Nieuwe Instituut
Nieuwe Instituut

Huis Sonneveld

Water & Stedenbouw

Home

Water en stedenbouw, een historisch perspectief

In de collectie van Het Nieuwe Instituut bevinden zich talloze voorbeelden van stedenbouw en landschapsarchitectuur waarin water een belangrijke rol speelt. Dit is een chronologisch geordende selectie van stedenbouwkundige en landschapsplannen vanaf de 20e eeuw tot heden waarin de ontwerper een dialoog is aangegaan met natuurlijke (water) condities of waterbouwkundige eisen. Water wordt op verschillende manieren in het stedenbouwkundig ontwerp geïntegreerd en krijgt door de jaren heen in de stad allerlei functies en betekenissen.

I Periode 1920 - 1945

Integraal regionaal ontwerpen (1910-1945)

Onder invloed van industrialisatie, bevolkingsgroei, toenemende verstedelijking en een hernieuwde waardering van landschap en natuur, ontstaat tijdens het Interbellum voor het eerst een meer samenhangende aanpak van de inrichting van stad en landschap. De regionale planning doet zijn intrede. In het archief bevinden zich plannen voor stadsuitbreidingen op steeds grotere schaalniveaus, waarin de stad, het landelijke gebied en de omliggende gemeentes als één stedenbouwkundig, demografisch en geografisch geheel worden opgevat. Met deze plannen proberen architect-stedenbouwkundigen als J.M. de Casseres, W. Dudok, C. van Eesteren, Granpré Molière en P. Verhagen voorwaarden te scheppen voor een nieuwe verhouding tussen stad en platteland.

Granpré Molière en P. Verhagen, Uitbreidingsplan Linker Maasoever, 1921. Dit regionale plan, een van de eerste streekplannen in Nederland, stelt de stad open voor het binnendringen van het landelijk gebied. De bestaande rivieren en kanalen zijn, samen met het groen, harmonieus verweven met de nieuwe dorpen en stadswijken en infrastructuur.

H. Wijdeveld, De Stedeloze Stad, 1927. Visionair Wijdeveld biedt met zijn concept van de stedeloze stad een alternatief voor de ‘chaotische’ metropool. Door een meer organische samenhang van bebouwing en natuur wil hij een nieuwe orde scheppen vanuit het landschap in plaats van vanuit een stedelijke omgeving.

J.M. De Casseres, Uitbreidingsplan Eindhoven, 1930. Planoloog De Casseres kiest het groensysteem en het verkeersnet met ringweg als dragers van het plan. Waardevolle natuurlijke elementen, zoals de beken, worden behouden en dragen als onderdeel van het groensysteem bij aan de wederzijdse doordringing van stad en platteland.

C. van Eesteren, Algemeen Uitbreidingsplan, Amsterdam, 1935. Dit plan voor het hele uitbreidingsgebied van Amsterdam is gebaseerd op een samenhangend stelsel van verkeers- en waterwegen en groengebieden. Groengebieden in de stad lopen door tot in het omliggende land. Ontspanning en recreatie zijn één van de pijlers van het AUP.

C. van Eesteren, Algemeen Uitbreidingsplan, Amsterdam, 1935. Dit plan voor het hele uitbreidingsgebied van Amsterdam is gebaseerd op een samenhangend stelsel van verkeers- en waterwegen en groengebieden. Groengebieden in de stad lopen door tot in het omliggende land. Ontspanning en recreatie zijn één van de pijlers van het AUP.

C. van Eesteren, Algemeen Uitbreidingsplan, Amsterdam, 1935 Op deze vogelvluchttekening is de inbedding van het plan in het polderlandschap met z’n sloten en plassen goed te zien.

Water als onderdeel van de stedelijke openbare ruimte (1920-1945)

De Woningwet van 1901 maakte een einde aan de slechte, ongezonde woningsituatie van veel Nederlanders en bevorderde niet alleen de bouw van goede woningen, maar leidde ook tot meer aandacht voor de kwaliteit van de openbare ruimte. In de stedenbouwkundige plannen uit de eerste decennia van de 20e eeuw verschijnt de openbare ruimte als nieuw element in de stadsstructuur. Water (singels, grachten, kanalen, waterplassen) en groen maken deel uit van die openbare ruimte en vormen - samen met de verkeersinfrastructuur - de ruggengraat van veel stadsontwerpen. Water- en groenstructuren volgen de verkeersstructuur 'als een verschoven schaduw'. De esthetische en recreatieve functie van het water wint aan belang, naast de betekenis als waterberging en vaarroute.

