gevarieerde toepassing
Grootschalige toepassing en een volwaardige integratie in de architectonische ontwerppraktijk vindt vooral plaats vanaf circa 1965 tot ver in de jaren negentig van de vorige eeuw. Zips komen in deze periode in substantiële aantallen voor in de archieven van Het Nieuwe Instituut. Archieven waarin Zips regelmatig opduiken zijn bijvoorbeeld die van Van den Broek en Bakema, J. Verhoeven, G. Snelder, G. Rietveld, W. Wissing, Nel Verschuren, OMA, ArchitectenCie (P. de Bruijn, C. Weeber, F.van Dongen), O. Greiner en het archief van M. van Gessel. Dit brede spectrumlaat zien dat Zips toepassing vinden op alle schaalniveaus: stedenbouwkundig, in tuinen en landschapsontwerpen, ruimtelijk-architectonische ontwerpen, interieurontwerpen, bouwkundige details en architectonische onderdelen. Ze komen voor in verschillende fasen van het ontwerpproces en dus op verschillende soorten tekeningen, zoals ontwerptekeningen, constructietekeningen, uitvoeringstekeningen en publicatietekeningen. Deze brede toepassing heeft tot gevolg dat ze op alle schaalniveaus worden toegepast: variërend van schaal 1:1000, 1:500 (etc.) tot en met schaal 1:5 of 1:1.
De archieven van Het Nieuwe Instituut laten zien dat architecten en ontwerpers, ondanks de strikte richtlijnen in productcatalogi en handboeken, Zips op een vrijere en creatieve manier toepasten als ontwerp- en visualisatiemiddel. We zien bijvoorbeeld folies die aan de voorzijde van de tekening zijn geplakt, met de glanzende kant naar boven. Of voorbeelden waarbij de drager (het transparant papier) is weggesneden. Andere varianten tonen transparanten die dubbelzijdig zijn beplakt met folies (aan beide zijden een glanzende kant) of we zien het plakken van meerdere folies op elkaar.Handboeken, productcatalogi en tijdschriftartikelen voeren diverse redenen aan om met plasticfolies te werken. Over het algemeen worden deze drie het belangrijkst gevonden: efficiëntie van het ontwerpproces, reproduceerbaarheid van het ontwerp en het uiting geven aan een nieuwe verbeeldingswijze.
Efficiëntie
Het werken met Zips vervangt repetitief, ook wel als saai aangeduid, tekenwerk, zoals het handmatig aanbrengen van dezelfde patronen voor de weergave van plaveisel, metselwerk, vloer- en wandbekleding en schaduwpartijen. Architecten tekenden dit soort architectonische onderdelen met de hand met behulp van allerlei arcerings- en doezeltechnieken. Of ze gebruikten collagetechnieken: het plakken van stukjes karton en papier op het ontwerp om bepaalde aspecten in 'een keer' en dus snel weer te geven. Het werken en plakken met folies vervangt dus deels het oude teken- en plakwerk met de hand. Bijkomend voordeel van Zips was dat ze klaar voor gebruik waren: voorbedrukt of gekleurd en zelfklevend. Ook voor het 'aankleden' van de tekening betekende het werken met plastics folies een versnelling. Voorheen stoffeerden architecten hun (presentatie)tekeningen met handmatig getekende figuren, meubels, bomen, auto en allerlei andere attributen, om hun ontwerp een eigentijds karakter en een suggestie van leefbaarheid en menselijkheid te geven. Een catalogus met voorbedrukte vellen van figuren en tekens verving dit tekenwerk.
In de loop der tijd ontwikkelen architecten ook bureau- en projectgegevens in de vorm van voorbedrukte stickers. De vaste gegevens als naam en adres zijn voorbedrukt op het folie en variabele gegevens, zoals goedkeuring van het ontwerp of naam van de vervaardiger, kunnen met de hand worden ingevuld. Uit interviews met oud-medewerkers blijkt dat de belofte van tijd- en kostenbesparing wel relativering behoeft. In de eerste plaats waren Zips met kleuren en rasters niet heel erg goedkoop. In de tweede plaats bood het werken met Zips pas tijdwinst, als iemand voldoende ervaring had om er efficiënt en accuraat mee te werken. In de praktijk vergde het gebruik van Zips dus een voor-investering, zowel qua kennis als materiaal, en betekende het vaak geen verbetering qua efficiëntie.
