Zoöp-observatie: wegdistel
13 juni 2023
In de zanderige duinvegetatie langs de oprijlaan van het Nieuw Instituut zijn de wegdistels (Onopordum acanthium) tot bloei gekomen. Vorig jaar waren deze zilvergrijze planten nog vrij bescheiden van omvang, maar thans, in hun tweede en laatste levensjaar, zijn het meer dan manshoge verschijningen geworden met forse, kandelaarvormige vertakkingen. In Nederland is de wegdistel, die oorspronkelijk uit Centraal-Europa en Centraal-Azië komt, geen algemeen voorkomende plant. Behalve in het duingebied wordt de wegdistel alleen in het rivierengebied en Zuid-Limburg aangetroffen. Verder blijkt de plant een zekere voorkeur te hebben voor stenige spoorwegtaluds. De wegdistels bereikten de Nieuwe Tuin niet op eigen kracht, maar zijn hier in het voorjaar van 2022 gezaaid – al valt niet helemaal uit te sluiten dat sommige planten ontkiemd zijn uit zaden uit het bodemarchief. Ook in de ‘’oude” Nieuwe Tuin (2015-2021) stonden al een paar wegdistels en zaden van de wegdistel blijven tot wel zes jaar kiemkrachtig.
Als sierplant heeft de wegdistel ook zijn weg naar (grote) tuinen en parken gevonden. Wegdistels die uit tuinen zijn ontsnapt (“tuinvlieders”) worden inmiddels op sommige plekken in Noord-Amerika, Zuid-Amerika en Australië beschouwd als problematische exoten. In Duitsland en Frankrijk heet de plant overigens ezelsdistel (Eselsdistel, Chardon aux ânes), wat verwijst naar de geslachtsnaam Onopordum. Die geslachtsnaam is afgeleid van de Griekse woorden onos (ezel) en pordè (scheet). De Romeinse schrijver Plinius de Oudere tekende in diens Naturalis historia op dat de plant bij ezels winderigheid zou veroorzaken.
Kunstenaar Frank Bruggeman beschrijft in samenwerking met onderzoeker en auteur Peter Zwaal wat hij zoal in De Nieuwe Tuin ziet gebeuren sinds het voorjaar van 2022, toen het Nieuwe Instituut officieel een zoöp werd.
lees meer observaties