The Hoodie
30 november 2019 - 22 augustus 2020
In the Hood: Antwaun Sargent
Kunstcriticus en auteur Antwaun Sargent verkent in dit essay, dat hij speciaal schreef voor The Hoodie in het Nieuwe Instituut, de relatie tussen de hoodie en de identiteit, het lichaam en het construct van de Zwarte man in de samenleving, kunst en popcultuur.
"De hoodie wordt door iedereen gedragen: kinderen, witte mannen, witte vrouwen, zwarte mannen. Maar in de manier waarop 'ie aan het zwarte lichaam kleeft als symbool van criminaliteit is de hoodie nergens mee te vergelijken."--Claudia Rankine.
De opkomst van de hoodie in de hedendaagse kunst weerspiegelt verschillende manieren waarop het kledingstuk, wanneer het door een Zwarte man gedragen wordt, niet alleen een fashion statement, maar ook een politieke gebeurtenis kan zijn. Het kan hem zijn leven kosten. Misschien probeert hij zich ermee in het volle zicht te verbergen, beschermt hij zijn eigen onschuld met dit teken van bescheidenheid, of schudt hij verwachtingen van zich af door eigenaarschap over de mythes rond zijn eigen voorkomen op te eisen. Het zou een manier kunnen zijn om zich in eigenheid onder te dompelen, in zichzelf op te gaan, om te verdwijnen en zo weer ongeschonden over te komen.. En dan is het nog niet eens gegaan over zijn recht om zichtbaar boos of verongelijkt te zijn, om zijn angstgevoelens en stemloosheid te laten gelden en zijn schoonheid te beschermen te midden van ideeën over zijn denkbeeldige criminaliteit en een totaal vertekende weergave van wie hij is. Om daadwerkelijk iets te betekenen, moet mode worden belichaamd.
Aan de stijl van jongeren ligt een spel met esthetische normen ten grondslag; hoe zij zich kleden komt over het algemeen voort uit een herschikking van de ideeën die eerdere generaties hadden over hoe iemand zichzelf moet presenteren en wat sociaal wenselijk is. Zulk afwisselend omarmen en bestrijden van bestaande normen is cruciaal voor ons begrip van de hoodie. Jeugdstijl drijft op wat verboden is, op wat afwijkt. Tegenwoordig dragen Zwarte jongeren hoodies om de beperkingen van de mode zodanig op te rekken dat die hen de ruimte biedt om zich zowel politiek als speels uit te drukken. De reactie die dat oproept sluit in veel opzichten naadloos aan bij het eerdere demoniseren van esthetische codes van Zwarte mannen, van het zoot suit tot durags en laaggedragen broeken. Het vermogen van de massacultuur om de hoodie te vervormen tot een symbool van geracialiseerde waanideeën, geeft aan dat elke generatie wel een kledingstuk weet te vinden dat bij hun onverdraagzaamheid past. De hoodie is het meest recente voorbeeld van hoe een oprechte kwestie van smaak, waarmee de drager zichzelf definieert en hun groepsidentiteit uitdraagt, tot een doelwit wordt gemaakt Het bevestigt dat Zwarte stijlinnovaties de gevolgen van stereotypering en onderdrukking voor het Zwarte lichaam niet kunnen verlichten, zelfs niet wanneer de haute couture ze zich als universeel teken van "cool" toe-eigent, of als ze - via Zwarte muziek - over de grenzen van klasse en ras heen in de witte mainstream-esthetiek belanden. De hoodie is tekenend voor de breuklijnen in ons collectieve bewustzijn, een hedendaagse scarlet letter, een vrijbrief voor iedereen die op zoek is naar een aanleiding om Zwarte jongeren in het openbaar te straffen met veroordelende blikken, door preventief fouilleren, of met gewelddadige aanvallen.
David Hammons, 'Phat Free', 1995/'99, gepresenteerd in het kader van de tentoonstelling 'The Hoodie' bij Het Nieuwe Instituut, 01/12/2019 – 12/04/2020. Foto: Johannes Schwartz. Hammons' werk 'In the Hood' is op een voetstuk naast het scherm ook te zien, hier als reproductie op het omslag van het boek 'Citizen: An American Lyric' (2014) van de Amerikaanse dichter Claudia Rankine.
In 1993 wist conceptueel kunstenaar David Hammons dit soort spanningen omtrent de hoodie te vangen in het werk In the Hood. Een kleine, eenvoudige sculptuur van een afgescheurde donkergrijze sweatercapuchon met een ijzerdraadje door de rand. Ik heb het werk in tentoonstellingen aan de muur zien hangen of spookachtig in de lucht zien zweven, net boven mensenhoogte, waar het associaties oproept over zowel fysieke als mentale disembodiment en transcendentie.
