The Hoodie
30 november 2019 - 22 augustus 2020
Hooded Histories: Alexandra van Dongen
In het kader van The Hoodie hebben Het Nieuwe Instituut en curator Lou Stoppard verschillende experts uitgenodigd om hun eigen gespecialiseerde licht te laten schijnen op het veelzijdige gelijknamige kledingstuk. Hun bijdragen vanuit de meest uiteenlopende invalshoeken bevestigen de rijkdom aan verhalen die de capuchontrui vertegenwoordigt en bieden verdieping bij de thema's die in de tentoonstelling worden aangesneden. In haar artikel 'Hooded Histories' voorziet kunsthistorica Alexandra van Dongen (conservator historische vormgeving bij het Rotterdamse Museum Boijmans van Beuningen) de hoodie van een aanvullend (trans)historisch en transcultureel perspectief.
Aan de hand van een terugkeer naar de oudst bekende bronnen over hoofd-bedekkende kleding, een casestudy naar de huik, het fenomeen modest fashion en een uitstapje naar hedendaagse kunst begeleidt Van Dongen de lezer langs een aantal takken van de 'stamboom' van hoofd- en lichaam-bedekkende kleding. Zo toont zij aan dat associaties die de hoodie oproept met kuisheid of bescheidenheid, met sociale status, met genderrollen, voortdurend verschuivende betekenissen, culturele uitwisseling en toe-eigening en ontwikkelingen in beeldvorming geworteld zijn in een eeuwenlange en wereldwijde geschiedenis. Ze bepleit een groter bewustzijn van de gemeenschappelijke historie van vrouwen van over de hele wereld - 'voormoeders' - en de kleding die zij in de loop der eeuwen gedragen hebben. Juist in een tijdperk waarin de publieke opinie bepaald lijkt te worden door oppervlakkige, maar felle discussies, zouden mensen volgens haar moeten stilstaan bij wat we met elkaar gemeen hebben. Waar bij de hoodie vaak gesproken wordt over (culturele) appropriatie, introduceert Van Dongen vanuit haar vakgebied de notie van acculturatie: een ingewikkeld uitwisselingsproces waarbij groepen mensen voortdurend culturele en sociale elementen van elkaar overnemen.
Ancient Histories
De vroegst bekende geschreven bron uit het antieke Mesopotamië (het gebied van het huidige Irak, Koeweit, en delen van Iran, Syrië, en Turkije) over het dragen van hoofd-bedekkende kleding door vrouwen is een Assyrische tekst uit de dertiende eeuw voor Christus, zo'n 3300 jaar geleden, enkele millennia voor het ontstaan van het christendom en de islam. Dergelijke polytheïstische religies met meerdere goden laten zien dat er toen al tradities bestonden met betrekking tot het dragen van hoofd-bedekkende kleding. Veel later zijn die gewoonten via cultuuroverdracht overgenomen door christenen, moslims en andere gelovigen, die er hun eigen betekenissen aan gaven. Er zijn via het Assyrische Rijk, dat zich uitstrekte van de Perzische Golf tot en met het hele Middellandse Zeegebied en Egypte cultuuruitingen gedeeld. In de oude tekst staat dat het dragen van hoofd- en lichaam-bedekkende kleding alleen bedoeld was voor aristocratische vrouwen en verboden was voor vrouwen van lagere sociale status, prostituées en tot slaaf gemaakte vrouwen. Kennelijk was het gewenst om dat onderscheid in sociale status zichtbaar te maken.
De kleding van aristocratische vrouwen uit die tijd wordt weerspiegeld in de beelden die we kennen van de godinnen die aanbeden werden, zoals de sculptuur van de Akkadische godin Ishtar, of Inanna zoals ze ook werd genoemd. Ishtar is het meest bekend uit de oude literaire bronnen, waarin ze verschijnt in de beroemdste mythen van Mesopotamië: het Epos van Gilgamesh en Ishtar's Afdaling in de Onderwereld. Ishtar was vooral een vruchtbaarheidsgodin, de godin van de liefde, maar ook van oorlog en seks, en te beschouwen als de voormoeder van de Griekse godin Athene. In het Babylonisch pantheon van goden was Ishtar de goddelijke personificatie van de planeet Venus. Haar heilige stad Uruk werd de Stad van de Heilige Vrouwen genoemd. Ze werd in bezweringen, gebeden, mythen, inscripties etc. vereerd en aangeroepen als de brenger van levenskracht.
