Onderzoek gestart naar een verzamelbeleid voor archieven tuin- en landschapsarchitectuur
Het Nieuwe Instituut doet in opdracht van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap onderzoek naar een mogelijk verzamelbeleid ten aanzien van tuin- en landschapsarchitectuurarchieven. Aanleiding is het ontbreken van een duidelijke bewaarplaats, waardoor dit materiaal moeilijk zijn weg vindt naar culturele instellingen, versnipperd raakt of verdwijnt. Een situatie die voortkomt uit het ontbreken van een gemeenschappelijk gedragen visie op de culturele waarde van dit erfgoed. Waar bestaat die waarde uit? Voor wie en met welk doel verzamelen we deze bronnen? Hoe dragen ze bij aan historisch onderzoek en de ontwerppraktijk? De komende maanden wordt dit in samenspraak met het werkveld en archiefhoudende instanties onderzocht om zicht te krijgen op het brede veld van bronnen en actoren.
7 december 2020
Ergens eind jaren tachtig redde een medewerker van de toenmalige Rijksplanologische dienst de beroemde blokjestekening die Eo Wijers maakte voor de Tweede Nota Ruimtelijke Ordening uit een container. Het privé-archief van landschapsarchitect Pieter Buys vindt momenteel onderdak in een loods waar ook zijn bureauarchief ligt, maar heeft feitelijk geen bestemming. En documentatie van het werk van de Erfbeplantingscommissie werd door een medewerker van Staatsbosbeheer behoed voor een roemloos einde bij het oud vuil. Waar ligt dat materiaal nu, dertig jaar later? Ook het werk van een nieuwe generatie ontwerpers, vormers en beheerders van het landschap zal op enig moment een bestemming voor waardevol materiaal moeten vinden. Maar ook nu is daar eigenlijk geen plek voor.
De Nederlandse tuin- en landschapsarchitectuur heeft in belangrijke mate bijgedragen aan het landschap om ons heen. Die bijdrage is vastgelegd in schetsen, kaarten, foto's en maquettes, en beschreven in notulen, besluiten, beleidstukken of artikelen. Deze documenten samen geven inzicht in hoe landschap bedacht, gemaakt en beheerd wordt, en daarmee in de samenleving zelf, wiens cultuur en handelen zich uiteindelijk altijd en onvermijdelijk in het landschap zullen uitdrukken. Voor een goed begrip van en goede omgang met het landschap is het essentieel dat dat materiaal bewaard wordt en toegankelijk wordt gemaakt, voor onderwijs, onderzoek, ontwerp en beheer. Dat is van praktische en culturele betekenis.
Geen thuis voor archiefmateriaal tuin- en landschapsarchitectuur
In tegenstelling tot architectuur en stedenbouw, is er voor de tuin- en landschapsarchitectuur geen eenduidig 'thuis' voor archieven: het materiaal is gefragmenteerd ondergebracht bij diverse archiefhoudende instellingen. Er zijn verschillende organisaties die op onderdelen een belangrijke rol vervullen, zoals het Nationaal Archief, Het Nieuwe Instituut, WUR Speciale Collecties, regionale archieven en stadsarchieven, publieke organisaties als Staatsbosbeheer en de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed en natuurlijk de ontwerpbureaus zelf. Maar uit de hoeveelheid zwervende en vernietigde archieven blijkt dat de huidige mogelijkheden beperkt zijn en dat een integrale verzamelvisie ontbreekt.
Het College van Rijksadviseurs heeft in 2018, na een gesprek met Het Nieuwe Instituut, de situatie rond archieven in de tuin en landschapsarchitectuur geagendeerd bij de Minister van OCW. Dit was noodzakelijk omdat het beheer en de ontsluiting van de archieven van en voor landschapsarchitectuur niet adequaat georganiseerd zijn. Door reorganisatie van instituten en de dynamische ontwikkeling van ontwerpbureaus dreigen archieven te verdwijnen.
Het ministerie van OCW heeft Het Nieuwe Instituut gevraagd om een verkenning naar een mogelijk verzamelbeleid voor tuin- en landschapsarchitectuurarchieven uit te voeren. Als beheerder van de Rijkscollectie Nederlandse architectuur en stedenbouw, beschikt Het Nieuwe Instituut over veel kennis en ervaring rond het verzamelen, beheren en ontsluiten van architecten-, stedenbouwkundige- en ontwerpersarchieven. In de collectie van Het Nieuwe Instituut bevinden zich ook archivalia en archieven met tuin- en landschapsontwerpen. Het Nieuwe Instituut en zijn voorgangers hebben altijd verzameld vanuit een architectonisch en stedenbouwkundige perspectief. Dit betekent dat de positie en de ontwerpvisies van tuin- en landschapsarchitecten niet als een autonome discipline worden verzameld, maar altijd als een component van het regionale, stedenbouwkundige en architectonische ontwerpterrein.
