Nieuwe Instituut
Nieuwe Instituut

Huis Sonneveld

Dissident Gardens

3 maart 2018 - 22 september 2018

Home

Global Flower

Cymbidium. Foto: Frank Bruggeman

Gerbera. Foto: Frank Bruggeman

Amaryllis. Foto: Frank Bruggeman

Calla. Foto: Frank Bruggeman

Tulp. Foto: Frank Bruggeman

Anthurium. Foto: Frank Bruggeman

Pioenroos. Foto: Frank Bruggeman

Allium. Foto: Frank Bruggeman

Lelie. Foto: Frank Bruggeman

Delphinium. Foto: Frank Bruggeman

Gladiool. Foto: Frank Bruggeman

Roos. Foto: Frank Bruggeman

Hortensia. Foto: Frank Bruggeman

Chrysant. Foto: Frank Bruggeman

Als er een Silicon Valley-van-de-bloemen bestaat, dan is het wel Nederland. De hedendaagse bloementeeltsector is een zeer kennisintensieve bedrijfstak, waarvan de wortels teruggaan naar de V.O.C en Nederland als een kolonialiserende handelsnatie. De hedendaagse bloementeeltsector is een zeer kennisintensieve bedrijfstak. Dankzij de innovatiekracht van bloementelers en hun nauwe samenwerking met kennisorganisaties en technologiebedrijven is Nederland al decennialang de grootste bloemenexporteur ter wereld. Waar de nadruk vanouds ligt op het veredelen van bepaalde snijbloemen en het voortdurend telen van nieuwe spectaculaire variëteiten, heeft de sector de afgelopen vijftien jaar ook veel geïnvesteerd in verduurzaming van het productieproces en verlaging van de milieubelasting.

Beeldend kunstenaar en ontwerper Frank Bruggeman onderzoekt 30 weken lang de nieuwste producten uit de Nederlandse bloementeeltsector. Elke week staat er een andere sierbloem centraal, waarvan de meeste jaarrond onder glas worden geteeld. De plantaardige setting waar deze sierbloemen in worden geplaatst, weerspiegelt juist wel het seizoen en wil tevens ruimte bieden aan verval en vergankelijkheid, processen die in het traditionele pronk-bloemstuk zorgvuldig buiten beeld blijven.

Met bijdrage van Mooiwatbloemendoen.nl

Cymbidium. Photo: Frank Bruggeman

Cymbidium Er groeien meer dan 50 verschillende soorten cymbidium orchideeën in het wild, met name in de wouden van Aziatische berggebieden. Sommigen zijn epifytisch -- ze wortelen op andere planten of bomen zonder voedingsstoffen aan hen te onttrekken -- terwijl andere soorten al dan niet geheel in de aarde groeien. Bloemenjagers, zogenaamde orchideeënzoekers, brachten in de 19de eeuw verscheidene soorten cymbidium naar Europa waar ze goed verzorgd werden in kassen en plantenkwekerijen. Het feit dat veel cymbidiumsoorten goed om konden gaan met de lage temperaturen heeft sterk bijgedragen aan hun opmars in Europa. Qua omzet in Nederlandse snijbloemen staat cymbidium nu op de zevende plaats.

Gerbera. Photo: Frank Bruggeman

Gerbera De gerbera is na de roos en chrysant de meest gecultiveerde snijbloem in Nederland. Terwijl de teelt van rozen en chrysanten de laatste jaren is afgenomen, neemt het kweken van gerbera's al maar toe. De eerste gerbera's die aan het einde van de 19de eeuw in Europa werden geteeld waren een variant op het Barberton-ras uit Transvaal, Zuid-Afrika, toenterrtijd een Britse kolonie. Het verklaart de populaire Engelse benamingen van de bloem, Barberton daisy en _Transvaal daisy. _De gerbera had onder bloementelers uit de 19de en begin 20ste eeuw de naam een lastige snijbloem te zijn. Vandaag de dag kennen we een rijke verscheidenheid aan kleine en groot-bloemige gerbera's, vaak met de meest vindingrijke namen.