Trans Histories
Vrouwen in uiteenlopende antieke samenlevingen, zoals die van de Perzen, Byzantijnen, Grieken en Romeinen, hadden de gewoonte om hoofddoeken te dragen, waarbij deze vooral als uiting van sociale status werd gebruikt, maar ook verbonden was met religie. Deze kledingtradities als onderdeel van een bepaalde culturele en sociale identiteit kregen ook betekenis in nieuw geïntroduceerde religies. Die ontstonden in deze en andere regio's in de wereld waar middels complexe acculturatieprocessen reeds bestaande culturele uitingen werden overgenomen. Als we dat wereldwijde fenomeen van acculturatie doortrekken naar onze tijd is er wat betreft het huidige modefenomeen van Modest Fashion, alsook de geschiedenis van de hoodie, feitelijk niks nieuws onder de zon. Wanneer we kijken naar de geschiedenis van vrouwen en hun kleding, ontbreekt het vaak aan een transhistorische en transculturele benadering, waarin ruimte is voor de context van het gemeenschappelijke verleden van al onze voormoeders. Dat meervoudige perspectief verdwijnt soms uit ons bewustzijn en onze beeldvorming, omdat die vaak eenzijdig wordt aangejaagd door felle discussies over het al dan niet dragen van lichaam-bedekkende kleding en hoodies.
"Juist nu is het belangrijker dan ooit dat we gezamenlijk terugkijken naar onze eeuwenoude gedeelde kledingtradities, die sinds mensenheugenis continu in beweging zijn en elkaar constant beïnvloeden."
Het dragen van hoofd- en lichaam-bedekkende kleding komt voort uit een mix van uiteenlopende wereldculturen, waarbij er steeds nieuwe betekenissen en beeldvorming ontstaan. Ook de huidige internationale wave die Modest Fashion wereldwijd en succesvol heeft ingezet ontwikkelt zich op eenzelfde globaliserende transculturele manier. Deze modetendens verbindt opnieuw, dwars door culturele en religieuze tradities heen, terwijl directe communicatiekanalen als social media maken dat dit proces zich in de huidige tijd nog vele malen sneller voltrekt.
Modest Fashion in het verleden
In de onlangs in het Stedelijk Museum Schiedam (2019/2020) georganiseerde tentoonstelling _Modest Fashion_ verkenden podiumkunstenaar Rajae El Mouhandiz en ik als gastcuratoren onder meer de gedeelde geschiedenis van de Europese huik en de Noord-Afrikaanse haik, een hoofd- en lichaam-bedekkende vrouwenmantel. Toen de islam in de zevende eeuw na Christus ontstond, werd de bestaande culturele traditie van het dragen van hoofddoeken gewoon voortgezet door zowel islamitische, christelijke als joodse vrouwen, een transcultureel proces dat sinds mensenheugenis bestaat. Aan het einde van de Europese middeleeuwen waren de hoofden van vijftiende-eeuwse Noord-Europese christelijke vrouwen bedekt met een type hoofddoek** (Eng: wimple)** die qua vorm sterk doet denken aan de hedendaagse hijab, die niet alleen het hoofdhaar bedekte maar ook de nek, de hals en soms de kin, in navolging van Spaans-Arabische en christelijke voorbeelden uit het Midden-Oosten.
Vanaf de zestiende eeuw zijn hoofddoeken in de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden gedragen door vrouwen van uiteenlopende sociale status, waarna het kledingstuk zich doorontwikkelde tot diverse vormen van lokale hoofdbedekking, die voortleven in de laatste uitingen van traditionele 'klederdracht' in bepaalde regio's in Nederland, zoals mijn betovergrootmoeder Geertje de Koning-van der Giessen (1840-1926) uit het Zuid-Hollandse Rijsoord maar die je ook terugziet in andere Europese landen, van het Franse Bretagne tot bergdorpen in Duitsland.
Specifieke kledingstukken zoals de huik en de haik, waarop ik in het vervolg van mijn tekst nader zal ingaan, zijn in de context van de kledinggeschiedenis bijna op te vatten als een 'filmdoek', waarop de receptiegeschiedenis van dit hoofd- en lichaam-bedekkende kledingstuk geprojecteerd wordt. Er is aan af te lezen hoe de betekenisgeving en beeldvorming rond dergelijke modestukken onophoudelijk blijft veranderen.
"Het belangrijkste daarbij is dat we ons steeds realiseren wie die betekenisgeving en beeldvorming in het verleden hebben bepaald. Nu nemen steeds meer vrouwen, modeontwerpers en beeldend kunstenaars die beeldvorming zelf in de hand en bepalen zij welke beelden en betekenissen zij met de kleding die ze dragen willen overbrengen."
