Terugblik op Geheugen van het Ontworpen Landschap #1
Op donderdag 16 november 2023 vond de bijeenkomst Geheugen van het Ontworpen Landschap #1 plaats in de Tolhuistuin in Amsterdam, georganiseerd door het Nieuwe Instituut. De bijeenkomst vormt de start van een serie publieke gesprekken om, samen met het werkveld, zo veel mogelijk input te verzamelen over aspecten van het archiefvraagstuk rondom de archivering van tuin- en landschapsarchitectuur, én mogelijke oplossingsrichtingen.
12 december 2023
Door Linda Köke
Moderator Andrea van Pol geeft een introductie op wat in deze bijeenkomst allemaal aan bod zal komen. Naast de sprekers nodigt van Pol het publiek nadrukkelijk uit om input te leveren en vragen te stellen over de manier waarop archieven van tuin- en landschapsarchitectuur bewaard zouden moeten worden. Het aanwezige publiek is zeer divers: zo zijn er veel landschaps- en tuinarchitecten in de zaal, maar ook onderzoekers. Daarnaast zijn er vertegenwoordigers van diverse archieven in Nederland, en ook enkele beleidsmedewerkers.
Josien Paulides, zakelijk leider van het Nieuwe Instituut licht kort toe wat de aanleiding is van deze opdracht van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aan het Nieuwe Instituut. Nieuwe Instituut is verantwoordelijk voor de nationale collectie voor architectuur en stedenbouw. De archivering van tuin- en landschapsarchitectuur valt daar niet onder, hoewel dat logischerwijs in elkaars verlengde ligt. Omdat er geen centrale bewaarplaats is voor de archieven van tuin- en landschapsarchitectuur, is dit nu geagendeerd. Het programma Geheugen van het Ontworpen Landschap is daarop een antwoord en verkent in netwerkverband mogelijke oplossingen voor het vraagstuk rondom het archiveren van tuin- en landschapsarchitectuur.
Marten Kuijpers, projectleider van Geheugen van het Ontworpen Landschap, gaat dieper in op het project, blikt terug op wat er sinds de start in 2022 is gedaan en kijkt vooruit naar wat er nog gaat komen tot eind 2024. De komende periode wordt de aanzet gegeven tot een gezamenlijk gedragen en toekomstbestendig perspectief op de archivering van de unieke geschiedenis van het ontworpen landschap. Niet alleen door de belangrijke archieven te behouden, te delen en te duiden, maar ook door ze in te zetten bij toekomstige ontwerpopgaven en het behoud van cultuurhistorische waarden van tuinen en landschappen. Het project richt zich vooral op de vraag ‘hoe’. Het uiteindelijke doel is om het archiveren van tuin- en landschapsarchitectuur te verankeren in toekomstig cultuurbeleid, met erkenning en structurele steun.
Het programma van Geheugen van het Ontworpen Landschap is grofweg opgesplitst in drie onderdelen. Omdat het ministerie van OCW heeft gevraagd om onderzoek te doen naar een netwerkoplossing voor het vraagstuk, is er ten eerste gekeken naar voorbeelden op dit gebied. Zo zijn er acht best practices onderzocht door middel van gesprekken met instellingen die archieven aan elkaar verbinden en die veelal via een digitaal portaal ontsluiten. Kuijpers noemt als voorbeeld Brabant Cloud (onderdeel van Erfgoed Brabant), Netwerk Archieven Design en Digitale Cultuur en Podiumkunst.net. Het tweede onderdeel van het project vormt een uitgebreide mapping van het netwerk, bestaande uit archiefgebruikers, archiefvormers en archiefbeheerders. Kuijpers gaat in zijn presentatie dieper in op het onderzoek naar archiefbeheerders dat aan de hand van interviews en enquêtes bij achttien instellingen is gedaan. Tot slot wordt door middel van casestudies onderzoek gedaan naar vier concrete archieven met verschillende problematieken, die veel waardevolle inzichten verschaffen in de zoektocht naar oplossingen rondom archivering, en bovendien verhalen opleveren die kunnen helpen bij het vergroten van het draagvlak voor de archivering van tuin- en landschapsarchitectuurarchieven.
Een van deze casestudies is Bureau B+B, een ontwerpbureau voor landschapsarchitectuur en stedenbouw. Hun brede portfolio varieert van kleine tuinen tot grote stedenbouwkundige projecten. Namens Bureau B+B spreken Tomas Degenaar (directielid en landschapsarchitect), Jeanette Visser (cultuurtechnicus, werkzaam bij Bureau B+B sinds 1998), Mathieu Derckx (landschapsarchitect, werkzaam bij Bureau B+B van 1989-2001) en Anneke Nauta (landschapsarchitect, directeur Bureau B+B 1996-1999).
Het fysieke archief van Bureau B+B bestaat momenteel uit 640 tekenkokers, 400 mappen, tekeningen, archiefstukken en communicatie, en meer dan 100.000 dia’s uit de periode tot en met midden jaren ’90. Het archief is gestructureerd middels projectcodes per periode. Vanaf het begin heeft Bureau B+B selectief gearchiveerd: al vroeg zagen zij in dat niet alles bewaard kan worden vanwege ruimtegebrek. Zij behouden onder andere met de hand getekende ontwerpen en kiezen ervoor om veel te digitaliseren. Maar hoe kun je zo archiveren dat je zowel beroepsmatig als voor het grote publiek interesse wekt voor de plek waar ze wonen? Een antwoord komt uit het publiek door een medewerker van Atria Kennisinstituut voor Emancipatie en Vrouwengeschiedenis: een onafhankelijke en kundige selectiecommissie bepaalt objectief de waarde van potentieel archiefmateriaal.
