Lang zullen we leven!
Huisvesting voor ouderen in de collectie
In het voorjaar van 2015 is door architectuur- en kunstgeschiedenisstudenten van de Vrije Universiteit in Amsterdam in de archieven van Het Nieuwe Instituut onderzoek gedaan naar de ontwikkeling van ouderenhuisvesting. Dat heeft geresulteerd in een presentatie van 50 ontwerpen voor ouderenhuisvesting. Daarmee stelt Het Nieuwe Instituut de huisvesting van ouderen als een breder cultureel vraagstuk aan de orde, gevoed vanuit erfgoed en een historisch perspectief.
Er verandert veel in de ouderenhuisvesting in Nederland. De voortschrijdende vergrijzing en de kosten die dit met zich meebrengt hebben tot ingrijpende stelselwijzingen geleid, zoals de scheiding van zorg en wonen, en de privatisering van de zorg. De politieke ambitie om de verzorgingsstaat geleidelijk aan te vervangen door de participatiesamenleving, versnelt het beleid om ouderen steeds langer thuis te laten wonen. Deze nieuwe politieke en economische werkelijkheid is van invloed op de huisvesting voor ouderen en biedt een kans om het verschijnsel veroudering als een culturele opgave centraal te stellen.
Ontwerpen voor ouderenhuisvesting zijn een instrument om alternatieve vormen van samenleven en zorg te onderzoeken. Deze presentatie laat zien dat de zoektocht naar nieuwe modellen niet op zichzelf staat, maar een rijke voorgeschiedenis kent. In de loop van de twintigste eeuw is door liefdadigheidsinstellingen, overheden, zorginstellingen, ouderen zelf en ontwerpers op verschillende manieren nagedacht over het 'vraagstuk van de huisvesting der bejaarden'. Daarbij werd van verschillende expertises gebruik gemaakt. Ontwerpen voor ouderenhuisvesting hebben daarbij een onderzoekende waarde en een sturende kracht. Ze zijn een instrument om alternatieve vormen van samenleven en zorgen te onderzoeken. En om nieuwe manieren van samenwerking te verkennen, niet alleen tussen de diverse creatieve disciplines, maar ook tussen officiële instituten en informele netwerken.
Het 'vraagstuk van de huisvesting der bejaarden'
Het huidige debat over de vorm en kwaliteit van ouderenhuisvesting staat niet op zichzelf. In de loop van de twintigste eeuw is door overheden, zorginstellingen en ontwerpers voortdurend nagedacht over het 'vraagstuk van de huisvesting der bejaarden. Het ontwerpen van ouderenhuisvesting is daarbij sterk verbonden met het denken over ouderen en hun plek in de samenleving. Tot aan de Tweede Wereldoorlog is ouderenzorg vooral een vorm van armenzorg. Wie niet kan sparen voor een pensioen of geen kinderen heeft, is na het verlies van zijn inkomen afhankelijk van liefdadigheid. Na de Tweede Wereldoorlog wordt de zorg voor ouderen niet alleen een speerpunt van het nieuwe sociaal beleid maar ook een instrument in het oplossen van de woningnood. De overheid stimuleert de bouw van bejaardenhuizen, zodat normale woningen vrijkomen voor gezinnen. Vanaf de jaren tachtig, als de ergste woningnood voorbij is en de combinatie van zorg en wonen te duur wordt, verschuift de institutionele verantwoordelijkheid steeds meer naar het private domein.