H.P. Berlage, Plan Zuid Amsterdam, 1915. De grootsteedse allure van Plan Zuid ontstaat niet alleen door de monumentale boulevards en groenstroken, maar ook door een structuur van grachten en een centraal gelegen waterplein. De knikken in de grachten geven de zichtlijnen over het water meer dynamiek.

H.P. Berlage, Plan Zuid Amsterdam, 1915. Berlage werkt verschillende varianten uit voor de grachtenstructuur en het waterplein.

H.P. Berlage, Plan Zuid Amsterdam, 1915. Deze tekening uit 1915 laat de ingewikkelde beginsituatie zien. Zichtbaar zijn de langwerpige kavels en sloten van het oorspronkelijke polderland en het versnipperde grondbezit. De monumentale assen en grachten trekken zich niets aan van dit oorspronkelijke straten- en verkavelingspatroon.

M.J. Granpré Molière, Tuindorp Vreewijk, Rotterdam 1916. In tuindorp Vreewijk maken singels, vijvers en een open plas deel uit van de stedenbouwkundige opzet. In het oudste deel zijn de landschappelijke rudimenten van de oorspronkelijke polder- en waterstructuur verwerkt, waaronder de riviertjes Lede en Langegeer.

II. Periode 1945 - 1970

Functionele stedenbouw 1945 - 1970

De grote woningnood van vlak na de Tweede Wereldoorlog leidde tot een enorme bouwproductie. Grootschalige woonwijken werden gebouwd volgens de idealen van de moderne functionele stedenbouw, waarbij rationaliteit en doelmatigheid voorop stonden. De stedenbouw van de woonwijken uit deze periode wordt over het algemeen beschreven als 'tabula rasa', zonder enige aandacht voor context of ondergrond. In het archief van Het Nieuwe Instituut zijn echter vele voorbeelden te vinden van plannen van typische functionalistische ontwerpers, zoals Van Eesteren, Bakema, Wissing en Rietveld, die laten zien dat ook binnen de moderne, functionele stedenbouw sprake is van een dialoog met de natuurlijke condities en het landschap.

Directie Wieringermeer, Verkavelingskaart van de Noordoostpolder, 1936-1948. Het waterbeheer van de polder heeft de inrichting grotendeels bepaald. Het stelsel van kanalen, wegen en dorpen is afgestemd op het zo goed mogelijk benutten van het nieuwe land.

G. Rietveld, schetsontwerpen Nagele, ca. 1948. Rietveld tekent diverse varianten voor de aansluiting van het dorp op het polderkanaal en doet verschillende voorstellen voor de integratie van het water in zijn ontwerp.

G. Rietveld, schetsontwerpen Nagele, ca. 1948. Rietveld tekent diverse varianten voor de aansluiting van het dorp op het polderkanaal en doet verschillende voorstellen voor de integratie van het water in zijn ontwerp.

C. van Eesteren, Westelijke Tuinsteden Amsterdam, 1935-1965. Deze wijk illustreert het idee van een open stad rond een groen hart. De centraal gelegen Sloterplas is verbonden met een netwerk van grachtensingels en vormt een van de dragers van het plan. Het waternetwerk is primair bedoeld voor waterberging.

C. van Eesteren, ontwerp Enkhuizerzand en Zuidwestelijke polder 1944-1949. Uit dit ontwerp blijkt dat Van Eesteren de gebogen dijkvorm (de noordrand van de beoogde polder) aan het patroon van dieptelijnen ontleent. Aan het water is zowel in recreatief als natuurlijk opzicht een belangrijke functie toebedacht.

J. Bakema, Alexanderpolder, 1956. De bestaande, orthogonale polderstructuur vormt de basis van dit ontwerp. De originele polderweggetjes zijn de voetgangersroute door de zogenaamde wooneenheden geworden. Het openbare groen, inclusief de waterlopen tussen de wooneenheden, maken onderdeel uit van het omliggende polderlandschap.

J. Bakema, Alexanderpolder, 1956. De bestaande, orthogonale polderstructuur vormt de basis van dit ontwerp. De originele polderweggetjes zijn de voetgangersroute door de zogenaamde wooneenheden geworden. Het openbare groen, inclusief de waterlopen tussen de wooneenheden, maken onderdeel uit van het omliggende polderlandschap.

Van den Broek en Bakema, Kennemerland, 1957-1959. Dit regionale plan, een grote niet concentrische stadsuitbreiding, voegt zich in het omringende landschap. De torenblokken, opgevat als kerktorens, en de grote groene tussenruimtes dragen hier aan bij.

