De Staat van Eindhoven
Eindhoven wil vele steden zijn: een slimme, gezonde, zorgzame, innovatieve en vooral adaptieve stad. Het is een ambitieuze en bovenal trotse stad door de snelle opmars die Eindhoven maakte na de desastreus verlopen jaren negentig. Eindhoven ziet zich, evenals veel andere steden in Nederland, geconfronteerd met een aantal, inmiddels veelbesproken verschuivingen: de verzorgingsstaat maakt plaats voor de participatiesamenleving en tegelijkertijd verschuift de macht van de staat naar de steden, die met ruim 60% van de Nederlandse bevolking, dé plekken voor innovatie en economische draagkracht zijn.
Linda Vlassenrood, programmaleider De Staat van Eindhoven
Voor deze transities zijn bestuurlijke vernieuwingen noodzakelijk: in de kern gaat het om het heruitvinden van de democratie. De overheid deelt haar verantwoordelijkheden immers in toenemende mate met het bedrijfsleven, kennisinstellingen en vooral met burgers, en spreekt hierin bij voorkeur van een horizontale organisatiestructuur. Eindhoven ziet deze transitie uiterst zelfverzekerd en positief tegemoet. De condities voor een horizontale vorm van samenwerken lijken immers goed in het huidige DNA van de stad verankerd te zijn: het bejubelde triple helix concept dat begin jaren negentig als model werd geïntroduceerd voor een gelijkwaardige samenwerking tussen bedrijfsleven, kennisinstellingen en overheid, heeft Eindhoven aan een florerende kenniseconomie geholpen. Eindhoven is in 2011 door het Amerikaanse en onafhankelijke Intelligent Community Forum (ICF) zelfs tot slimste regio ter wereld uitgeroepen en dat geeft de burger moed.
In spreekwoordelijke zin welteverstaan, want bij doorvragen blijkt diezelfde burger in Eindhoven nauwelijks aangesloten bij de slimme stad. De bejubelde triple helix strategie sluit burgers juist uit en is bovendien onbekend bij het merendeel van de inwoners van Eindhoven. Hetzelfde geldt voor de overkoepelende branding - Eindhoven is de stad van technologie, design en kennis (TDK). Daarmee worden vooral nieuwe bewoners aangetrokken, maar de branding is niet gericht op de mensen die al inwoner zijn. Er wordt technologisch flink aan de weg getimmerd, maar dit vindt vaak op afgelegen plekken plaats zoals op de High Tech Campus of onzichtbaar vanwege specifieke online gebruikersgroepen en is daardoor onvoldoende ingebed in de stad; design en kennis ontwikkelen zich eveneens als parallelle werelden met maar weinig onderlinge kruisbestuiving. Kortom, er bestaat ondanks alle klinkende groeicijfers, ongebreideld enthousiasme en indrukwekkende internationale scores, een kloof tussen ambitie en realiteit. Eindhoven doet het goed, maar het kan veel beter. Burgemeester Van Gijzel beaamt dit publiekelijk en ook ambtenaren bevestigen dat het huidige bestuurlijke apparaat (ondanks een grootscheepse interne reorganisatie en vooruitstrevende ontwikkelingen zoals WIJeindhoven) enerzijds te langzaam vernieuwt om de eerdergenoemde transities voldoende te faciliteren en anderzijds het overkoepelende, motiverende en bezielende verhaal nog niet op orde heeft om de burger daadwerkelijk te activeren. Waar draag je namelijk als burger aan bij? Is dat de slimme, gezonde, zorgzame, innovatieve of adaptieve stad? Wat betekent adaptief überhaupt? Waar ligt de persoonlijke noodzaak?
Wat is het overkoepelende verhaal van Eindhoven?
Iedere bestuurder in Nederland heeft de mond vol van het groeiende aantal initiatiefrijke burgers en burgerinitiatieven, maar in werkelijkheid gaat het slechts om een kleine groep. Bovendien blijkt uit onderzoek dat het aantal vrijwilligers in Nederland de afgelopen jaren niet is gestegen. Het ligt in de lijn der verwachting dat deze situatie voor Eindhoven niet heel anders zal zijn. Kortom, wil Eindhoven de kloof tussen haar burgers en de overheid en het bedrijfsleven dichten, dan is een motiverende verhaallijn én het blootleggen van urgentie onvermijdelijk om vervolgens tot het mobiliseren van burgers over te kunnen gaan. Kortom, waar ligt het engagement van de burger, de overheid, de kennisinstellingen en het bedrijfsleven in Eindhoven? Waar vinden zij elkaar in dat engagement?