Huik en haik
Voor mijn onderzoek naar de geschiedenis van de huik ben ik vooral schatplichtig aan de volgende onderzoekers: Bianca du Mortier van het Rijksmuseum Amsterdam, Bert Watteeuw, projectleider Rubenssite te Antwerpen, die beiden vorig jaar over de huik publiceerden in _Undressing Rubens. Fashion and Painting in Seventeenth Century Antwerp_, en Geeske Kruseman, die in het tijdschrift _Kostuum_ een nieuw artikel zal publiceren met haar bevindingen over de huik. Kruseman: "Op afbeeldingen zien we een zware zwarte lap van wollen laken die op het hoofd gedragen werd, zonder sluiting, vaak voetlang. De grondvorm is een rechthoek, met één strak gerimpelde kant die bovenop het hoofd rust, ergens tussen voorhoofd en kruin. Zo'n huik was mantel en hoofddeksel in één. Deze beschermde de vrouw letterlijk van top tot teen tegen de koude winters en vormde tegelijk een zwart kader dat haar gezicht, gestalte en kleding mooi ingelijst te pronk stelde."
Ruim vijfhonderd jaar geleden waren er in de Nederlanden een aantal varianten van de huik in gebruik: de zogenaamde snavelhuik en de knothuik, waar bovenop ook een hoed gedragen kon worden, die manto werd genoemd. De oudst bekende Nederlandse tekst waarin we het woord huik in de betekenis van zo'n vrouwenmantel kennen stamt uit 1317: heucken. Ook in de Franse taal komt in diezelfde periode het verwante woord huque voor. Nog oudere termen hu en huve zijn uit de dertiende eeuw overgeleverd met als betekenis kap of hoofddeksel. Het woord huik als benaming voor een mantel blijkt dus lang in onze taal verankerd te zijn, maar dat betekent niet dat de oorsprong van de huik zelf ook in onze omgeving ligt. Een mogelijke transculturele herkomst van de huik lijkt meer voor de hand te liggen. Kostuumconservator Bianca du Mortier beschrijft bijvoorbeeld een potentiële koppeling met de Noord-Afrikaanse haik, die ten tijde van de Arabische periode in Spanje geïntroduceerd zou kunnen zijn in de Nederlanden. Die mogelijkheid hoeft geen verbazing te wekken want ook de welbekende 'Hollandse' molensteenkraag gemaakt van wit linnen batist, die om de halzen van vele geportretteerde Hollanders zitten, is oorspronkelijk afkomstig uit Spanje, en werd zowel door vrouwen als door mannen gedragen.
Deze weliswaar indrukwekkende, maar vooral onpraktische kragen zijn een goed voorbeeld van wat de Amerikaanse socioloog Thors Veblen conspicuous consumption noemde: opzichtige consumptie, waarmee je vooral pronkt met je rijkdom, hoe ongemakkelijk die welvaart er dan ook uitziet. Ze werden in de tweede helft van de zestiende eeuw vanuit Spanje in de Zuidelijke Nederlanden geïntroduceerd. Via Vlaamse protestantse vluchtelingen kwam het modeaccessoire vervolgens naar de Noordelijke Nederlanden. De kraag benadrukte de status van de drager. Ze werden tot ongeveer 1640 gedragen, daarna werden juist platte kanten kragen weer mode.
"Er zijn helaas geen echte huiken overgeleverd, maar op basis van geschilderde afbeeldingen waarop ze opduiken lijkt ook de opkomst van de huik samen te vallen met de groeiende Spaanse invloed in de Nederlanden gedurende de zestiende eeuw. Om de geografie van de culturele routes van de huik te kunnen traceren zijn we vooral aangewezen op beeldende bronnen, naast verwijzingen in schriftelijke vorm."
De oudste afbeelding van een huik
Tot nu toe werd aangenomen dat de Neurenbergse kunstenaar Albrecht Dürer een van de eerste Europese kunstenaars was die een huikdragende vrouw afbeeldde in zijn schetsboek, terwijl hij in 1520-21 door de Nederlanden trok. In zijn reisdagboek noteerde hij bovendien hoe zijn vrouw Agnes onderweg veertien el goede dikke Harasz ontving om er een eigen Höcken (een huik) van te laten maken. Haras was de benaming van een weefsel gemaakt van zijde, wol en linnen, dat genoemd is naar de noord-Franse stad Arras, waar deze stof vermoedelijk werd geproduceerd.
