Atelier Nelly en Theo van Doesburg
Toen ze Peggy Guggenheim voor het eerste ontmoette, vertelde Nelly honderduit over haar man Theo en zijn werk. Peggy was maar matig geïnteresseerd: "I was not in the least impressed and thought she was funny. I allowed her little by little to force her way into my life."
De tentoonstelling Atelier Nelly en Theo van Doesburg erkent Nelly als sleutelfiguur in de opbouw van de reputatie van Theo van Doesburg. Een serie van vier artikelen bij de tentoonstelling geeft meer inzicht in het leven van Nelly, haar artistiek netwerk en haar rol in de verspreiding van het werk van Theo van Doesburg. Deel twee: Nelly en Peggy Guggenheim.
"Both women chose a life in, with and for modern art. They fought for their freedom and independence far beyond what the margins of the society of the interwar period allowed them." Doris Wintgens, Peggy Guggenheim & Nelly van Doesburg: Advocates of De Stijl, Nai Publishers, Rotterdam, 2017, p. 22
Haar jeugd omschreef Marguerite 'Peggy' Guggenheim, geboren op 26 augustus 1898 in New York, als 'verguld'. Peggy's familie zat in de mijnbouw en de smeltindustrie en vergaarde daar een fortuin mee. Haar vader, Benjamin Guggenheim en zijn broer Solomon R. Guggenheim, waren invloedrijke figuren in de New Yorkse society. Haar moeder, Florette Seligman, kwam eveneens uit een welgestelde familie. Peggy's opa was een van de belangrijkste geldschieters geweest ten tijde van de Amerikaanse Burgeroorlog (1861-1865). Peggy en haar zussen werden vaak aan hun lot overgelaten. Haar moeder bekommerde zich weinig om haar dochters en haar vader, die regelmatig het gezelschap van andere vrouwen opzocht, was vaak afwezig. Toch had Peggy een goede relatie met hem. Ze kreeg naar eigen zeggen een zenuwinzinking toen hij omkwam tijdens de scheepsramp met de Titanic toen Peggy 13 jaar was. "Ik heb mezelf sindsdien nooit meer als een echte Guggenheim beschouwd." Als reactie op de dood van haar vader begon ze te rebelleren, ze schoor haar wenkbrauwen af en werd al snel het zwarte schaap van de familie.
Op haar 21e ontving Peggy de erfenis van haar vader waardoor ze financieel onafhankelijk werd en eindelijk haar eigen gang kon gaan. In de jaren '20 werkte ze als onbetaald assistent bij een avant-gardistische boekwinkel in Manhattan. Hier ontmoette Peggy kunsthistorici, kunstenaars en schrijvers die ze, met haar verkregen erfenis, zoveel mogelijk financieel probeerde te steunen. Ondanks haar vrijgevochten levensstijl en de wens om modern en onafhankelijk te zijn, trouwde ze in 1922 met de schrijver Laurence Vail, een dramatisch huwelijk dat uitliep op een scheiding.
Guggenheim Jeune, kunstgalerie in Londen
Na haar huwelijk en een stuk of wat mislukte relaties kwam ze tot inkeer: tot dat moment was ze nooit de vrouw geweest die ze had willen zijn: vrij, zonder seksuele taboes, modern en onafhankelijk. Geïnteresseerd in de avant-garde- en moderne kunst, mede door haar baan bij de boekenwinkel, verhuisde Peggy eind jaren '20 naar Parijs. Daar leerde ze Marcel Duchamp kennen, pionier van de Dada-beweging. Duchamp werd Peggy's mentor die haar alles over moderne kunst leerde.
In 1937 ontving Peggy nóg een erfenis, dit keer van haar moeder. Met het geld had ze aanvankelijk een uitgeverij willen beginnen, maar ze besloot dat ze liever galeriehoudster wilde worden, zodat ze zich kon onderdompelen in de wereld waarin ze zich thuis voelde, die van de moderne kunst. In 1938 opende ze Galerie Guggenheim Jeune in Londen, onder begeleiding van Marcel Duchamp. De galerie exposeerde werk van toonaangevende kunstenaars als Wassily Kandinsky, Yves Tanguy, Alexander Calder, Pablo Picasso en Kurt Schwitters. Peggy kocht van elke kunstenaar die bij haar exposeerde tenminste één kunstwerk; het begin van een van de belangrijkste verzamelingen van moderne kunst ter wereld.