Van den Broek en Bakema, Pampus plan , 1964-1965. Dit plan voorziet in een lineaire stad in het IJ-meer voor 350.000 bewoners

Van den Broek en Bakema, Tanthof Delft, 1969. De opzet van Tanthof omvat een groot gebaar met snijdende diagonalen, die inhaken op de oorspronkelijke krekenstructuur van het gebied.

III. Periode 1968 - 1990

Landschapsplannen 1968 - 1990

In deze periode wordt - onder invloed van de toenemende belangstelling voor milieu en duurzaamheid - nadrukkelijker dan daarvoor de dimensie van het bestaande landschap in de stedenbouw geïntroduceerd. Een nieuwe gelaagde, contextuele benadering doet zijn intrede.

Daarnaast bevinden zich in het archief voorbeelden van de landschapsstructuurplannen uit deze periode. Het begrip landschap wordt niet alleen opgevat als visueel ruimtelijk beeld. Het gaat bij deze planvorming op regionale schaal vooral om het landschap als totaliteit, waarbinnen functies als ecologie, natuurbehoud, landbouw, bosbouw, recreatie, wonen en werken hun plek vinden.

Nico de Jonge, Veerse Bos, ca. 1968. Deze plannen voor het Veerse Bos zijn onderdeel van het door Nico de Jonge ontworpen landschapsplan voor de herinrichting en reconstructie van Walcheren. Er moet een balans worden gevonden tussen een ideaal productielandschap en het karakteristieke Walcherse landschap van voor de oorlog.

Nico de Jonge, Walcheren, z.j. Het natuurlijke bodemreliëf van het gebied vormt het uitgangspunt voor het ontwerp. Met de beplanting wordt een sterk contrast gemaakt tussen hooggelegen kreekruggen, waarop de hoofdwegen worden gesitueerd, en laaggelegen komgebieden, waar de landbouw kan gedijen.

Nico de Jonge en Ellen Brandes, Veerse Meer, ca. 1968. Het Veerse Meer, ontstaan na de afsluiting van Het Veersche Gat, uitgevoerd in het kader van de Deltawerken, is omgevormd tot een recreatiegebied.

W. Wissing en F. Maas, Studie Randmeren, 1969-1978. Dit plan bestaat uit een lagunestad en een boulevardstad. De lagunestad is ontworpen op de maximale bereikbaarheid van de woningen per boot. In de boulevardstad bevinden alle woningen zich in een groot terrasvormig gebouw, met optimaal uitzicht op het water.

W. Wissing en F. Maas, Studie Randmeren, 1969-1978. Dit plan bestaat uit een lagunestad en een boulevardstad. De lagunestad is ontworpen op de maximale bereikbaarheid van de woningen per boot. In de boulevardstad bevinden alle woningen zich in een groot terrasvormig gebouw, met optimaal uitzicht op het water.

Alle Hosper, Biesbosch, 1966-1967. In dit ontwerp voor zoetwaterbekkens in de Biesbosch ten behoeve van drinkwatervoorziening in West Nederland zoekt Hosper een contrast tussen de gestileerde ovaalvormen en eivormen (nodig voor optimale waterberging) en het ruige natuurlandschap, met geulen en kreken.

Alle Hosper, Parkstad, Landschapsontwikkeling, Almere, ca. 1985. Almere, nieuwe stad in zuidelijk Flevoland, en het omliggende landschap zijn bedacht als een grote parkstad. De kavels voor landschap en recreatie zijn abstract weergegeven en kunnen, afhankelijk van toekomstige wensen, ruimte bieden aan parken, sportvelden of andere soorten van recreatie.

Pjotr Gonggrijp, studies Randstad, jaren 70 en 80. Eind jaren zestig start Gongrijp een onderzoek naar de landschappen van de Randstad en, uiteindelijk, de hele Noord-Europese Delta. Hij introduceert een gelaagde, contextuele benadering waarbij geschiedenis van landschap en gebouwde omgeving met elkaar verweven worden.

Pjotr Gonggrijp, studies Randstad, jaren 70 en 80. Eind jaren zestig start Gongrijp een onderzoek naar de landschappen van de Randstad en, uiteindelijk, de hele Noord-Europese Delta. Hij introduceert een gelaagde, contextuele benadering waarbij geschiedenis van landschap en gebouwde omgeving met elkaar verweven worden.

Woonwijken jaren 70

In de woonwijken van de jaren 70 krijgen waterstructuren een bijzondere rol in het streven naar steden met een menselijke schaal. Het natuurlijke karakter van een groenstrook met water past perfect bij de woonerven van de jaren 70. Woningen worden in hofjes gesitueerd en omsloten door groenstructuren met singels. Ook zijn er plannen voor woonwijken die vroegere waterlopen in ere herstellen.