"Bij toeval vond ik kort geleden twee nog oudere afbeeldingen van een huik dragende vrouw op twee houtsneden uit 1498 in een te Schiedam gedrukte incunabel over het leven van de heilige Lidwina van Schiedam (1380-1433)."
Het boek vertelt het verhaal over Lidwina, die als meisje tijdens het schaatsen op het ijs viel waarna ze niet meer beter werd. Ze lag haar hele leven ziek op bed, en werd verzorgd door Schiedamse begijnen, zoals te zien is op deze houtsneden. Omdat ze ondanks haar handicap gedurende haar leven altijd vriendelijk en geduldig bleef werd Lidwina de beschermheilige voor chronisch zieken en gehandicapten. De houtsneden zijn afkomstig uit _Vita alme virginis Liidwine_ door Johannes Brugman uit 1498, dat gedrukt werd door de Schiedamse priester en drukker Otgier Nachtegaal. Een exemplaar wordt bewaard in het Gemeentearchief van Schiedam.
De huik: Spaans-Arabische invloeden?
De introductie van de Spaanse mode in Europa gedurende de zestiende eeuw is met name goed gedocumenteerd in Engeland en Italië, waar Spaanse prinsessen en aristocratische dames trouwden met de daar aanwezige upper class, waardoor hun modestijlen al snel navolging kenden. In Nederland was dat fenomeen wat minder opvallend, maar in Brussel - waar de Spaanse afgezanten woonden - en in de belangrijke havenstad Antwerpen kwamen vele handelaren vanuit Spanje om hun waren in hun handelshuizen te verkopen. Daar was veel Spaanse kleding bij. De meeste Spaanse elementen die je in de Hollandse mode terugziet zijn via Vlaanderen, Brabant en Henegouwen naar het noorden gekomen. Na de val van Antwerpen in 1585 vluchtten 150.000 van hen naar het noorden, en kwamen vooral in Zeeland, Holland en Duitsland (Keulen) terecht. De Italiaanse handelaar Lodovico Guicciardini (1521-1589) benoemde in zijn Beschrijvinghe van alle de Nederlanden (1567), waarvan de Nederlandstalige editie in 1612 verscheen, dat de stroom van immigranten uit het zuiden een mix van Spaanse en Franse gewoonten en modestijlen met zich meenam. Ook de Engelse reiziger Fynes Moryson (1566-1630) beschreef rond 1600 dat een van de belangrijkste karakteristieken van de Hollandse mode was:
"a hoyke or vaile which covers their heads, and hangs down upon their backs to their legges, and this vaile in Holland is of a light stuffe or Kersie [&] and they gather the Vaile with their hands to cover all their faces, but only the eyes."
Een vrouwenmantel met de naam haik, haïk, hayyk, heik or haick was van oorsprong een traditionele witte lange vrouwenmantel was, die al eeuwenlang gedragen werd in Noord-Afrika en in Spanje gedurende de Arabisch periode. Vanuit Noord-Afrika werd de haik in Spanje geïntroduceerd, die daar ook _almalafa _werd genoemd, naar het Arabische woord mil afa of Al-milhafa, dat jas, cape of kleed betekent. Christelijke Europeanen waren al sinds de middeleeuwen geïnteresseerd in Arabische stoffen, die ze waardeerden om hun vakmanschap en kwaliteit. Op vele middeleeuwse Europese schilderijen zien we Maria met kind afgebeeld in kostbare Arabische stoffen. Via de middeleeuwse handelsroutes kwamen dergelijke stoffen en kledingstukken via belangrijke internationale havens zoals Venetië, Brugge en Antwerpen naar de Noordelijke Nederlanden.
Interessant is dat op een stadsgezicht van de Spaanse stad Granada uit 1563, ter plekke getekend door de Antwerpse kunstenaar Joris Hoefnagel (Antwerpen 1542 - Wenen 1600/1601) Spaanse vrouwen op de voorgrond zowel de witte als de zwarte haik of almalafa dragen. Oorspronkelijk werd de haik alleen door Spaanse moslima's gedragen, die er naar Noord-Afrikaans voorbeeld ook hun gezicht mee bedekten, maar al snel werden de mantel en het gebruik ook overgenomen door christelijke Spaanse vrouwen uit alle rangen en standen. Na de Reconquista in 1492, de christelijke herovering van de Spaans-Arabische stad Granada, werd het in 1513 verboden om islamitische kleding te dragen, en werd er hoge belasting op geheven.
