Research Centre
Serena Dambrosio
Jaarlijks maken zo'n 3000 bezoekers van het Research Centre gebruik van de collectie van Het Nieuwe Instituut, voor onderzoek, informatie of inspiratie. Van tijd tot tijd stellen we een aantal van hen de vraag: waar doe je onderzoek naar en wat heb je gevonden?
Wie ben je, en wat doe je?
Ik doe onderzoek als architectuurhistoricus en architectuurtheoreticus. Ik beschouw architectuur als cultureel fenomeen, en ben in het bijzonder gefascineerd door media- en representatietechnieken als discursief instrument. Ik ben opgegroeid in Italië, waar ik ben opgeleid tot architect. Momenteel woon ik in Chili. Hier ben ik anders gaan kijken naar een aantal fundamentele aspecten van de westerse samenleving. Daarnaast schrijf ik, geef les, en neem deel aan zelf geïnitieerde bijeenkomsten waar onderzoekers, studenten, architecten en kunstenaars conventionele leeromgevingen voor kunst en architectuur onderzoeken. Op dit moment ben ik werkzaam als onderzoeker in architectuur en stedelijke studies aan de Pontificia Universidad Católica de Chile.
Wat onderzoek je nu?
Het onderzoek waar ik me de afgelopen jaren aan heb gewijd richt zich op de toepassing van de notie van tabula rasa binnen de westerse stedelijke en architecturale cultuur van de 20ste eeuw. Ik ben in het bijzonder geïnteresseerd in de modaliteiten en invloeden die hebben gezorgd dat dit idee zich heeft gevestigd binnen het 20ste-eeuwse maatschappelijk debat, waardoor de continue behoefte voor noviteit door het inzetten van modernisatie en vernieuwing algemeen aanvaard raakte. Dit krachtige beeld, dat door de eeuwen heen als metafoor deel heeft uitgemaakt van het westerse filosofische debat, vindt in de stedelijke omgeving één van de meest expliciete materiële uitingen: door de afbraak en vernieling van totale onderdelen van een stad laat de notie van tabula rasa in de praktijk zien dat de bestaande realiteit het aflegt tegen de nieuwe moderne rationaliteit. Dit wordt eveneens uitgedrukt bij wijze van symbolische vernietiging door selectieve en exclusieve representaties van de werkelijkheid, die zijn ingebracht door het rationeel gebruik van nieuwe visuele media en technieken in stedelijk ontwerp.
Ik bestudeer dit idee, door vraagtekens te plaatsen bij de relatie tussen twee canonieke figuren uit de 20ste-eeuwse architectuurtheorie en stadstheorie, die beiden een directe bijdrage hebben geleverd aan de verspreiding ervan: Le Corbusier en Rem Koolhaas, specifiek aangaande hun initiële en onderling verband houdende artikelen en ideeën over urbanisme. Bij Het Nieuwe Instituut kreeg ik toegang tot het OMA Archief, en in het bijzonder de oorspronkelijke documenten van een aantal stedelijke projecten die verband hielden met de verwezenlijking van dit idee als strategie rond de jaren '90 (Exposition Universelle in 1983, Mission Grande Axe competitie in 1991, en Euralille tussen 1989-1994).
Hoe ga je de resultaten van je onderzoek presenteren?
De bevindingen van het onderzoek komen tot uiting in een proefschrift dat ik te zijner tijd wil publiceren. Tegelijk zie ik dit wetenschappelijke project als een langlopend onderzoek waarvan ik hoop dat het zich verder kan ontwikkelen, en in de toekomst via verschillende media een breder publiek bereikt.
Wat is het meest opmerkelijke dat je hebt ontdekt in de collectie?
Dat was de vondst van de oorspronkelijke presentaties van OMA voor de Mission Grande Axe (OMAR 3905 - OMAR1130). Dit project vormt een essentieel onderdeel voor mijn onderzoek, omdat het de eerste keer is dat Koolhaas het idee van tabula rasa als expliciet theoretisch instrument inzet door het voorstellen van de afbraak van bestaande gebouwen als mogelijke strategie voor stadsvernieuwing. Saillant detail is dat dit relatief onbekende project niet op de officiële archieflijst voorkwam. Ik kwam het ietwat bij toeval tegen toen ik andere dossiers raadpleegde.