In historisch perspectief zijn er meerdere perioden aan te wijzen waarin een allesomvattend betoog werd geboden voor de grote maatschappelijke en ruimtelijke opgaven van die tijd: de hygiënebeweging aan het einde van de 19e eeuw en het modernisme met de functionele stad in de vroeg 20e eeuw. In de 21e eeuw doet de smart city opmars als antwoord op al onze duurzaamheids- en veiligheidsvraagstukken. Het verhaal van de smart city staat echter nog in de kinderschoenen. Heel veel steden in de wereld willen immers een smart city zijn, terwijl niemand weet waar het begrip daadwerkelijk voor staat. Het is voorlopig te duiden als een verzameling van technocratische oplossingen voor een reeks van (vaak nog te preciseren) stedelijke problemen. Een smart city wordt voornamelijk gepresenteerd als veilig, schoon en efficiënt. Hiertoe wordt een technisch hoogwaardige infrastructuur aangelegd en wordt de stad volgehangen met camera's en sensoren voor het vergaren van data. De nieuwe stad New Songdo in Zuid-Korea geldt daarin als een extreem voorbeeld; deze smart city is als een goed verkoopbaar product in de markt gezet met de ontwikkeling van technologische applicaties als een doel op zich. De burger speelt hierin geen actieve rol van betekenis. Hij is voornamelijk leverancier van data en levert nauwelijks tot geen toepassingen.
Eindhoven heeft de ambitie om zich door te ontwikkelen naar een smart city, maar worstelt met het bezielende verhaal of, anders gesteld, met de intrinsieke motivatie. Eindhoven erkent dat technologie als zodanig geen doel op zich kan zijn, maar ingezet moet worden voor het oplossen van sociaal-maatschappelijke vraagstukken in de stad. Juist een stad als Eindhoven, waar technologie zo'n belangrijke rol speelt voor het profiel, heeft nu de mogelijkheden in handen om de betekenis van een smart city in de breedste zin van het woord, met haar burgers, bedrijfsleven en kennisinstellingen, te (her)definiëren en aan het begrip smart nieuwe waarden toe te kennen. Hierbij gaan de gedachten al snel uit naar het creëren van een intelligente gemeenschap (smart society) en slimme vormen van bestuur, mobiliteit, wonen, zorg en economie. De noties reiken echter veel verder. Nieuwe technologieën met maatschappelijke impact zijn alomtegenwoordig: smart city, internet-der-dingen, lerende algoritmen, robotica. Het ontbreekt ons echter aan kennis en vocabulaire om daadwerkelijk te doorgronden en te duiden op welke manier ze met elkaar samenhangen en wat de implicaties voor ons stedelijk, maatschappelijk en politiek leven op zowel lokaal, nationaal als internationaal niveau (zouden kunnen) zijn.
Smart City in een participatiesamenleving
Juist de tweeledige ambitie om een "smart city" in een participatiesamenleving te zijn, zal een spannend palet aan conflicten en nieuw te benoemen waarden opleveren. In haar "Kadernota 2016" (gepubliceerd op 23 april 2015) spreekt de gemeente Eindhoven in het realiseren van een "intelligente community" terecht van een paradigmashift in haar eigen rol: van bepalen naar faciliteren, van controle naar vertrouwen, van competitief naar coöperatief, en stelt daarbij een heleboel vragen: in hoeverre zullen burgers innovaties daadwerkelijk gebruiken en omarmen, maar belangrijker nog: hoe worden ze geactiveerd om aan de voorkant van een ontwikkeling of innovatie actief mee te denken? Het is opvallend en wellicht tekenend voor de pragmatische inborst van de overheid dat de beginvraag nadrukkelijk niet wordt gesteld: waarom zouden burgers actief mee willen denken? Waar ligt voor hen de meerwaarde? Wat is het opzwepende verhaal dat nadrukkelijk verder gaat dan city branding (eerste actie volgens het projectteam smart city) alleen voor de buitenwereld?
De rol van Het Nieuwe Instituut: mentale vrijhaven
"In het doen ligt het vinden van de oplossing" stelt wethouder Mary Ann Schreurs. Het "doen" is in de verschillende gesprekken met ambtenaren over het doorvoeren van vernieuwingen in de lokale democratie of in de afspraken tussen de gemeente en externe partijen alomtegenwoordig. In de kadernota wordt bovendien duidelijk gemaakt dat 2016 het jaar zal zijn waarin plannen en ambities waargemaakt moeten worden: 2016 is benoemd tot "werkjaar" na de grootscheepse reorganisatie in 2014 en de plannenmakerij in 2015. Bij de bijeenkomst Redesign Government Now! (www.redesigngovernmentnow.nl) tijdens de Dutch Design Week 2014 kwam deze dadendrang al veelvuldig aan de orde. Burgemeester Van Gijzel stelde daar dat de houding van de overheid op vele vlakken moet veranderen en bovendien niet langer op ideologie, maar op pragmatisme gebaseerd moet zijn. Het doen is aldus een belangrijk middel en proces. De actiebereidheid van de gemeente is lovenswaardig, maar meer duidelijkheid over het overkoepelende verhaal en de gedeelde waarden lijkt noodzakelijk voordat daadwerkelijk tot effectief doen kan worden overgegaan.