Dat christelijke vrouwen in Spanje al langer bekend waren met de haik en de mantel blijkt onder meer uit het zestiende-eeuwse Trachtenbu_c_h (kostuumprentenboek) van de Duitse kunstenaar Christoph Weiditz uit 1529, die in 1528/1529 door Europa rondreisde en in Spanje vrouwen uit Granada in witte haiks afbeeldde, alsook een Vlaamse en een Friese vrouw in hun zwarte huik.
Rond 1567 werd de Spaanse haik of almalafa langzamerhand vervangen door de Castiliaanse mantel genaamd manto, en dat voorbeeld werd snel door Spaanse vrouwen nagevolgd, waarbij de oorspronkelijke haik uitgebreid werd met een ronde platte hoed. Bovenop de hoed is een soort stok te zien, waardoor de huik met de hoed verbonden is, een type manto dat wel houpette genoemd werd en die door jonge meisjes werd gedragen. In 1617 bezocht John Taylor de stad Antwerpen en noteerde het volgende over dit type huik in zijn reisjournaal:
"The women here are no fashion mongers, but they keepe in their degrees one continuall habit, as the richer sort doe weare a Huicke, which is a robe of cloth or stuffe plated, and the upper part of it is gathered and sowed together in the forme of an English potlid, with a tassel on the top, and so put upon the head, and the garment goes over her ruffe and face if she please, and so downe to the ground, so that a man may meet his owne wife, and perhaps not know her from another Woman."
Ook het type 'snavelhuik' kennen we alleen van prenten, schilderijen, en wandtegels, omdat echte voorbeelden door hun materiële kwetsbaarheid niet zijn overgeleverd.
Brabantse schandhuik
We kennen de huik alleen van afbeeldingen, aangezien er geen echte huiken uit de periode van de vijftiende tot en met de zeventiende eeuw zijn overgeleverd. In het Noordbrabants Museum in Den Bosch bevindt zich echter één bijzondere uitzondering: de zogeheten Brabantse schandhuik. Schrijnwerker Jacobus van der Hoeven en schilder Ambrosius Visscher vervaardigden in 1688, hoogstwaarschijnlijk in opdracht van de stad Den Bosch, deze unieke houten schandhuik. Het gaat om een schandpaal in de vorm van een huik, bedoeld voor vrouwen, als een variant op de traditionele schandpaal of schandton, waarmee wetsovertreders publiekelijk te schande werden gemaakt. De huik is op dat moment nog steeds een gangbaar en eerbaar kledingstuk voor vrouwen in Brabant, echter in dit geval is er van de snavelhuik een vrouwonterend strafwerktuig gemaakt.
"Het feit dat een huik werd gebruikt om vrouwen in het openbaar te schande te maken is het gevolg van het verhitte debat onder mannen over de betekenis van de huik: aan de ene kant symboliseert deze vrouwenmantel juist 'sedichheit', deugdelijk gedrag en vroomheid, aan de andere kant leek de huik vrouwen juist een dekmantel te geven voor duistere praktijken, waarmee moralisten de huik tot negatief symbool maakten."
De huik was immers als kledingstuk ook onderdeel van de outfit waarmee jonge vrouwen voor hun trouwen 'uit vrijen' gaan, op zoek naar een echtgenoot.
Op een aantal zeventiende-eeuwse schilderijen wordt die betekenis verpakt in voorstellingen met marktscènes waarop vrouwen in hun huik boodschappen doen op de markt. Het 'gevaar' van het dragen van een huik werd duidelijk als vrouwen de gevangenis bezochten in Antwerpen, dienden zij hun huik uit te doen om te controleren of zij geen verboden zaken met zich mee naar binnen namen, of om te voorkomen dat een mannelijke gevangene zich als huikdragende vrouw zou verkleden om te ontsnappen. Prostituees, bordeelhoudsters en overspelige vrouwen werden zittend in de houten schandhuik op een kar door de stad Den Bosch gereden. De makers hebben de schandhuik 'versierd' met dierensymbolen die naar onkuisheid en hekserij verwijzen: hagedissen, ratten, padden en slangen. Bovenop de kap van de huik ligt een grote pad. Aan de binnenzijde van de kap zit een ijzeren halsband waarmee de te straffen vrouw werd vastgebonden. De huik was ook in de loop van de achttiende eeuw nog steeds een gangbaar kledingstuk. Vrouwen die zich niet naar de wet en sociale normen gedroegen werden in Den Bosch nog steeds tot de onterende schandhuik veroordeeld. Zo bestaat er een vonnis uit 1773 waarbij verdachte Maria Crafford, met als beroep breister, min en speldensteekster, vanwege hoererij veroordeeld werd tot een publieke route per kar in deze schandhuik, waarna ze gerantsoeneerd werd tot acht dagen water en brood.