Zoals Anthony Huberman stelt: "David Hammons is een spirit catcher_._ Zoals een improvisator naar aantekeningen zoekt, zoekt hij op straat naar de plaatsen en objecten waar geesten zich verstoppen als ze in ruste zijn en geeft hij hen weer kracht."
In het licht van Hammons' interesse in het vangen en oproepen van Zwarte spirits, kan zijn gebruik van de hoodie als een totem worden opgevat; een manier om de présence van een gelyncht lichaam of een Afrikaans masker te signaleren, te herinneren en weer tot leven te wekken, om er even bij stil te staan en het de erkenning te geven die het verdient. Het is zijn geheel eigen manier om ze te bevrijden in een wereld waar het schijnsel van vrijheid maar zwak is. Met zijn schepping, die voor Hammons een manier vormde om te blijven spelen met een beladen symbool van Zwart leven dat in de straten van Zwarte gemeenschappen voorzien werd van modieus nut, laat de kunstenaar zien hoe duur Zwarte expressie betaald wordt.
In de naamgeving van het werk koos Hammons een woordspeling op het Afrikaans-Amerikaanse spreektaalwoord voor "buurt"--the hood-- wat suggereert dat het werk topografisch van aard is: het brengt het landschap van klasse, ras en mode in kaart op het kruispunt met zelfexpressie, verlangen en geweld. De relatie tussen de hoodie en gemeenschappelijke identiteit en rouw, wordt nog duidelijker wanneer we bedenken dat de jonge Zwarte tiener, Trayvon Martin, een hoodie droeg toen hij in 2012 werd vermoord door George Zimmerman, een witte vrijwilliger van de buurtwacht. Toen Zimmerman Martin voor de politie omschreef, noemde hij hem "verdacht" omdat hij "een donkere hoodie" droeg. Het was de witte verbeelding die de vrije loop werd gelaten op een jong Zwart mannenlichaam. In een essay uit 1993 stelde curator Thelma Golden dat deze paradox ertoe heeft geleid dat zwarte mannen "niet alleen lijden onder over-representatie, maar ook onder over-simplificatie, demonisering en (soms) compleet onbegrip." Ze legt uit:
"Een van de grootste uitvindingen van de twintigste eeuw is de Afro-Amerikaanse man--"uitgevonden" omdat zwarte mannelijkheid in de Amerikaanse psyche een mengeling van angsten en projecties vertegenwoordigt die zelden ook maar een spoor van de waarheid over het bestaan van de zwarte man in zich draagt of uitdraagt."
Van links naar rechts: grijze ‘TRAYVON’ hoodie ontwikkeld en verkocht door de Trayvon Martin Foundation; Sasha Hubers portret van Trayvon Martin uit haar doorlopende reeks ‘Shooting Stars’; en Devan Shimoyama’s werk ‘February II’ (2019), genoemd naar de maand waarin Martin geboren werd, in de tentoonstelling ‘The Hoodie’ bij Het Nieuwe Instituut, 01/12/2019 – 12/04/2020. Foto: Johannes Schwartz.
Devan Shimoyama, February II, 2019. Courtesy of De Buck Gallery, New York, NY and The Alison Katz Wolfson Family Collection, New York, NY; Aspen, CO. The Hoodie, 2019. Foto Johannes Schwartz.
In zijn sculpturenreeksen Shroud I en II (2017) en February II (2019) verkent Devan Shimoyama de hoodie als symbool voor het stereotype beeld dat in de mainstream bestaat van blackness en voor de ongezonde, toxic manier waarop mannelijkheid in de Zwarte gemeenschap wordt uitgedragen en opgevoerd. February II (2019) iseen katoenen hoodie versierd met zijden bloemen, pailletten en glitter, die Shimayama maakte in reactie op de moord op Trayvon Martin. Door de relatie tussen de Zwarte performance van mannelijkheid en de hoodie te "queeren", behandelt Shimayoma noties als anti-Zwart geweld, verdriet en herinnering. Shimoyama's hand transformeert de hoodie van een symbool van geweld tot een toevluchtsoord voor identiteit. Hij bedekt de hoodie met "een dunne, fonkelende sluier" (aldus Shimoyama), en creëert een modieuze fluïditeit die als blikvanger de aandacht op de hoodie-en de drager-- vestigt en ze op een alternatieve manier verbeeldt als iets dat niet gevreesd, maar juist omarmd moet worden. Shimayoma verzet zich zo tegen het raciale antagonisme en de hyper-mannelijkheid waarmee het kledingstuk en Zwarte mannen geassocieerd worden. Het biedt het Zwarte mannelijke lichaam de mogelijkheid om de hoodie zo te belichamen dat zijn eigen subjectiviteit voorop kan stellen en de ruimte heeft om een genuanceerde identiteit te vormen door te experimenteren met stijlkeuzes die de culturele en politieke grenzen van kleding opzoeken. Het werk verwijst tevens naar de gedenktekens die als eerbetoon aan overledenen te vinden zijn op plekken in de stad waar zich tragedies voltrokken, en herinnert ons eraan hoe de hoodie die Martin droeg toen hij werd vermoord, symbool kwam te staan voor zijn onschuld. Net als Hammons' sculptuur heeft ook dit werk iets spiritueels: in tentoonstellingen wordt February II, vernoemd naar de maand waarin Martin geboren werd, geïnstalleerd als Christus aan het kruis, een soort zegening, een wedergeboorte.