Reproduceerbaarheid van het ontwerp
Een belangrijk argument om plasticfolies te gebruiken was het feit dat deze vanwege hun transparantie reproduceerbaar waren via de diazotechniek (ook wel de lichtdruktechniek genoemd). De werkwijze was als volgt: een architectonisch ontwerp op transparant wordt met folie beplakt, bijvoorbeeld voor een achtergrond, het weergeven van plaveisel, wolkenlucht of om bepaalde onderdelen van het ontwerp te benadrukken. Van een transparant met folies kon de architect vervolgens via de lichtdruktechniek één of meerdere reproducties (diazotypieen) maken. De gekleurde Zips veranderden op een diazo dan in een specifieke grijstint, variërend van heel donker tot heel licht, afhankelijk van de kleur folie. Zo kreeg bijvoorbeeld geel folie een hele donkere grijstint en een blauwe folie gaf een lichtere grijstint. Architecten gebruikten deze diazo's voor verschillende doelen: ze publiceerden ze in tijdschriften, gaven ze mee aan opdrachtgevers of exposeerden ze op tentoonstellingen. Ook gebruikten ze de diazo's om er verder op te ontwerpen, en te delen met andere partijen die er eigen informatie aan toevoegden.
Nieuwe verbeeldingswijze
De architectuurhandboeken, de toepassing van Zips in de archieven van Het Nieuwe Instituut en interviews met ervaringsdeskundigen laten zien dat Zips werden gewaardeerd vanwege hun eigentijdse uitstraling en vormgeving. De ongekende mogelijkheden van het materiaal, de brede toepasbaarheid, de instant-methode, het democratische gehalte (in theorie kon iedereen het kopen en er mee werken) en de vele reproductiemogelijkheden, gaven de Zip het imago van moderniteit en toekomstgerichtheid. Een ander motief om met Zips te werken was dat de ontwerptekening een hogere kwaliteit zou krijgen. Waarschijnlijk werd daar een strakker en abstracter beeld mee bedoeld, zonder handmatige onregelmatigheden. Ook het uiterlijk van het materiaal speelde een rol. Veel ontwerpers zagen Zips vanwege hun felle kleuren en abstracte patronen als visueel aantrekkelijke ontwerpmedia. De glans en transparantie verhoogden het aansprekende en glossy uiterlijk.
Deze waardering is niet los te zien van het feit dat toonaangevende architecten zoals Le Corbusier, Gordon Cullen, Archigram, Cedric Price en Peter Eisenman met het materiaal experimenteerden in verbeeldingsrijke, futuristische architectuurvisualisaties. Cullen bijvoorbeeld was een van de eerste architecten in Europa die vanaf 1950 werkte met folies in zijn architectonische en stedenbouwkundige visualisaties. Met behulp van tekeningen met plasticfolies publiceerde hij de zogenaamde 'Serials': een methode die via opeenvolgende tekeningen en visualisaties als een stripverhaal of een filmscript de ruimtelijke samenhang tussen verschillende stedelijke omgevingen verduidelijkt, becommentarieert en soms ook 'corrigeert'. De laagdrempeligheid van de 'Serial' droeg volgens Cullen bij aan een toegankelijke visuele communicatie, waardoor zijn boodschap een groot publiek kon bereiken. Vooral in de archieven van Van den Broek en Bakema duikt de techniek van de Serials op, zoals bijvoorbeeld in het ontwerp van het centrum van Almere Haven (ca. 1975).
Zip-A-Tone effect
Het vervolgonderzoek naar Zips richt zich op de invloed van Zips op de wisselwerking tussen architectonisch concept en visuele presentatie en op de invloed van Zips op de ontwerpmethode van architecten. Bij dat laatste wordt ook onderzocht in hoeverre digitale ontwerpmethoden zijn terug te lezen in de analoge ontwerp- en reproductiepraktijk.
Literatuur
- Gordon Cullen en Serial Vision, De Architect, Themanummer Presentatie, 1 november 1980, p.38-39.
- M. Cinqualbre, et al., 'Zip: An adhesive plastic film in architectural drawings', Studies in Conservation, 61: sup 2, 283-285, 2016.
- R. Gargiani, A. Rosellini, S. Piccolo, Le Corbusier : béton brut and ineffable space, 1940-1965 : surface materials and psychophysiology of vision, Lausanne Oxford , EFPL Press: Routledge, 2011 (Essays in architecture)
- R.W. Gill, Manual of Rendering with Pen and Ink, Londen, Thames and Hudson, 1981 (eerste druk 1973).
- M. Engler, Cut and Paste Urban Landscape, The work of Gordon Cullen, New York, Londen, Routledge Taylor & Francis Group, 2016.
- Stitt, F., Systems Drafting Creative Reprographics for Architects and Engineers, New York, St. Louis, Londen, New Delhi, Tokyo en andere plaatsen, McGraw-Hill Book Company, 1980.