Dat de galerie verlies leed dat eerste jaar, bracht Peggy op de gedachte een museum te openen voor haar verworven verzameling. Het idee was om het museum in Londen te realiseren onder auspiciën van Herbert Read. Samen met deze invloedrijke Engelse kunsthistoricus, schrijver en dichter maakte ze plannen voor een 'Museum of Modern Art'. Peggy sloot haar galerie en reisde af naar Parijs om haar kunstverzameling verder uit te breiden. De uitbraak van de Tweede Wereldoorlog in 1939 weerhield haar er niet van flink aan de slag te gaan. Ze had ongeveer 40.000 dollar op zak en mocht van zichzelf elk dag één kunstwerk kopen. Diverse kunstenaars boden werk aan, sommige omdat ze geld nodig hadden om Duitsland te ontvluchten. Zo kocht Peggy werk van René Magritte, Man Ray, Salvador Dalí, Paul Klee, Marc Chagall en Juan Miró: de kern van de Peggy Guggenheim collectie.
Nelly & Peggy
Gek genoeg hebben Peggy en Nelly elkaar in Parijs, eind jaren twintig, nooit ontmoet terwijl ze zich wel in dezelfde kringen begaven met wederzijdse kennissen als Alexander Calder, Man Ray, Hans Arp en Marcel Duchamp en Hans en Sophie Arp. Het was pas in Peggy's galerie in Londen eind jaren '30 dat de twee elkaar ontmoetten en een levenslange vriendschap zouden opbouwen. Door de status die Nelly inmiddels had verkregen als kenner van moderne en abstracte kunst, werd ze regelmatig gevraagd om exposities te organiseren.
In 1938 maakte ze samen met Willem Sandberg, voormalig directeur van het Stedelijk Museum in Amsterdam, de tentoonstelling Abstracte Kunst waar onder andere werk van beeldhouwer Antoine Pevsner te zien was. Pevsner had gelijktijdig een tentoonstelling in Guggenheim Jeune waar Nelly ongetwijfeld van had gehoord. Waarschijnlijk is dit de reden dat Nelly naar Londen afreisde en Peggy voor het eerst ontmoette. Peggy: "Nellie was my newest friend [&] she had walked into my gallery and given me a long lecture on who her husband had been and who she was. I was not in the least impressed and thought she was funny. I allowed her little by little to force her way into my life. I don't like women very much [&] Anyhow I asked Nellie to live in my flat, or most likely she asked herself, and as I had a guest room, I let her come."Wies van Moorsel, Nelly van Doesburg 1899-1975. De doorsnee is mij niet genoeg, Uitgeverij SUN, 2000, p. 163
Nelly zag in Peggy, naast een goede vriendin, ook een zakenrelatie: Door Guggenheim Jeune kon het werk van Theo van Doesburg een prominente plek krijgen in het rijtje van moderne kunstenaars. Ze liet daar geen gras over groeien. In 1939 organiseerde Peggy de tentoonstelling Abstract and Concrete Art waarvoor een werk van Theo werd uitgekozen- uiteraard door toedoen van Nelly.