“ Door de geschiedenis te kennen, maak je uiteindelijk een beter ontwerp. ”
Op de website van Bureau B+B is een start gemaakt met een digitaal archief. Alle projecten vanaf de oprichting in 1976 worden al op de website genoemd; de content erachter wordt gaandeweg aangevuld. Men kan zoeken op periode, locatie, omschrijving en opdrachtgever. Nauta deelt haar droom voor hun archief: “Mijn droom is om via georeferenties te ontdekken wat collega’s voor mij hebben ontworpen voor een plek. Ik zie een soort tijdreis voor me van ontwerpen. Door de geschiedenis te kennen, maak je uiteindelijk een beter ontwerp.”
Vervolgens brengt Anne Mieke Backer (beeldend kunstenaar, buitenruimtelijk vormgever en auteur) het perspectief van de archiefgebruiker. Ze vertelt over haar onderzoek naar de rol van de vrouw in de geschiedenis van het Nederlandse landschap, dat leidde tot het boek Er stond een vrouw in de tuin, en gaat dieper in op de omgang met de nalatenschap van de Nederlandse tuinarchitecte Mien Ruys. Backer benoemt de enorme waarde die de uiteenlopende archieven voor haar onderzoek hadden en onderstreept daarmee de noodzaak van bewaren. Waar de “officiële” bronnen, zoals opdrachtbrieven en tekeningen, een goed startpunt vormden, bleken de rijkste bronnen voor haar onderzoek juist vaak de non-wetenschappelijke bronnen, zoals brieven, dagboeken en kunstobjecten. Hoewel vrouwen dikwijls de opdracht gaven tot een tuinontwerp, is in officiële documentatie vaak alleen de naam van hun echtgenoot opgenomen. Alternatieve bronnen zijn dus van onschatbare waarde om dit soort geschiedenissen te kunnen reconstrueren.
“ Elke onderzoeker zoekt andere informatie: idealiter wordt daarom alles bewaard, maar in de praktijk is dat natuurlijk anders. ”
Een van de archieven die zij in haar onderzoek tegenkwam, was dat van Ruys. Dit archief trof zij in erbarmelijke staat aan op een zolderkamer vol door muizen aangevreten dozen. Backer maakte een plan om het archief uit te zoeken, te digitaliseren en te ontsluiten bij de Universiteit van Wageningen. Hierin werkte ze samen met Leo den Dulk (groen-erfgoedspecialist) en Anita Dijkstra (assistent-conservator speciale collecties Wageningen University & Research). Op de vraag wat bewaard moet worden, antwoordt Den Dulk: "Voor mij is het als onderzoeker van belang dat al die bronnen goed gedocumenteerd en ontsloten zijn. Elke onderzoeker zoekt andere informatie: idealiter wordt daarom alles bewaard, maar in de praktijk is dat natuurlijk anders.” Backer voegt daaraan toe: “Omdat Nederland zo vaak op de schop gaat, is het belangrijk dat we alle lagen kunnen afpellen.” Ook uit de zaal klinkt dit geluid: “We hebben recht op vergetelheid: daarom hebben we die archieven ook. Er kan in de hedendaagse tijd een aanleiding zijn dat iemand uit de historie weer belangrijk wordt.”
Gerlinde Schuller in het publiek vertelt kort over hoe zij een archief aan het opbouwen is rondom een gemeenschappelijke tuin (Geuzenhof 1) van Mien Ruys in Amsterdam-West. Zij deelt een reeks aanbevelingen met het publiek: meer inhoudelijke verwijzingen, meer directe koppelingen, betere zoekmachines, werken met AI of vrijwilligers om de metadata (data over data) te verbeteren, materiaal van privépersonen ontsluiten en interdisciplinair en internationaal werken. Ook adviseert ze het gebruik van meer (linked) open data (data die openbaar ter beschikking staat voor wie dan ook en mogelijk gelinkt is om makkelijker verbindingen te kunnen leggen). Tot slot noemt ze dat kleine archieven niet hoeven te wachten op een groot, overkoepelend netwerk waar meerdere archieven en instellingen zich bij kunnen aansluiten, maar zelf ook al kunnen starten met het opzetten van een eigen netwerk.
Projectleider Marten Kuijpers sluit de middag af met een dankwoord en vooruitblik. De projectgroep zal een aantal scenario’s uitwerken, waarvoor in de eerste helft van 2024 input zal worden gevraagd van het netwerk in enkele publieke bijeenkomsten. Hierna zal de uitkomst van deze bijeenkomsten worden voorgelegd in twee sessies: een voor en een na de zomer. Gelijktijdig start het communicatietraject om dit project onder de aandacht te brengen bij archieven, gebruikers en andere stakeholders. Kuijpers nodigt iedereen uit om hun input en vragen te delen. Als afsluiter heft moderator Van Pol het glas: “Op het geheugen van het landschap: opdat het nooit verloren gaat.”