Zo verzamelde Het Nieuwe Instituut ontwerpen voor grote stadsparken of openbare stadstuinen als onderdeel van stedenbouwkundige ontwerpen (bijvoorbeeld de archieven van Alle Hosper en van Michael van Gessel), en regionale en stedenbouwkundige ontwerpen voor steden, grote stadsparken en openbare ruimtes met een sterke landschappelijke component (bijvoorbeeld het archief van Cornelis van Eesteren en Frits Palmboom). Dit perspectief op tuin- en landschapsarchitectuur levert wellicht een beeld op van de wisselwerking en samenwerking tussen architectuur, stedenbouw en landschap door de tijd heen, maar het betekent ook dat specifieke kennisontwikkeling in het vakgebied zoals botanische kennis, landinrichting, landbouw, geografie, cultuurtechniek en ecologie in dit verzamelbeleid grotendeels buiten schot zijn gebleven. Los van de vraag wie gediend is bij deze scheiding van kennisgebieden hangt de toekomst van een integraal beleid met betrekking tot het bewaren van tuin- en landschapsontwerpen, ook samen met de grotere en actuele vraagstukken zoals het post-antropoceen en hoe huidige en toekomstige betrokkenen bij het landschap de relatie tussen mens, natuur en omgeving aan de orde stellen.
Het onderzoek dat nu wordt uitgevoerd betreft niet alleen archieven van tuin- en landschapsarchitecten, maar kijkt ook naar andere archiefvormers die betrokken zijn bij de totstandkoming, inrichting en vormgeving van het landschap, zoals bijvoorbeeld waterschappen en natuurorganisaties. Van belang is om zicht te krijgen op dit brede veld van relevante actoren en te kijken welke structuur van archiefbewaarplaatsen daar bij zou kunnen horen.
Verzamelde voorbeelden van bestaande dijken uit de omvangrijke visuele bibliotheek van Michael van Gessel. Collectie Het Nieuwe Instituuut, GESS
1 of 3
Onderzoek en advies
In het onderzoek wordt samen met verschillende archiefvormers, archiefbeherende instellingen en potentiële gebruikers geïnventariseerd wat de belangrijkste knelpunten zijn. Daarbij komen vragen aan de orde als: wie zijn de gebruikers, voor wie archiveer je en met welk doel? Wat is de maatschappelijke relevantie van de archieven? Wat is op de lange termijn het publiek dat aangesproken wordt, en wat zegt dat over selectie en ontsluiting? Ook het materiaal zelf komt aan de orde. Om welk materiaal gaat het en hoe bepaal je of materiaal 'archiefwaardig' is? Waar voorheen de nadruk lag op het bewaren van auteursarchieven en oeuvres, is er nu een tendens om materiaal te beoordelen vanuit een maatschappelijke context, thema's en publiek debat, op basis van het verlangen om ook andere dan de dominante verhalen over het landschap te kunnen vertellen, die voorbijgaan aan het idee van auteurschap. Wat betekent dat voor selectie en ontsluiting? De kennis over hoe je bewaart en ontsluit ontwikkelt zich in rap tempo. Het traditionele beeld van een centrale, fysieke bewaarplaats verschuift naar een digitaal georganiseerd netwerk van bewaarplaatsen. Tegelijkertijd brengt dat nieuwe vragen met zich mee rondom eigenaarschap en verantwoordelijkheid. Wat is archiveren anno nu, hoe doen we dat en welke partijen kunnen daar een rol in spelen?
Het advies biedt aanknopingspunten voor een verzamelbeleid dat zorgt voor het beter archiveren en ontsluiten van tuin- en landschapsarchitectuur zodat het materiaal duurzaam en voor de lange termijn beschikbaar blijft. Het onderzoek wordt in opdracht van Het Nieuwe Instituut uitgevoerd door Noël van Dooren, landschapsarchitect, onderzoeker en publicist, en Marieke Francke, sociaal geograaf. Het advies zal in mei 2021 worden aangeboden aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
Onderzoek design- en digitale cultuurarchieven
Sinds het voorjaar van 2020 wordt door Het Nieuwe Instituut tevens gewerkt aan een fundament voor een archiefvoorziening op het gebied van design en digitale cultuur; domeinen waarop Nederland weliswaar een grote reputatie geniet maar die in hun verdere ontwikkeling nog altijd niet kunnen teruggrijpen op een solide en centraal toegankelijk 'geheugen'. Met de huidige nadruk op meerstemmigheid is de urgentie om de ontwerpgeschiedenis vanuit verschillende perspectieven te bekijken alleen maar groter geworden. Met het Netwerk Archieven Design en Digitale Cultuur, en het onderzoek naar de positiebepaling ten aanzien van tuin- en landschapsarchieven, wordt bovendien gevolg gegeven aan de roep om een geheugen voor vakgebieden waar archiefvorming tot dusver achterbleef of geheel ontbrak. Daarmee wil Het Nieuwe Instituut bijdragen aan de ontwikkeling van een multidisciplinair kennisdomein dat de innovatieve en maatschappelijke positie van de ontwerpsector versterkt.