In het doorgronden van de vele ambities van Eindhoven wordt namelijk al snel duidelijk dat reflectie en uitwisseling onderontwikkeld zijn: er is geen geijkt platform, het gesprek vindt incidenteel en niet diepgravend plaats, belangrijke inhoudelijke of ethische vraagstukken worden niet of nauwelijks publiekelijk besproken, bovendien is het gesprek slechts het resultaat van een willekeurige optelsom aan initiatieven. Er is bij meerdere partijen in Eindhoven behoefte aan een platform om tot meer uitwisseling te komen en inmiddels circuleren er ook een aantal concrete ideeën voor het bij elkaar brengen, verbinden en activeren van vooral creatievelingen en techneuten. Deze programma's hebben echter geen duidelijke inhoudelijke focus. Kortom, het gesprek wordt inhoudelijk niet gestuurd en is zeker niet voor iedereen bedoeld. Het blijkt daarnaast dat een overzicht en daardoor kennisdeling ontbreekt van projecten, living labs en buurtinitiatieven, die door de gemeente, wijken, welzijnsorganisaties, kennisinstellingen en individuen op tal van terreinen georganiseerd worden. Hier is nog een hele wereld aan inzicht te winnen.
Langdurige reflectie: denken is doen
De meerwaarde van Het Nieuwe Instituut ligt in eerste instantie niet in het organiseren van tentoonstellingen of in het initiëren van weer een nieuw project in de wijk, maar juist in het bieden van langdurige reflectie en het stellen van kritische vragen op het juiste moment. Het Nieuwe Instituut brengt hiervoor haar nationale en internationale netwerk in stelling en boort haar arsenaal aan discursieve formats aan voor het bij elkaar brengen van de relevante partijen om het gesprek te faciliteren en te entameren, en de benodigde kennis te ontwikkelen. Het Nieuwe Instituut verzamelt bovendien informatie en relevante gezichtspunten, en ontsluit deze op een interactieve manier. Wetenschappers, denkers, ontwerpers, bestuurders en burgers ontwikkelen samen de gedeelde kennis die voor Eindhoven nodig is. De gehele stad is daarbij het speelveld. Het Nieuwe Instituut heeft geen fysiek adres nodig om aanwezig te zijn. Het Nieuwe Instituut vervult de rol van kritische buitenstaander, maar is te allen tijde inhoudelijk goed ingebed. Het Nieuwe Instituut werkt samen met geijkte partners zoals de gemeente Eindhoven, de TU Eindhoven en de Design Academy Eindhoven, maar vervult nadrukkelijk een eigen reflectieve en culturele rol.
Hoe?
Jan Mengelers, bestuursvoorzitter van de TU Eindhoven, publiceerde afgelopen maart in samenwerking met BrabantKennis een cahier waarin hij schrijft over het ideaal van een regio waarin innoveren een maatschappelijk breed gedragen proces is. Hij wil daarbij voorbij gaan aan de triple helix en de burger betrekken en mobiliseren. Hij formuleert treffend de transitie waar ook Eindhoven momenteel voor staat: "Er vinden wijzigingen plaats in de bestaande eco-innovatiesystemen die Brabant en Brainport schragen. We bevinden ons in een zoektocht naar een nieuw, meer waarden gedreven en democratisch innovatiemodel met bijpassende kennisinfrastructuur. Een model waarbij niet de wetenschap en industrie, máár maatschappelijke vraagstukken de onderzoeks- en innovatieagenda bepalen." Het Nieuwe Instituut faciliteert inderdaad een zoektocht naar nieuwe waarden en stelt de in wezen eenvoudige, maar in uitwerking complexe basisvraag: waarom, hoe en met wie gaat de burger van Eindhoven bijdragen aan de slimme stad? Het is een vraag die voor Het Nieuwe Instituut automatisch betrekking heeft op verschillende aannames over de participatiesamenleving, op nieuwe vormen van innoveren en samenwerken, op conflictueuze verschuivingen in bestuurlijke en financiële zeggenschap, op verschillend begrepen rollen van technologie, op alternatieve organisatievormen, op noties als vertrouwen, transparantie, uitsluiting en machtsconcentratie, en de rol van ontwerp hierbij.
Eindhoven is daarbij nadrukkelijk het werkterrein. Juist door het lokale engagement, de beschikking over gedetailleerde informatie en de toegang tot concrete vraagstukken, zal de door Het Nieuwe Instituut gegeneerde reflectie het generieke debat in Nederland ontstijgen. Belangrijke vragen zijn echter: hoe starten we het gesprek en hoe vindt het plaats? Hoe houden we de dialoog vervolgens gaande en hoe betrekken we niet alleen de geijkte personen? Hoe ontstijgen we de aanpak van een willekeurig participatieproject en vooral: hoe zetten we een beweging in gang met blijvend resultaat? Er moet niet alleen iets in de hoofden gaan gebeuren, ook gedrag moet blijvend veranderen. Hoe voorkomen we dat deelnemers de volgende dag weer overgaan tot de orde van de dag?
Dit is een extreem complex traject gezien de vele verschillende stakeholders met een nog groter arsenaal aan verschillende belangen en interesses. De interventies van Het Nieuwe Instituut zijn dan ook niet allesomvattend en niet voor iedereen tegelijkertijd. Het gaat boven alles om een traject in de tijd, gebaseerd op lerend vermogen en met een uitkomst die op dit moment nog niet concreet te definiëren is.