"De associatie tussen de huik en een overspelige vrouw zien we in de zestiende eeuw al verschijnen in de vorm van 'de blauwe huik' en heeft alles te maken met de publieke reputatie van de vrouw."
Als beeldmotief in het werk van de schilder Pieter Bruegel de Oude geeft de context van de 'omgekeerde wereld', die verbonden is met carnaval, wanneer alles anders is dan normaal, de blauwe huik een negatieve betekenis. Een overspelige vrouw is herkenbaar aan de handeling dat zijn haar man een blauwe huik aandoet, waarmee bedoeld wordt dat de rolverdeling in het huishouden is omgedraaid, dat zij degene is die vreemd gaat, haar man de baas is en hem voor de gek houdt. In deze context wordt de huik geassocieerd met bedrog en huwelijkse ontrouw.
Verbeeldingen die wij niet gekozen hebben
Tot slot, wat betreft de omkering van het rollenspel tussen man en vrouw met betrekking tot ongelijke machtsverhoudingen voortkomend uit gender, religie, kolonialisme in relatie tot lichaamsbedekkende kleding en de daaruit voorgekomen beeldvorming is het werk van kunstenaar Yasmina Bouziane een krachtig hedendaags antwoord op het gedeelde verleden van de huik en de haik. Haar fotoserie Inhabited by Imaginings We Did Not Choose (Verbeeldingen die we niet gekozen hebben&). De geschiedenis van de Algerijnse haik speelde een belangrijke en zichtbare rol gedurende de Franse kolonisatie van Algerije, die begon in 1830 en duurde tot het midden van de twintigste eeuw. Het Europese oriëntalisme gaf bovendien voeding aan het idee dat deze niet-Europese samenlevingen veroverd en beschaafd moesten worden, waardoor de haik het mikpunt en rechtvaardiging werd om dat te doen. Fransen kolonisten redeneerden dat als ze in staat waren om de haik te veroveren, dus vrouwen te ontsluieren, dan konden ze ook Algerije veroveren. Gedurende de Frans-Algerijnse oorlog werd de haik voor de Algerijnen daarom hét symbool van verzet tegen de Franse overheersing en teken van hun onafhankelijkheid. Zowel mannen als vrouwen verborgen zich onder de haik om allerlei zaken voor het verzet te kunnen smokkelen.
Door de transculturele biografie van de huik en de haik te onderzoeken worden gedeelde geschiedenissen zichtbaar. Er is nog veel onderzoek nodig om de complexe en meervoudige herkomst- en receptiegeschiedenis van dit type kledingstukken te ontrafelen. Het zijn vooral de routes die inzicht geven in fascinerende acculturatieprocessen tussen uiteenlopende culturen die al eeuwenlang met elkaar verbonden zijn.
Bibliografie
- DZD, 'Without roots you are lost', in: DZD. The reverberation of one voice scores an infinite trace, april 21, 2013
- Geeske Kruseman, 'Een huik met een snavel, een huik met een hoed', in: _Kostuum 2019_, jaarboek Nederlandse Kostuumvereniging voor Mode en Streekdracht, januari 2020
- Miroirs d'Orients, Musée des Beaux-Arts, Lille, tentoonstellingscatalogus, ed. Somogy, éd.d'Arts,Paris, 2009
- Bianca Du Mortier, 'In Search of the Origins of the Huik: Did the Spanish Play a Part in Its Introduction?', in: _Undressing Rubens. Fashion and Painting in Seventeenth-Century Antwerp_, Abigail D. Newman and Lieneke Nijkamp (ed.), Harvey Miller Publishers/Brepols Publishers, 2019, pp. 161-181
- Louis M. Pryke, _Ishtar. Gods and Heroes of the Ancient World_, London [Routledge], 2017
- Bert Watteeuw, 'Material Girl. Helene Fourment Wearing a Huyck', in: Undressing Rubens. Fashion and Painting in Seventeenth-Century Antwerp, Abigail D. Newman and Lieneke Nijkamp (ed.), Harvey Miller Publishers/Brepols Publishers, 2019, pp. 183-223.