Art on Display 1949-69
3 oktober 2020 - 5 juni 2021
Alison en Peter Smithson
Painting & Sculpture of a Decade 54-64 | Tate Gallery (nu Tate Britain), Londen, 22 april t/m 28 juni 1964
Alison (1928-1993) en Peter Smithson (1924-2003) werden beroemd én berucht als aanjagers van het brutalisme in de jaren vijftig en zestig. Na een opleiding tot architect in Newcastle verhuisden ze naar Londen, waar ze aan de slag gingen bij de architectenafdeling van de stad. Nadat ze de prijsvraag voor de nieuwbouw van de Hunstanton Secondary School in Norfolk hadden gewonnen, richtten ze hun eigen architectenbureau op. Met het door hen ontworpen strakke, modernistisch vormgegeven schoolgebouw - een constructie van zwart geschilderd staal met glas en gele baksteen, dat in 1954 werd opgeleverd - verwierven de Smithsons in één klap internationale faam.
Ze werden door de selectiecommissie van de tentoonstelling - Alan Bowness, Lawrence Gowing en Philip James - voorgedragen als ontwerpers. Gowing, behalve schrijver en kunstenaar ook commissaris van de Tate Gallery, was de initiatiefnemer van de tentoonstelling, en hij zou ook de Smithsons hebben voorgesteld. Dit kwam niet als een volslagen verrassing, aangezien het architectenechtpaar in artistieke kringen al langer bekendheid genoot door hun betrokkenheid bij de Independent Group, die samenkwam in het enkele jaren ervoor opgerichte Institute of Contemporary Arts (ICA). Begin jaren zestig sleepten de Smithsons bovendien een prestigieuze opdracht binnen: het ontwerp van het hoofdkantoor van The Economist in de Londense wijk St James's, dat in 1964 werd opgeleverd en hun reputatie bevestigde van radicale vernieuwers van de Britse architectuur.
Painting & Sculpture of a Decade 54-64 moest in Londen een uitgebreid overzicht brengen van recente en de meest opwindende ontwikkelingen in de internationale kunstwereld, om niet achter te blijven bij de Verenigde Staten en het Europese vasteland. De tentoonstelling werd georganiseerd en gefinancierd door de Calouste Gulbenkian Stichting en vond plaats in de Tate Gallery. Het aanvankelijke plan was een tentoonstelling met 250 schilderijen en 50 beeldhouwwerken, maar uiteindelijk zouden er in de zalen van de Tate Gallery maar liefst 370 werken worden getoond, vele van groot of zeer groot formaat. De expositie werd geopend met werken van Matisse, Picasso en Léger, waarna er een verbluffende dwarsdoorsnede volgde van gevestigde en opkomende kunstenaars. Ook enkele vrienden van de Smithsons van de Independent Group gaven acte de présence, onder wie Anthony Caro, Eduardo Paolozzi en Victor Pasmore.
Om plaats te kunnen bieden aan het grote aantal kunstwerken, creëerden de Smithsons in de Tate Gallery een doolhofachtige opeenvolging van strakke witte ruimten - een 'Melkweg', zoals de twee het noemden. De neoklassieke bouwstijl van het museum, inclusief de monumentale Duveen Sculpture Galleries, werd met opzet volledig naar de achtergrond gedrongen door de plaatsing van een doorlopende voorzetwand, die zich op geheel eigen wijze een weg door de zalen baande. Daglicht werd buitengesloten en de negen voet-hoge, witgeschilderde wand werd fel belicht met spotlights met aluminium reflectorfittings. In een rapport werd melding gemaakt van een benodigde extra stroomvoorziening.
Hoewel er voor de tentoonstelling een flink budget beschikbaar was gesteld, zorgde de omvang van de hele onderneming voor extra hoge kosten, waardoor praktische en tegelijk vernieuwende oplossingen noodzakelijk waren. Waar nodig werden eenvoudige sokkels geplaatst en bekleed met dezelfde gipsplaat als de voorzetwand, hetzij ter ondersteuning van grote, zware schilderijen, hetzij als voetstuk voor kleinere beelden. De grootste werken werden rechtstreeks op de vloer geplaatst.
Bij het ontwerp van de tentoonstelling had Alison Smithson de leiding, zo blijkt uit notities uit het archief. Diverse tekeningen getuigen van het verwoede gepuzzel om alle geselecteerde werken in te passen in de beschikbare ruimte. Sommige werken werden van de ene naar de andere ruimte verplaatst, en in de Duveen Galleries werden extra wanden aangebracht. Vaak was het niet mogelijk om de grootste schilderijen frontaal te bekijken. De Smithsons en de curatoren beoogden een wisselwerking tussen de groepering van de kunstwerken en de beweging van bezoekers, die een spel van vrije associatie moest creëren met een ervaring van zintuiglijke onderdompeling.
Bewerkte tekst uit de catalogus Art on Display 1949-69.