Hippeastrum. Photo: Frank Bruggeman

Amaryllis De officiële naam van dit bolgewas is Hippeastrum, meestal vertaald als ruiter-ster, al zullen de meeste mensen deze benaming niet kennen. Er bestaan zo'n 80 soorten Hippeastrum. Van origine groeien ze in de tropische en subtropische gebieden van Noord- en Zuid-Amerika en het Caraïbisch gebied. Daarnaast zijn er door bloementelers wereldwijd nog meer dan 600 hybride en gecultiveerde rassen ontwikkeld. Amaryllisbollen gaan drie tot vier jaar mee. Essentieel voor de jaarcyclus van de plant is een rustperiode van om en nabij 8 weken. In de jaren '80 en '90 stapten bloementelers over op het cultiveren op substraat in plaats van aarde, wat het oogstproces van de bollen na het afsnijden van de bloemen vereenvoudigde.

Tulip. Photo: Fran Bruggeman

Tulp De herkomst van de tulp ligt in Centraal Azië, Klein Azië en delen van het Middellandse Zeegebied. Een gebied dat voor eeuwenland tot het Ottomaanse Rijk behoorde. De Ottomaanse sultans droegen opvallende tulbanden die een opvallende gelijkenis vertonen met de vorm van een tulp. De tulp ontleent zijn naam aan het Perzische woord tulipan, wat tulband betekent. Het was de Vlaamse edelman Ogier Gisleen van Busbeke die de tulp in West-Europa introduceerde. Van Busbeke was een gepassioneerd plantenliefhebber, en deed veelvuldig onderzoek naar de vegetatie in Klein Azië. Hij toonde enkele tulpenbollen aan zijn goede vriend Carolis Clusius, toen nog botanist aan het keizerlijk hof in Wenen. Wanneer Clusius in 1593 naar Leiden verhuist, brengt hij de tulpenbollen met zich mee. Het wordt de basis voor de grootschalige tulpenteelt in Nederland die we vandaag de dag kennen.

Calla. Photo: Frank Bruggeman

Calla Nederlandse VOC-schepen brachten de Zantedeschia (in de volksmond bekend als calla of calla lily) in de 17de eeuw vanuit Zuid-Afrika naar Europa. Tegenwoordig groeit de plant op alle continenten behalve Antarctica, en vormt het een bedreiging voor het inheemse ecosysteem. In Nederland en andere Europese landen zijn geteelde callasoorten lange tijd slechts als potplant beschikbaar geweest, terwijl het in de Verenigde Staten en Mexico in de jaren '20 en '30 van de vorige eeuw heel normaal was om calla's als snijbloem te kopen. Tegenwoordig trekken steeds meer Nederlandse telers 's winters naar landen als Spanje en Tanzania, waar zonlicht gratis is en calla's in de grond kunnen groeien.

Anthurium. Photo: Frank Bruggeman

Anthurium Wat de meeste mensen aanzien voor de bloemen van de Anthurium zijn in feite de schutbladen van een zogenaamde bloeikolf (spadix). De eigenlijke Anthurium-bloemen zijn niet meer dan 3 mm groot en groeien op deze bloeikolf. Vanwege zijn vlezige voorkomen en vorm wordt de bloeikolf door veel mensen op internet en sociale media vergeleken met een penis. De snijteelt van de Anthurium is relatief arbeidsintensief omdat het gebladerte van de plant regelmatig moet worden uitgedund om kromme stelen te voorkomen.

Peony. Photo: Frank Bruggeman

Pioenroos De pioenroos is een vroege zomerbloem (mei-juni) die in Nederland vooral in de volle grond wordt geteeld. Daardoor is elk jaar weer onduidelijk wanneer de bloem precies beschikbaar komt, wat de pioenroos een lastig product voor de Nederlandse bloemenhandel maakt. Grote retailorganisaties die prijs stellen op een vaste aanvoerperiode zullen de pioenroos dan ook niet in hun assortiment opnemen. Wat verder opvalt is dat de markt voor pioenrozen gedomineerd wordt door oude rassen en er vooral veel cultivars worden aangeboden van de soort Paeonia lactiflora.

Allium. Photo: Frank Bruggeman

Allium Oorspronkelijk vooral gewaardeerd als decoratieve tuinplant is allium de laatste decennia sterk in opmars als snijbloem. Nederlandse veredelaars hebben cultivars en hybriden gecreëerd die vooral met elkaar wedijveren in bloemenpracht en steellengte. Sommige van de cultivars en hybriden zijn steriel: ze geven geen zaad maar vermeerderen zich uitsluitend door klisters. Klisters zijn zijknoppen die aan de bol groeien waaruit weer een nieuwe bol kan groeien. In de alliumteelt worden deze klisters handmatig van de moederbol gepeld als deze gedroogd is.

