Atelier Nelly en Theo van Doesburg
10 juli 2020 - 9 oktober 2021
Koehorst in ’t Veld over Atelier Nelly en Theo Van Doesburg
Een nieuwe kijk op het werk van Nelly en Theo van Doesburg, dankzij de recente restauratie van hun architectuurarchief. De presentatie erkent Nelly als sleutelfiguur in de opbouw van de reputatie van Van Doesburg en De Stijl. Stralend middelpunt van de opstelling is hun meest uitgesproken project samen: de atelierwoning in Meudon, een voorstad van Parijs. Met nooit eerder of lang niet getoonde schetsen, tekeningen en maquettes ingebed in de rijke gebruiksgeschiedenis van het huis.
"Onze leidraad was de ambitie het archief te activeren"
Puttend uit de enorme rijkdom van de Rijkscollectie voor Nederlandse Architectuur en Stedenbouw. Toen de ontwerpers en samenstellers Jannetje in 't Veld en Toon Koehorst aan hun concept voor de tentoonstelling begonnen te werken, behoorde deze praktische belemmering tot de randvoorwaarden. Net als de context waarin de expositie is geplaatst: het langjarige programma Architectuur Dichterbij waarmee Het Nieuwe Instituut zich tot en met 2024 richt op de restauratie en digitalisering van belangrijke delen van de Rijkscollectie.
Gezien de status van de deelcollectie Theo van Doesburg - een van de meest uitgeleende verzamelingen uit de totale collectie - en omdat het restauratieproces van dit werk al flink gevorderd was, werd Van Doesburg gekozen als het vertrekpunt voor de eerste publieke presentatie in het kader van Architectuur Dichterbij. Hoe hebben de ontwerpers van Koehorst in 't Veld dit project aangepakt? Wat deden ze om hun inhoudelijke rol als samenstellers in evenwicht te brengen met het ontwerp van de fysieke presentatie? Waarom wordt de hoofdrol toebedeeld aan Nelly van Doesburg? En wat is de meerwaarde van digitalisering als het erom gaat nieuwe verhalen en verbindingen te ontdekken? In afwisseling, elkaar aanvullend en soms corrigerend, lichten Jannetje in 't Veld en Toon Koehorst het ontstaan van 'hun' tentoonstelling toe.
Voorbij de canon
Een presentatie met het werk van Theo van Doesburg, icoon van het Europese Modernisme? Is dat pad sinds de brede herontdekking van De Stijl al niet platgetreden door kolonnes kunsthistorici? Was er naast de ongetwijfeld interessante details rond het restauratieproces van de tekeningen nog wel een verhaal te vertellen dat niet tot op de draad versleten zou zijn? Voor Koehorst in 't Veld speelden dergelijke overwegingen in ieder geval niet. Al in het eerste gesprek met Het Nieuwe Instituut overheerste het enthousiasme over de mogelijkheid om voorbij de canon te kijken. Bijvoorbeeld door de keuze van het instituut om in de tentoonstelling in het bijzonder de rol van Nelly van Doesburg te belichten.
"We zullen zo'n tentoonstelling nooit als kunsthistorici benaderen. Als ontwerper kijk je anders. Misschien zijn wij, anders dan de historici, niet zo geïnteresseerd in antwoorden als wel in de vragen die eraan voorafgaan. Wij hebben een redactionele werkwijze ontwikkeld waarbij eigen onderzoek de basis vormt. Je duikt in archieven en collecties om daar inhoudelijke ontwikkellijnen aan te ontlenen. Onze leidraad was de ambitie het archief te activeren. Wat gebeurt er wanneer je een stuk uit het archief trekt en vervolgens via een tentoonstelling publiek maakt? Hoeveel context is er nodig om het tot leven te brengen? Door middel van een ruimtelijke installatie proberen we de bezoeker suggesties te geven om dat onderzoek zelf te vervolgen."