Na het uitbreken van de oorlog in 1939 logeerde Peggy een tijdje bij Nelly in Meudon. Peggy vond het huis daar heerlijk. Op de oproep om vanwege de oorlog naar de VS terug te keren reageerde ze niet. Ze was van plan in recordtempo haar kunstcollectie aan te leggen en had inmiddels een clubje connaisseurs verzameld, waaronder Marcel Duchamp en Nelly van Doesburg. Door de inval van Hitler in Polen kwamen Peggy's plannen voor haar museum onder druk te staan. Engeland was toen al betrokken bij de oorlog dus het idee om in Londen een museum te openen, ging in rook op. Dus bleef ze met Nelly in Frankrijk, al vond ze in 1940 wel haar eigen appartement, waar ze woonde tot de Duitse invasie. Peggy deed er alles aan haar nieuwverworven collectie te behouden. Uiteindelijk besloot ze de werken als 'huishoudelijke artikelen' naar de Verenigde Staten te verzenden. Het Louvre had de werken eerder afgeslagen omdat ze 'te modern en waarschijnlijk niets waard' waren. Peggy verborg haar verzameling daarom in dozen en kratten met braadplannen, beddengoed en ander huisraad. Vervolgens werd alles verscheept naar New York waar Peggy in 1941 voet aan wal zette, herenigd met haar collectie.Wies van Moorsel, Nelly van Doesburg 1899-1975. De doorsnee is mij niet genoeg, Uitgeverij SUN, 2000, p. 163
Vrouwen in een door mannen gedomineerde wereld
In tegenstelling tot Peggy Guggenheim was Nelly van Doesburg nooit een echte kunsthandelaar. Zij wijdde haar leven aan de verspreiding van het werk van haar man Theo van Doesburg en rolde als het ware de kunsthandel in als gevolg van deze missie. Door hun overeenkomstige geschiedenis en de klik die ze vrijwel direct hadden, was het vanzelfsprekend dat Nelly Peggy's adviseur werd toen zij begon met het aanleggen van haar collectie. Nelly verkocht niet alleen werken aan Peggy, ze was ook in staat om als bemiddelaar in de kunsthandel te opereren door haar veelzijdige netwerk, waarbij overigens haar inhoudelijke kennis een grotere rol speelde dan haar zakelijk inzicht. Herbert Read had voor het museum in Londen een lijst gemaakt met werken die ze wilden aankopen. Toen die plannen niet doorgingen, liet Peggy de lijst bijstellen door Marcel Duchamp en Nelly van Doesburg. Deze lijst vormt de basis van de collectie van Peggy Guggenheim en de rol van Nelly hierin is onmiskenbaar geweest. Werken van Theo van Doesburg en andere De Stijl-kunstenaars zijn er immers ook op beland. Op Nelly's advies heeft Peggy vijf werken van Theo van Doesburg gekocht en werk verworven van El Lissitzky en Gino Severini Ballà.
Eind jaren '40, na de Tweede Wereldoorlog, reisde Nelly voor het eerst naar Amerika en keerde daar in de jaren '50 regelmatig terug. Niet alleen haar kennis van het werk van Theo van Doesburg trokken daar de aandacht, handelaren wilden naast zijn werk ook werk hebben van tijd- en stijlgenoten. Sporadisch verkocht ze dan wat stukken. Dat Nelly geen echte handelaar was, zoals Peggy, blijkt onder andere uit het feit dat er niets is genoteerd van werken en kopers. Nelly kon goed leven van de vele relaties die ze in Amerika had maar haar aandacht was volledig gericht op het verspreiden van het werk van Theo van Doesburg. In de jaren 1960 werkte ze aan publicaties over Van Doesburg terwijl Peggy toen al een jaar of tien bezig was met het voor publiek openstellen van haar Palazzo in Venetië en het maken van een eigen museum.<https://www.guggenheim-venice.it/en/art/in-depth/peggy-guggenheim/about-peggy/(The Peggy Guggenheim Collection, Venice, 'About Peggy' Het palazzo waar Peggy eind jaren 1940 ging wonen, bezocht Nelly met enige regelmaat om oude vrienden te bezoeken en nieuwe vrienden te maken.
Peggy en Nelly waren geëmancipeerde vrouwen: ze wilden deelnemen aan het moderne leven in een nieuw tijdperk, net als mannen deden. Ze wilden drinken, roken, naar feestjes gaan en wezenlijk deel uitmaken van de maatschappij waarin ze leefden. Moederschap stond onderaan de prioriteitenlijst. Ze wilden seksuele vrijheid en gelijkheid. Als ze niet waren uitgebroken uit hun vertrouwde leven of hadden gerebelleerd tegen hun familie en de heersende taboes, hadden ze nooit deze mate van zelfstandigheid bereikt en zich ontwikkeld tot grootse vrouwen in een wereld die gedomineerd werd door mannen. Hoewel Peggy en Nelly heel verschillende te werk gingen, zijn ze beiden onmisbaar geweest in de verspreiding van moderne kunst. Door het duurzaam onderhouden van hun netwerk en de toewijding waarmee zowel Peggy als Nelly hun doel nastreefde, is een van de belangrijkste moderne kunstcollecties ter wereld tot stand gekomen en heeft het gedachtengoed en het werk van Theo van Doesburg en zijn tijdgenoten daar een plek in gekregen.
Volgende aflevering in deze reeks: Nelly & Hans Arp en Sophie Taeuber-Arp