Lily. Photo: Frank Bruggeman

Lelie In de top tien van meest verhandelde Nederlandse snijbloemen staat de lelie qua omzet op de vierde plaats - na roos, troschrysant en tulp. De teelt van lelies voor de snijbloemenhandel vindt volledig plaats in kassen. De bollen waar men de lelies uit 'trekt', worden echter in de volle grond geteeld. Het lelieteelt-areaal is sinds de jaren zestig spectaculair gegroeid van 160 tot ruim 4.500 hectare. Dankzij de inspanningen van vooral Nederlandse veredelingsbedrijven is een overweldigende variëteit aan leliecultivars en hybriden verkrijgbaar. Verreweg de meeste van deze cultivars en hybriden dragen genetisch materiaal in zich dat terugvoert op inheemse Aziatische leliesoorten zoals de grootbloemige witte Lilium longiflorum van de Japanse Riukiu-eilanden.

Delphinium. Photo: Frank Bruggeman

Delphinium Het geslacht Delphinium omvat zo'n 300 soorten die in het wild vooral op het noordelijk halfrond voorkomen. De Engelse naam van Delphinium is larkspur, hetgeen verwijst naar de spoorvormige uitstulping aan de bloem. De opmars van Delphinium als snijbloem begon al voor de Tweede Wereldoorlog. De stekproductie en opkweek van Delphinium vindt traditiegetrouw in kassen plaats, de snijbloementeelt in de volle grond. Bij de veredeling voor de snijbloementeelt hebben Nederlandse veredelingsbedrijven een grote rol gespeeld. Daarbij is vooral geselecteerd op lengte, kleurvastheid, takopbouw en houdbaarheid op vaas.

Gladiolus. Photo: Frank Bruggeman

Gladiool Het plantengeslacht Gladiolus omvat ongeveer 260 soorten, waarvan de meeste afkomstig zijn uit Sub-Sahara Afrika, met name Zuid-Afrika (ongeveer 160 soorten). In de zeventiende eeuw namen Nederlandse VOC-schepen de eerste gladiolenbollen mee naar Europa vanuit de Kaapkolonie. De botanische naam is afgeleid van het Latijnse gladius, wat zwaard betekent, en verwijst duidelijk naar de vorm van het gebladerte. Gladiolen zijn een symbool van kracht en overwinning. In Nederland wordt dit elk jaar onderstreept in een ritueel aan het einde van de Vierdaagse in Nijmegen. Deelnemers aan dit evenement worden overladen met gladiolen op de straat richting de finish, die dan ook toepasselijk is omgedoopt in Via Gladiola.

Rose. Photo: Frank Bruggeman

Roos De roos heeft een enorme symbolische lading. In literatuur, poëzie- en liedteksten komt de roos vaker voor dan alle andere bloemen bij elkaar. Van alle bloemige meisjesnamen is Roos (Rose, Rosa, Roza, Rosalie of in het Chinees: Qiang) de meest voorkomende. Rozen behoren tot de eerste snijbloemen die in Nederland speciaal voor de export werden geteeld. Deze teelt onder glas begon in 1923, kort na de opening van Schiphol en de komst van het vrachtvliegtuig. De laatste twintig jaar zijn veel Nederlandse rozentelers uitgeweken naar landen als Kenia en Ethiopië, waar de productieomstandigheden (zonlicht, temperatuur) beter zijn en arbeid goedkoper is.

Hydrangea. Photo: Frank Bruggeman

Hortensia Waar de populaire plantennaam hortensia naar verwijst is een raadsel dat waarschijnlijk nooit zal worden opgelost. Is de naam van dit plantengeslacht een eerbetoon aan een specifieke vrouw, zoals vaak wordt beweerd, of verwijst de naam simpelweg naar de tuin (hortus) op het eiland Mauritius waar de 18e eeuwse Franse arts en botanicus Philibert Commerson deze plant voor het eerst aanschouwde? Als snijbloem is de hortensia (Latijnse naam: Hydrangea) de laatste jaren sterk in opmars, al is hij nog altijd niet doorgedrongen tot de boeketten die in de supermarkt en bij het tankstation worden verkocht. In tegenstelling tot de effen hardgekleurde hortensia's uit het begin van het seizoen, vertonen de later in het seizoen geoogste bloemen allerlei subtiele kleurschakeringen.

