Huis Sonneveld
Waar nu het Nieuwe Instituut staat lag vroeger het Land van Hoboken. De Sonnevelds lieten aan de rand van dit landgoed hun nieuwe huis bouwen, op een strook grond die bestemd was voor een klein villapark. Het Land van Hoboken was een open landschap van ruim 50 hectare met voornamelijk grasland, een groene oase midden in de stad.
Door de rust en landelijke sfeer was het een ideale omgeving voor villabouw. De Heemraadsingel, waar de Sonnevelds woonden voordat zij naar de Jongkindstraat verhuisden, was een chique buurt, waar dokters en notarissen woonden, ondernemers en directeuren. Maar eind jaren twintig was het nog chiquer om buiten te gaan wonen, in een landelijke omgeving.
Vanaf de 17e eeuw tot 1924 was het Land van Hoboken eigendom van de redersfamilie Van Hoboken. Het landgoed strekte zich uit tussen de Nieuwe Binnenweg, de Westersingel, de Westzeedijk en de Coolhaven en was zo groot als 112 voetbalvelden. Aan de Westzeedijk staat nog altijd het woonhuis van de familie, Villa Dijkzigt (nu het Natuurhistorisch Museum). Na het overlijden van de havenbaron Van Hoboken kocht het stadsbestuur in 1924 het landgoed aan voor vier miljoen gulden.
Stadsbouwmeester Willem Gerrit Witteveen maakte in 1927 een stedenbouwkundig plan voor het voormalig landgoed, waarin een parklandschap een centrale plaats inneemt omringd door woningbouw, kantoren en musea. Binnen dit plan ontwierp architect Leendert Cornelis (Leen) van der Vlugt het villapark Dijkzigt, waar Huis Sonneveld (1929-1933) deel van uitmaakt. Met zijn grotendeels wit gestuukte woningen met stalen kozijnen en royale balkons was Dijkzigt de modernste villawijk van Rotterdam, geheel in de stijl van Het Nieuwe Bouwen. Het kleine villapark was een initiatief van de gemeente Rotterdam om de uittocht tegen te gaan van welgestelde burgers die het buitenleven opzochten in de omgeving van Wassenaar en Den Haag.
Filmpje over Anthony van Hoboken, uit de serie Rotterdammers van formaat, van RTV Rijnmond