Jan Verhoeven, Woningbouw Hofdijk, Rotterdam 1977-1979. Water is een belangrijk structurerend element in deze wijk: de rivier de Rotte wordt in een lus door het hele plangebied geleid, waardoor een gedeelte van de wijk op een eiland ligt. De bruggen over de waterlussen en de zichtlijnen langs de beplante oevers naar de hoven toe zijn belangrijke elementen voor de beleving van de openbare ruimte.

Jan Verhoeven, Woningbouw Hofdijk, Rotterdam 1977-1979. Water is een belangrijk structurerend element in deze wijk: de rivier de Rotte wordt in een lus door het hele plangebied geleid, waardoor een gedeelte van de wijk op een eiland ligt. De bruggen over de waterlussen en de zichtlijnen langs de beplante oevers naar de hoven toe zijn belangrijke elementen voor de beleving van de openbare ruimte.

Gert Boon, Woningbouw Donker, Zaandijk, 1973-1974 Ook in deze wijk is water een structurerend element en geïntegreerd in de woonwijk.

NNAO In 1987 opende in de Beurs van Berlage een enorme tentoonstelling waarin vier scenario's werden gepresenteerd voor een mogelijke ruimtelijke ontwikkeling van Nederland tot 2050. In de Stichting NNAO, die het geheel organiseerde, werkten alle bij de ruimtelijke ordening van Nederland betrokken partijen samen, zowel overheid als bedrijfsleven. Van elk scenario was zowel een nationaal ontwerp als een regionale uitwerking gemaakt, die weer door andere ontwerpers in concrete projecten waren getekend. Met NNAO werd geprobeerd weer bewust vorm te geven aan de toekomst van Nederland en daarmee de ontwerptraditie op alle schaalniveaus in ere te herstellen. Geen structuurplannen, maar verleidelijke, heel verschillende politieke toekomstbeelden.

NNAO, Peter Terreehorst, Zeeakkers, 1986-1987. In het kader van de manifestatie NNAO ontwikkelt Peter Terreehorst een plan voor grootschalige zeeteelt door optimaal gebruik te maken van de potenties van de Zeeuwse en Zuid-Hollandse delta. Een plan voor innovatieve voedselproductie langs de kust van Zuidwest Nederland.

NNAO, Bakker, Hartman, Nassuth en Overdiep, De Watertrap, 1986-1987.

IV Periode vanaf 1990

In de jaren 90 valt de herontdekking van water als element van de stedenbouwkundige compositie samen met de effecten van het veranderende klimaat. Van meer water wordt geen probleem maar juist een kans gemaakt. De aandacht voor ecologie en milieu wordt steeds algemener. In het archief bevinden zich voorbeelden van nieuwe ontwerpbenaderingen en stadsmodellen uit deze periode, waarin water een belangrijke rol speelt.

A. Geuze e.a., Gespreide verstedelijking Mijdrecht en omstreken, 1990. In dit plan voor het veenweidegebied rond Vinkeveen stelt Adriaan Geuze voor om een deel onder water te zetten. Op enkele eilanden die gespaard blijven is plek voor bijzondere woonbebouwing, waaronder hoogbouw. Een nieuw landschap ontstaat.

W. Neutelings, Tapijtmetropool, 1990. Ook Willem Jan Neutelings, gefascineerd door de periferie, zet de traditionele scheiding tussen stad en land volledig op zijn kop. Hij neemt het bestaande landschap tussen de steden als uitgangspunt en ‘weeft’ de ruimtelijke versnippering tussen Den Haag en Rotterdam tot een samenhangend tapijt.

Palmbout, Vinex wijk Ypenburg, 1994. Het ontwerp toont de fascinatie van de ontwerpers voor de bestaande landschappelijke structuur van het gebied. Het bestaat uit een raamwerk van openbare ruimten dat de richtingen van het regionale strandwallenlandschap volgt, inclusief het bestaande slotenpatroon en de natuurlijke waterlopen.

Van Bergen Kolpa Architecten en Alterra, Park Supermarkt, 2009. Op basis van de onderliggende grondsoorten (veen en klei), een verhoogd waterpeil en nieuwe klimaatzones (gematigd, mediterraan en tropisch) wordt in dit plan een volledig nieuw landschap geïntroduceerd. Het fungeert tevens als ontwikkelingsmodel voor een landschappelijke supermarkt in de Randstad.

Nieuwsbrief

Ontvang als eerste uitnodigingen voor onze events en blijf op de hoogte van komende tentoonstellingen.