Chrysanthemum. Photo: Frank Bruggeman

Chrysant Na rozen zijn chrysanten in Nederland de meest verkochte snijbloem, al vertoont de binnenlandse vraag de laatste jaren een geleidelijke teruggang. Nederland is echter nog wel de grootste chrysantenexporteur ter wereld. De variëteit aan chrysanten is enorm. Grofweg kan onderscheid gemaakt worden tussen geplozen of pluischrysanten (met één bloem per tak), troschrysanten (met meerdere bloemen per tak) en Santini's (met veel kleine bloemen aan een tak). Naar de vorm van de bloem en het aantal bloemblaadjes spreekt men in de handel onder meer van enkelbloemige, dubbelbloemige, pompon- en spinchrysanten. Een sterk aankoopmotief is altijd de lange houdbaarheid op vaas geweest. De chrysant verdient het echter ook op esthetische factoren te worden beoordeeld.

Cymbidium. Photo: Frank Bruggeman

Cymbidium Er groeien meer dan 50 verschillende soorten cymbidium orchideeën in het wild, met name in de wouden van Aziatische berggebieden. Sommigen zijn epifytisch -- ze wortelen op andere planten of bomen zonder voedingsstoffen aan hen te onttrekken -- terwijl andere soorten al dan niet geheel in de aarde groeien. Bloemenjagers, zogenaamde orchideeënzoekers, brachten in de 19de eeuw verscheidene soorten cymbidium naar Europa waar ze goed verzorgd werden in kassen en plantenkwekerijen. Het feit dat veel cymbidiumsoorten goed om konden gaan met de lage temperaturen heeft sterk bijgedragen aan hun opmars in Europa. Qua omzet in Nederlandse snijbloemen staat cymbidium nu op de zevende plaats.

Gerbera. Photo: Frank Bruggeman

Gerbera De gerbera is na de roos en chrysant de meest gecultiveerde snijbloem in Nederland. Terwijl de teelt van rozen en chrysanten de laatste jaren is afgenomen, neemt het kweken van gerbera's al maar toe. De eerste gerbera's die aan het einde van de 19de eeuw in Europa werden geteeld waren een variant op het Barberton-ras uit Transvaal, Zuid-Afrika, toenterrtijd een Britse kolonie. Het verklaart de populaire Engelse benamingen van de bloem, Barberton daisy en _Transvaal daisy. _De gerbera had onder bloementelers uit de 19de en begin 20ste eeuw de naam een lastige snijbloem te zijn. Vandaag de dag kennen we een rijke verscheidenheid aan kleine en groot-bloemige gerbera's, vaak met de meest vindingrijke namen.

Hippeastrum. Photo: Frank Bruggeman

Amaryllis De officiële naam van dit bolgewas is Hippeastrum, meestal vertaald als ruiter-ster, al zullen de meeste mensen deze benaming niet kennen. Er bestaan zo'n 80 soorten Hippeastrum. Van origine groeien ze in de tropische en subtropische gebieden van Noord- en Zuid-Amerika en het Caraïbisch gebied. Daarnaast zijn er door bloementelers wereldwijd nog meer dan 600 hybride en gecultiveerde rassen ontwikkeld. Amaryllisbollen gaan drie tot vier jaar mee. Essentieel voor de jaarcyclus van de plant is een rustperiode van om en nabij 8 weken. In de jaren '80 en '90 stapten bloementelers over op het cultiveren op substraat in plaats van aarde, wat het oogstproces van de bollen na het afsnijden van de bloemen vereenvoudigde.

Tulip. Photo: Fran Bruggeman

Tulp De herkomst van de tulp ligt in Centraal Azië, Klein Azië en delen van het Middellandse Zeegebied. Een gebied dat voor eeuwenland tot het Ottomaanse Rijk behoorde. De Ottomaanse sultans droegen opvallende tulbanden die een opvallende gelijkenis vertonen met de vorm van een tulp. De tulp ontleent zijn naam aan het Perzische woord tulipan, wat tulband betekent. Het was de Vlaamse edelman Ogier Gisleen van Busbeke die de tulp in West-Europa introduceerde. Van Busbeke was een gepassioneerd plantenliefhebber, en deed veelvuldig onderzoek naar de vegetatie in Klein Azië. Hij toonde enkele tulpenbollen aan zijn goede vriend Carolis Clusius, toen nog botanist aan het keizerlijk hof in Wenen. Wanneer Clusius in 1593 naar Leiden verhuist, brengt hij de tulpenbollen met zich mee. Het wordt de basis voor de grootschalige tulpenteelt in Nederland die we vandaag de dag kennen.