Adrian Piper's _Imagine (Trayvon Martin), _dat de kunstenaar in 2013, een jaar na Martins dood, maakte, bevat een beeld van Martin in een hoodie dat overal in de media te zien was. Martin is te zien terwijl hij met jongensachtige onschuld door het vizier van een geweer staart. De foto breekt met het narratief omtrent Martins dood, en laat zien dat een zwarte jongen in een hoodie in het mainstream bewustzijn een ruimte is geworden waar geracialiseerde vijandigheid op geprojecteerd kan worden en dat volgens Hank Willis Thomas het voortbestaan van de historische "brandmerken" van het Zwarte mannelijke lichaam verzekert. In zijn serie _Branded, _uit de vroege jaren 2000, onderzoekt Thomas de manieren waarop commerciële bedrijfsreclame, sport- en nieuwsrapportages percepties over de Zwarte man communiceerden en normaliseerden. Thomas' Scarred Chest (2003), een scherp-bijgesneden foto van de borst van een Zwarte man waarop verschillende swooshes zijn aangebracht--verwijzingen naar het Nike-logo en naar de manier waarop Zwarte lichamen tijdens de slavernij als eigendom werden gebrandmerkt--laat zien hoe de verlangens en verwachtingen wanneer het gaat om de Zwarte man, door de massacultuur bekrachtigd wordt door steeds dezelfde representaties te laten zien: de Zwarte man als beroemde sporter, rapper of dreigende crimineel.
In het werk Hoods (2016) belicht fotograaf John Edmonds hoe de Zwarte mannelijke identiteit geconstrueerd wordt aan de hand van stereotypen die belichaamd worden in specifieke beroepen, klassen en kledingstukken. Wat centraal staat in de vijf portretten, waarin een anonieme, gekapte figuur te zien is tegen verschillende achtergronden; is hoe de kunstenaar de hoodie gebruikt om de toeschouwer de identiteit van de gekapte figuur te onthouden. De kracht van de beelden ligt in het feit dat er geen bijzonderheden te zien zijn: we weten niet naar wie we kijken en waarom. Dus kunnen we alleen maar terugvallen op vooronderstellingen. Auteurschap speelt een rol, en wij gaan ervan uit dat omdat Edmonds Zwart is, dat de afgebeelde figuren dat ook zijn. Maar is dat wel zo? De beelddisoriëntatie wordt versterkt door de manier waarop Edmonds de commerciële taal van productfoto's inzet, evenals de politiek van vooronderstellingen, die inherent onderdeel uitmaken van de manier waarop onze cultuur Zwarte mannen bekijkt: met achterdocht. Zouden we de hoodie die hier tentoongesteld wordt moeten willen kopen of zouden we bang moeten zijn voor wat het verbergt? In het werk worden de ervaring en overtuigingen van de bezoeker uitvergroot doordat het een verband legt met de commodificatie en de fetisj van het Zwarte mannelijke lichaam in de popcultuur. Voor de opmerkzame kijker fungeert elk beeld als een soort spiegel waarmee hij oog in oog komt te staan met zijn eigen vooroordelen en privileges. In de ogen van Edmonds, staat de Zwarte man in een hoodie symbool voor onzichtbaarheid, verkeerde identiteit, een portret dat je laat twijfelen aan de irrationele, bagatelliserende gevolgen van dat wat we waarnemen en wat we daadwerkelijk zien.
Antwaun Sargent
Antwaun Sargent is kunstcriticus en schrijver. Hij schrijft op regelmatige basis voor The New York Times, The New Yorker, Vice en meer, en zijn essays zijn te vinden in verschillende museumcatalogi. Zijn eerste boek, _The New Black Vanguard: Photography between Art and Fashion_ (Aperture), verscheen in 2019.