Architecture of Appropriation
28 januari 2018 - 19 augustus 2018
Interview met ZUS [Zones Urbaines Sensibles]
De tentoonstelling Architecture of Appropriation vormt de start van een onderzoek naar wat toe-eigeningstactieken kunnen betekenen voor de architectuur. Wat betekent het thema voor Elma van Boxel en Kristian Koreman van ZUS [Zones Urbaines Sensibles], het ontwerpbureau dat een installatie voor de tentoonstelling ontwierp?
Architectuur en kraken, het zijn twee begrippen die je niet meteen met elkaar rijmt, beaamt Kristian Koreman. 'Kraken gaat over het je toe-eigenen van het bestaande en dat, waar nodig, naar je hand zetten. Architectuur gaat over het, vanuit het niets, ontwerpen van een gebouw. Zelfs als een architect een bestaand gebouw aanpakt, begint hij het als geheel te analyseren, en maakt vervolgens een plan. De kraker komt binnen, richt direct een werkplaats annex woonkamer in en begint van daaruit het pand verder te koloniseren.' Die laatste manier van werken is herkenbaar voor Van Boxel en Koreman, het is vergelijkbaar met hoe zij in het culturele verzamelgebouw Schieblock, waar zij kantoor houden, aan de slag gingen. 'We zaten hier eerst anti-kraak en zijn lokaal voor lokaal de boel gaan opknappen. Vervolgens hebben we de plint erbij betrokken en uiteindelijk het hele gebied in zekere zin naar onze hand gezet.'
Voor ZUS was het belangrijk om Gallery III, de tentoonstellingsruimte van Het Nieuwe Instituut waar Architecture of Appropriation wordt gepresenteerd, van een zo direct mogelijke entree te voorzien. 'Zo wordt de dynamiek van toe-eigening fysiek ervaarbaar gemaakt,' legt Van Boxel uit.
'We hebben gekeken naar de tactieken van het kraken en nagedacht hoe we daar architectuur van konden maken. Een gebaar dat is ontworpen, maar wel het idee van toe-eigening uitstraalt.'
Eenmaal binnen staat de bezoeker in de werkplaats/woonkamer van waaruit hij de tentoonstelling kan gaan verkennen. 'We hebben de verschillende ruimtes zo performatief mogelijk gemaakt. In de eerste ruimte kunnen mensen aan de slag met het archief in de weggeefwinkel. Helemaal achteraan bevindt zich de 'keuken', daar kan kennis worden gedeeld en vindt het gesprek plaats: samenkomsten en vergaderingen zijn een vast onderdeel van het krakersbestaan. De installatie is grotendeels opgebouwd uit hergebruikt materiaal, zelfs de trap bestaat uit drie bestaande trappen die tot een geheel zijn versmolten.'
De ontwerpers van ZUS zijn niet alleen geïnteresseerd in de invloed van toe-eigeningstactieken op een gebouw, maar ook op de grotere schaal van de stad. 'We zijn vanuit onze betrokkenheid bij het Schieblock, maar ook in ons andere werk, mateloos geïnteresseerd geraakt in alternatieve ontwikkelingsmethoden. Met name als het gaat om eigenaarschap. Hoe kunnen we heden ten dage voor een eerlijke verdeling van woningen en werkruimten zorgen? De belangrijkste claim die de krakers hebben gemaakt is: de stad is van iedereen, en iedereen moet toegang hebben tot die stad. Terwijl de grote trend al decennia lang privatisering is. Zelfs fenomenen als Airbnb en flexwerk, die oppervlakkig gezien voortborduren op dynamische strategieën uit de jaren zestig en zeventig, worden door grote corporaties bepaald. Wat ooit als een anarchistische deeleconomie begon is nu compleet kapitalistisch geworden. Bij het Schieblock en het Delftsehof hebben we samen met een heleboel partijen een coöperatie gevormd, om de diversiteit tussen grote en kleine gebruikers zo goed mogelijk te voeren.'
Van Boxel en Koreman zijn bij Het Nieuwe Instituut ook betrokken bij de oprichtingsgesprekken voor een Ministerie van Ruimtelijke Zaken. Deze serie gesprekken is gestart vanuit het idee dat de ruimtelijke ordening van het land niet alleen aan lokale overheden en losse platforms en initiatieven overgelaten kan worden, zoals sinds 2010 grotendeels het geval is. Hoe verhouden de bottom-up strategieën waar _Architecture of Appropriation _over gaat zich tot het verlangen naar een centrale regie? 'Ze hebben elkaar ontzettend nodig,' benadrukt Koreman. 'We hebben in 2007 in ons boek _Re-public_ (ZUS publiceerde dit boek toen het bureau de Maaskantprijs voor jonge architecten won, LH) die twee wegen voor de architectuur blootgelegd. Ook om uit te vinden hoe wij willen werken. Wat is er nodig om de stad dynamisch te houden? Wij zetten ons ervoor in om mensen bij het ontwerpproces te betrekken, die er normaal gesproken geen onderdeel van zijn. Tegelijkertijd zijn we ons ervan bewust dat de stad en het land voor grote uitdagingen staan, die niet allemaal van onderaf kunnen worden opgelost.'
'Het Ministerie is een pleidooi voor lange-termijn-denken,' legt Van Boxel uit. 'Het ruimtelijk beleid is versnipperd geraakt, te veel verschillende partijen bemoeien zich ermee. Wij komen dat tegen bij de grote projecten waar we aan werken, daarom werken we aan een plan dat we Delta 3000 noemen. Hierin pleiten wij voor een ver, ver, vooruitdenken over de toekomst van Nederland. Dat moeten we nu doen om straks niet letterlijk ten onder te gaan door zeespiegelstijging en bodemdaling. Daarbij gaat het niet alleen over het tegenhouden van het zeewater, maar ook over de gebouwde omgeving, infrastructuur en landbouw.
'Voor ons zijn de toe-eigeningstrategieën op gebruikersniveau en de ruimtelijke ordening van een land, twee verschillende zijden van dezelfde medaille.'
Het is volgens ZUS tijd om weer een georganiseerde architectuur in het leven te roepen. 'Er was ooit een geëngageerde architectengemeenschap die zich boog over de ruimtelijke ordening, bijvoorbeeld in CIAM en Team 10, maar ook later tijdens de AIR-manifestaties. Die bundeling van krachten ontbreekt nu grotendeels. Hoe kunnen we een bottom-up ministerie - niet als instituut, maar als een beweging - in het leven roepen? Vergelijkbaar met de democratische vernieuwing waar de schrijver David Van Reybrouck over nadenkt.'
En wat betekenen die toe-eigeningstrategieën voor de discipline? Wat kunnen architecten en stedenbouwers volgens ZUS leren van de krakerstactieken? 'De stad verandert voortdurend,' aldus Koreman. 'De ruimte wordt steeds weer op andere manieren voor verschillende doeleinden gebruikt. Als dat principe het uitgangspunt wordt voor de ontwikkeling van architectuur en stedenbouw, zullen we wellicht minder strak ontworpen maatpakken moeten gaan maken.'
Interview: Lotte Haagsma