Kunstenaarswoning in Meudon
Zo gingen ze ook dit keer aan de slag. In het gesprek met Het Nieuwe Instituut werd Nelly van Doesburg naar voren geschoven als de focus van het project. Niet alleen droeg zij immers wezenlijk bij aan het ontstaan, het behoud en de promotie van Theo van Doesburgs werk, als concertpianiste trad Nelly ook veelvuldig op tijdens de vele publieke performances van Theo en hun geestverwanten. Juist bij het ontstaan en de uiteindelijke bestemming van een van de hoogtepunten in het architectonisch oeuvre - het ontwerp van de kunstenaarswoning in Meudon die zij zelf gingen bewonen - kan haar rol een ander licht werpen op de canon rond Van Doesburg. De woning fungeert daarom als het hart van de presentatie.
"We hebben ons dienstbaar gemaakt aan het materiaal. In eerste instantie natuurlijk aan wat we in de Rijkscollectie aantroffen. Maar dan stuit je bij een figuur als Van Doesburg, met een oeuvre dat het hele spectrum van schilderkunst tot architectuur en literatuur bestrijkt, meteen op een probleem. Zijn veelzijdigheid heeft er mede toe bijgedragen dat de nalatenschap nu verspreid is over allerlei archieven en kunstcollecties. Vaak in Nederland, bij diverse beheerders, maar bijvoorbeeld ook in het Centre Pompidou in Parijs. Bovendien werkte Van Doesburg in zijn architectonische praktijk geregeld samen met collega-kunstenaars en architecten en dus zijn sommige tekeningen of foto's in andere nalatenschappen terecht gekomen. "Voor ons had dat twee belangrijke consequenties. Het betekende enerzijds dat we zowel binnen als voorbij de Rijkscollectie moesten kijken om nieuwe verbanden te vinden en andere perspectieven te openen. Daarnaast vroeg de focus op Nelly om gericht onderzoek naar haar bijdrage in het ontstaan van het werk. En meer nog: wat haar rol was in het behoud van de werken terwijl we ook weten dat zij soms ten behoeve van haar eigen levensonderhoud stukken heeft verkocht. Uiteindelijk is het aan haar nicht Wies van Moorsel te danken dat het overgebleven werk grotendeels aan de Nederlandse staat kon worden overgedragen.
"Het huis in Meudon had een sleutelrol. Telkens als we onszelf vragen stelden, bleek daar een antwoord te liggen. Die plek was natuurlijk volledig rond het kunstenaarsleven van Nelly en Theo ontworpen, maar eigenlijk zie je dat ook bij zijn eerdere, nooit uitgevoerde ontwerpen van atelierwoningen in de archieven. In al die ontwerpen waren een atelier en een afzonderlijke muziekkamer getekend; nooit een kinderkamer. Met de dood van Theo veranderde de status van het huis. Sindsdien is het zelf onderdeel geworden van de nalatenschap. Terwijl het als ontmoetingsplaats voor de culturele avant-garde bleef fungeren, was het tegelijk het depot waar het oeuvre was opgeslagen. Nelly waakte er als beheerder, archivaris en agent over de erfenis van Van Doesburg. "Door het onderzoek van Wies van Moorsel is dit deel van de geschiedenis goed gedocumenteerd. En wij hadden het geluk dat we niet alleen op haar boek over Nelly aangewezen waren, maar zij ook bereid was om sommige onderwerpen persoonlijk met ons te bespreken."
Wolkvormen
Koehorst in 't Veld werkte de verschillende thema's in de tentoonstelling uit in wat zij aanduiden als 'wolkvormen'. Zo'n wolk is opgebouwd rond een specifiek werk uit de collectie, dat vervolgens van een context wordt voorzien met referentiemateriaal dat ontleend kan zijn aan de Rijkscollectie maar vaak ook afkomstig is uit andere bronnen en archieven. De recente wisseling was al voorgeprogrammeerd. Centrale stukken konden eenvoudig worden vervangen door soortgelijke werken uit de collectie, terwijl de verhaallijn - bijvoorbeeld over de toepassing van kleur of de materialisatie van de architectuur - in stand bleef. Deze thematische installaties worden aangevuld met projecties die in een opeenvolging van beelden interessante deelaspecten ontsluiten, bijvoorbeeld aan de hand van de visitekaartjes van Nelly van Doesburg, die we bij de RKD aantroffen, of de foto's die in de loop der tijd door zeer verschillende mensen vanaf exact hetzelfde balkonnetje in het huis werden gemaakt. "Voor ons waren de verschillende archieven een constante bron van nieuwe vondsten. Vooral als we de verbanden tussen verzamelingen in het verhaal begonnen te betrekken. De rijkdom die je dan aanboort is onuitputtelijk. Daarmee sluit de tentoonstelling aan bij de ambitie van Architectuur Dichterbij dat niet alleen werkt aan de restauratie en conservering van de collectie, maar via digitalisering wil bijdragen aan de toegankelijkheid van de verzameling. "Wij zien Atelier Nelly en Theo van Doesburg als een pleidooi om bij de ontsluiting van archieven juist de veelstemmigheid te zoeken, door verbindingen tussen collecties te leggen en het publiek te betrekken bij de interpretatie van de verhalen die dan tevoorschijn komen."