Calla. Photo: Frank Bruggeman

Calla Nederlandse VOC-schepen brachten de Zantedeschia (in de volksmond bekend als calla of calla lily) in de 17de eeuw vanuit Zuid-Afrika naar Europa. Tegenwoordig groeit de plant op alle continenten behalve Antarctica, en vormt het een bedreiging voor het inheemse ecosysteem. In Nederland en andere Europese landen zijn geteelde callasoorten lange tijd slechts als potplant beschikbaar geweest, terwijl het in de Verenigde Staten en Mexico in de jaren '20 en '30 van de vorige eeuw heel normaal was om calla's als snijbloem te kopen. Tegenwoordig trekken steeds meer Nederlandse telers 's winters naar landen als Spanje en Tanzania, waar zonlicht gratis is en calla's in de grond kunnen groeien.

Anthurium. Photo: Frank Bruggeman

Anthurium Wat de meeste mensen aanzien voor de bloemen van de Anthurium zijn in feite de schutbladen van een zogenaamde bloeikolf (spadix). De eigenlijke Anthurium-bloemen zijn niet meer dan 3 mm groot en groeien op deze bloeikolf. Vanwege zijn vlezige voorkomen en vorm wordt de bloeikolf door veel mensen op internet en sociale media vergeleken met een penis. De snijteelt van de Anthurium is relatief arbeidsintensief omdat het gebladerte van de plant regelmatig moet worden uitgedund om kromme stelen te voorkomen.

Peony. Photo: Frank Bruggeman

Pioenroos De pioenroos is een vroege zomerbloem (mei-juni) die in Nederland vooral in de volle grond wordt geteeld. Daardoor is elk jaar weer onduidelijk wanneer de bloem precies beschikbaar komt, wat de pioenroos een lastig product voor de Nederlandse bloemenhandel maakt. Grote retailorganisaties die prijs stellen op een vaste aanvoerperiode zullen de pioenroos dan ook niet in hun assortiment opnemen. Wat verder opvalt is dat de markt voor pioenrozen gedomineerd wordt door oude rassen en er vooral veel cultivars worden aangeboden van de soort Paeonia lactiflora.

Allium. Photo: Frank Bruggeman

Allium Oorspronkelijk vooral gewaardeerd als decoratieve tuinplant is allium de laatste decennia sterk in opmars als snijbloem. Nederlandse veredelaars hebben cultivars en hybriden gecreëerd die vooral met elkaar wedijveren in bloemenpracht en steellengte. Sommige van de cultivars en hybriden zijn steriel: ze geven geen zaad maar vermeerderen zich uitsluitend door klisters. Klisters zijn zijknoppen die aan de bol groeien waaruit weer een nieuwe bol kan groeien. In de alliumteelt worden deze klisters handmatig van de moederbol gepeld als deze gedroogd is.

Lily. Photo: Frank Bruggeman

Lelie In de top tien van meest verhandelde Nederlandse snijbloemen staat de lelie qua omzet op de vierde plaats - na roos, troschrysant en tulp. De teelt van lelies voor de snijbloemenhandel vindt volledig plaats in kassen. De bollen waar men de lelies uit 'trekt', worden echter in de volle grond geteeld. Het lelieteelt-areaal is sinds de jaren zestig spectaculair gegroeid van 160 tot ruim 4.500 hectare. Dankzij de inspanningen van vooral Nederlandse veredelingsbedrijven is een overweldigende variëteit aan leliecultivars en hybriden verkrijgbaar. Verreweg de meeste van deze cultivars en hybriden dragen genetisch materiaal in zich dat terugvoert op inheemse Aziatische leliesoorten zoals de grootbloemige witte Lilium longiflorum van de Japanse Riukiu-eilanden.