Een veelzijdige opgave
In het voorjaar van 2015 is door architectuur- en kunstgeschiedenisstudenten van de Vrije Universiteit in Amsterdam in de archieven van Het Nieuwe Instituut onderzoek gedaan naar de ontwikkeling van ouderenhuisvesting. In het archief is een dwarsdoorsnede van ontwerpen uit de afgelopen honderd jaar bewaard gebleven. De verscheidenheid laat zien dat ouderenhuisvesting sterk verbonden is met politieke en emancipatoire processen. Dit blijkt bijvoorbeeld uit de steeds wisselende opdrachtgevers die verantwoordelijkheid namen voor het huisvesten van ouderen: van particuliere stichtingen, woningbouwverenigingen, stadsbesturen tot de rijksoverheid. De collectie geeft ook een beeld van de invloed van uiteenlopende expertisegebieden op het ontwerp, zoals demografische kennis, de gezondheidszorg, de geriatrie, maatschappelijk werk, de sociologie en de aan de beleving van het interieur verbonden disciplines, zoals woninginrichting, kleurtheorie, akoestiek en veiligheid. Ook tuinen zijn van oudsher verbonden met ouderenhuisvesting. In het verleden functioneren ze vaak als moes- en werktuin, vandaag de dag om bij ouderen het bioritme via het contact met de natuur in stand te houden. Het archief laat daarmee zien dat ouderenhuisvesting een veelzijdige opgave is, waarbij steeds verschillende accenten worden gelegd.
Het archief als bouwsteen van de toekomst
De VU-studenten hebben uit het talrijke archiefmateriaal een aantal kenmerkende projecten geselecteerd en nader onderzocht. In de presentatie 'Lang zullen we leven!' wordt de ontwikkeling van de ouderenhuisvesting geschetst aan de hand van vijftig ontwerpen, die zijn verdeeld in vijf categorieën. Het zijn stuk voor stuk ontwerpen die karakteristiek zijn voor een bepaalde tijd, of een omslag laten zien in het denken over ouderen in de samenleving en de wisselwerking tussen wonen en zorg. Hieruit blijkt dat er door de tijd heen constante typologieën zijn in de huisvesting van ouderen, maar dat de context waarin deze functioneren steeds wisselt.
De archieven van Het Nieuwe Instituut bieden een breed scala aan ontwerpen voor ouderenhuisvesting van de laatste honderd jaar. Het palet aan huisvesting voor ouderen is zeer divers en laat zien dat 'de ouderen' als vastomlijnde groep niet bestaat, maar net zo gevarieerd is als jongere generaties, en uit vele subculturen bestaan. Hierdoor krijgt ook de combinatie zorg-wonen op zeer verschillende wijzen vorm, waarbij vraaggestuurde en aanbodgestuurde zorg de uitersten van het spectrum zijn. Uit de getoonde ontwerpen blijkt dat de visie die ten grondslag ligt aan ontwerpen voor ouderen dualistisch is: enerzijds is deze bevlogen, empatisch en idealistisch en anderzijds rationeel, afstandelijk en soms ook berekenend. Rode draad hierin is het denken over ouderen als een aparte groep, die ver afstaat van andere generaties en niet verbonden is met de samenleving als geheel. Hoewel de naoorlogse verzorgingsstaat ouderen veel goeds heeft gebracht, heeft deze overheidszorg wellicht ook de vervreemding en afstand ten opzichte van ouderen bevorderd in plaats van verkleind.
In de toekomst lonkt een andere opgave. De tot voor kort gangbare situatie dat alleen de overheid verantwoordelijk is voor de levenskwaliteit van verschillende generaties verdwijnt en deze verantwoordelijkheid krijgt ook een plek in het privédomein. Dit vraagt om nieuwe samenwerkingsverbanden tussen instituten en informele netwerken. Ontwerpen voor ouderenhuisvesting kunnen deze nieuwe verbanden onderzoeken en ook vertalen in architectonische en stedenbouwkundige ontwerpen. Het dirigeren van ouderenhuisvesting naar het private domein biedt ook een kans om het onderscheid tussen jong en oud, vitaal en gebrekkig te verkleinen. Vertrouwdheid met ouderdom en de gebreken die hier bij horen kan een zinvolle richting geven aan de vraag waar iedereen ooit mee te maken krijgt: hoe willen wij oud worden en in welke omstandigheden.