Digitalisering
Een deel van de tentoonstelling concentreert zich op de fysieke sporen die Nelly en Theo op de werken hebben achtergelaten. Opvallend genoeg ging het daar onder meer om meters plakband die inmiddels door het restauratieatelier zijn verwijderd. En om vingerafdrukken en signaturen. Gedurende het restauratieproces werd bijvoorbeeld duidelijk dat er aan bepaalde signaturen is gerommeld, en het valt niet uit te sluiten dat Nelly na het overlijden van Theo sommige ongesigneerde werken alsnog van 'zijn' handtekening heeft voorzien. Zulke verhaallijnen zijn uniek en laten zich niet eenvoudig aan de hand van een vergelijkbaar stuk vertellen. Die moesten dus bij de wisseling door nieuwe verhalen worden vervangen. "Naast het inzoomen op dat soort prachtige details, zien wij de tentoonstelling ook als een ruimtelijk model voor hoe je om kunt gaan met digitalisering. Je ziet hoe belangrijk het is om naar andere deelverzamelingen te kijken, bijvoorbeeld de collectie Cornelis van Eesteren met wie Theo vaker samenwerkte. Daar vind je schetsen waaraan ze gezamenlijk werkten. Of in het archief van Piet Zwart, die regelmatig in Meudon verbleef en vanaf het balkonnetje het interieur van het huis fotografeerde. Via deze archieven liep het spoor naar dat van de CIAM-congressen. Enzovoorts. Natuurlijk zijn de conservatoren van de Rijkscollectie bekend met deze onderzoekspraktijk, maar voor ons was de uitdaging hoe je zo'n steeds verder uitwaaierende zoektocht zichtbaar en toegankelijk maakt binnen een tentoonstelling."
"Digitalisering maakt het betrekkelijk eenvoudig om zo'n traject te volgen, binnen de Rijkscollectie en daarbuiten. Neem je de moeite, dan gaat er door de rijkdom aan koppelingen een wereld open. In het ontwerp van Atelier Nelly en Theo van Doesburg hebben we dat vertaald door meerdere wijzen van ontsluiting te gebruiken om de veelheid aan verhalen te vertellen. Natuurlijk zijn die keuzes arbitrair. Ze tonen onze keuze en onze interpretatie. De archiefwereld schrikt nog vaak terug voor zulke keuzes omdat ze onvoldoende academisch gefundeerd zijn. Wij doen het waarschijnlijk sneller en lichter. Maar we hebben ook niet de pretentie dat we het definitieve verhaal vertellen. Niets van wat we laten zien is onomkeerbaar. Sterker nog: we vinden het prachtig wanneer onze lezing van het materiaal tegenspraak oproept. Dat komt de veelstemmigheid van het gesprek alleen maar ten goede."
Een essentiële verschuiving tekent zich af in de wijze waarop we digitalisering beschouwen, aldus de ontwerpers. "Vooralsnog domineert het beeld van een zuiver technische opgave. Maar de wezenlijke impact is naar onze overtuiging gekoppeld aan de culturele waarde die erin besloten ligt. Omdat digitalisering toegang geeft tot alle mogelijke dwarsverbanden en netwerken. Zo'n laag is onmisbaar om tot wezenlijk andere ontsluitingen van het erfgoed te komen."
Interview: Gert Staal