Delphinium. Photo: Frank Bruggeman

Delphinium Het geslacht Delphinium omvat zo'n 300 soorten die in het wild vooral op het noordelijk halfrond voorkomen. De Engelse naam van Delphinium is larkspur, hetgeen verwijst naar de spoorvormige uitstulping aan de bloem. De opmars van Delphinium als snijbloem begon al voor de Tweede Wereldoorlog. De stekproductie en opkweek van Delphinium vindt traditiegetrouw in kassen plaats, de snijbloementeelt in de volle grond. Bij de veredeling voor de snijbloementeelt hebben Nederlandse veredelingsbedrijven een grote rol gespeeld. Daarbij is vooral geselecteerd op lengte, kleurvastheid, takopbouw en houdbaarheid op vaas.

Gladiolus. Photo: Frank Bruggeman

Gladiool Het plantengeslacht Gladiolus omvat ongeveer 260 soorten, waarvan de meeste afkomstig zijn uit Sub-Sahara Afrika, met name Zuid-Afrika (ongeveer 160 soorten). In de zeventiende eeuw namen Nederlandse VOC-schepen de eerste gladiolenbollen mee naar Europa vanuit de Kaapkolonie. De botanische naam is afgeleid van het Latijnse gladius, wat zwaard betekent, en verwijst duidelijk naar de vorm van het gebladerte. Gladiolen zijn een symbool van kracht en overwinning. In Nederland wordt dit elk jaar onderstreept in een ritueel aan het einde van de Vierdaagse in Nijmegen. Deelnemers aan dit evenement worden overladen met gladiolen op de straat richting de finish, die dan ook toepasselijk is omgedoopt in Via Gladiola.

Rose. Photo: Frank Bruggeman

Roos De roos heeft een enorme symbolische lading. In literatuur, poëzie- en liedteksten komt de roos vaker voor dan alle andere bloemen bij elkaar. Van alle bloemige meisjesnamen is Roos (Rose, Rosa, Roza, Rosalie of in het Chinees: Qiang) de meest voorkomende. Rozen behoren tot de eerste snijbloemen die in Nederland speciaal voor de export werden geteeld. Deze teelt onder glas begon in 1923, kort na de opening van Schiphol en de komst van het vrachtvliegtuig. De laatste twintig jaar zijn veel Nederlandse rozentelers uitgeweken naar landen als Kenia en Ethiopië, waar de productieomstandigheden (zonlicht, temperatuur) beter zijn en arbeid goedkoper is.

Hydrangea. Photo: Frank Bruggeman

Hortensia Waar de populaire plantennaam hortensia naar verwijst is een raadsel dat waarschijnlijk nooit zal worden opgelost. Is de naam van dit plantengeslacht een eerbetoon aan een specifieke vrouw, zoals vaak wordt beweerd, of verwijst de naam simpelweg naar de tuin (hortus) op het eiland Mauritius waar de 18e eeuwse Franse arts en botanicus Philibert Commerson deze plant voor het eerst aanschouwde? Als snijbloem is de hortensia (Latijnse naam: Hydrangea) de laatste jaren sterk in opmars, al is hij nog altijd niet doorgedrongen tot de boeketten die in de supermarkt en bij het tankstation worden verkocht. In tegenstelling tot de effen hardgekleurde hortensia's uit het begin van het seizoen, vertonen de later in het seizoen geoogste bloemen allerlei subtiele kleurschakeringen.

Chrysanthemum. Photo: Frank Bruggeman

Chrysant Na rozen zijn chrysanten in Nederland de meest verkochte snijbloem, al vertoont de binnenlandse vraag de laatste jaren een geleidelijke teruggang. Nederland is echter nog wel de grootste chrysantenexporteur ter wereld. De variëteit aan chrysanten is enorm. Grofweg kan onderscheid gemaakt worden tussen geplozen of pluischrysanten (met één bloem per tak), troschrysanten (met meerdere bloemen per tak) en Santini's (met veel kleine bloemen aan een tak). Naar de vorm van de bloem en het aantal bloemblaadjes spreekt men in de handel onder meer van enkelbloemige, dubbelbloemige, pompon- en spinchrysanten. Een sterk aankoopmotief is altijd de lange houdbaarheid op vaas geweest. De chrysant verdient het echter ook op esthetische factoren te worden beoordeeld.

Gerbera. Foto: Frank Bruggeman

Nieuwsbrief

Ontvang als eerste uitnodigingen voor onze events en blijf op de hoogte van komende tentoonstellingen.