Zoöp-observatie: dode dieren
5 september 2022
Voor steeds meer diersoorten is de stad een aantrekkelijker leefomgeving dan het platteland. We doen er goed aan de stad te beschouwen als een dynamische verzameling van ecologische niches waar opportunistische soorten vaak verrassend goed kunnen gedijen, dat wil zeggen: foerageren, schuilen tegen gevaar en zorgen voor nageslacht. Maar als soorten ergens prima gedijen betekent dat meestal ook dat er op aanzienlijke schaal gestorven wordt. Hoge concentraties van een soort trekt meestal roofdieren aan. En in het geval dat roofdieren afwezig blijven zorgen overbevolking en voedselschaarste wel voor een natuurlijke aantalsregulering. Uiteraard heeft de stad ook zo zijn eigen specifieke gevaren waar wilde dieren niet altijd op bedacht zijn, zoals gemotoriseerd verkeer, honden en katten. Hoe dan ook: er sterven heel wat dieren in de stad. Het gekke is dat je dat nauwelijks merkt. Pas als je er oog voor hebt begin je het te zien: de platgereden vogels en ratten, de door katten en honden vermoorde beesten en de uitgeteerde lijkjes van door honger en nooddruft omgekomen dieren. Meestal ruimt de natuur die lijkjes in een verbazingwekkend snel tempo weer op.
Op 29 augustus vond ik midden in de tuin een dode bruine rat (Rattus norvegicus). Ogenschijnlijk was het beest in goede conditie, vlak voordat het de geest gaf. Ik zag geen beetsporen van een kat, of klauwsporen van een roofvogel; rattengif zal vermoedelijk ook niet de doodsoorzaak zijn geweest. Vorige maand had ik namelijk in De Nieuwe Tuin een gesprekje met een gemeentelijke rattenvanger. Hij was bezig een uitgezette rattenval te controleren en vertelde me dat de gemeente Rotterdam sinds 2015 bij de rattenbestrijding geen gif meer gebruikt om “doorvergiftiging” te voorkomen van meeuwen, roofvogels en andere dieren die dode ratten opeten. De door de gemeente uitgezette rattenvallen bevatten een inwendige klem die de dieren direct doodt. Waaraan de bruine rat in De Nieuwe Tuin gestorven is blijft een raadsel. Ik heb het lijk laten liggen, wetende dat het snel zou zijn opgeruimd en dat waarschijnlijk geen bezoeker er last van zou hebben. Vandaag, zeven dagen later, was het lijk zo goed als vergaan en heb ik het droge karkasje ondergespit.
Waterhoen
Bij één dood dier is het vandaag niet gebleven. In de kleinste van de twee vijvers van Het Nieuwe Instituut dreef het lijkje van een jong waterhoen (Gallinula chloropus) van een dag of tien. Met mijn spa kon ik het uit het water vissen. Een week eerder zag en hoorde ik nog zes of zeven exemplaren in de dichte oevervegetatie van de vijver en zag ik ook hun vader en moeder. Mogelijk betreft het hier een tweede legsel en heeft het ouderpaar eerst elders in Rotterdam een nest uitgebroed. Leuk dat het waterhoen weer terug is in de vijvers van Het Nieuwe Instituut. Ik herinner me nog de waterhoentjes van vroeger, die af en toe brutaalweg via de openstaande terrasdeuren een kijkje in het cafe kwamen nemen op zoek naar voedsel.
Kunstenaar Frank Bruggeman beschrijft in samenwerking met onderzoeker en auteur Peter Zwaal wat hij zoal in De Nieuwe Tuin ziet gebeuren sinds het voorjaar van 2022, toen het Nieuwe Instituut officieel een zoöp werd.
Lees meer observaties