Research Centre
Martin van Wijk
Jaarlijks maken zo'n 3000 bezoekers van het Research Centre gebruik van de collectie van Het Nieuwe Instituut, voor onderzoek, informatie of inspiratie. Van tijd tot tijd stellen we een aantal van hen de vraag: waar doe je onderzoek naar en wat heb je gevonden?
Wie ben je en wat doe je?
Ik ben masterstudent Kunstgeschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam en Gender Studies aan de Universiteit Utrecht. Mijn onderzoek richt zich op queer, feministische en dekoloniale benaderingen van architectuur. Momenteel rond ik een stage af bij het Jaap Bakema Study Centre (een samenwerking tussen de faculteit Bouwkunde van de TU Delft en Het Nieuwe Instituut), waarvoor ik werk aan een queer lezing van het architectuurarchief. Samen met Dirk van den Heuvel van het JBSC organiseer ik op 22 juni de tweede Queer Salon.
Waar doe je onderzoek naar?
Het doel van mijn onderzoek hier bij Het Nieuwe Instituut is om bij te dragen aan een 'queering' van de Rijkscollectie van Nederlandse architectuur en stedenbouw. Daarmee bedoel ik dat ik de onzichtbaarheid van normafwijkende seksuele oriëntaties ter discussie wil stellen, en het heteronormatieve karakter van het archief probeer te ontwrichten. In mijn onderzoek richt ik me op de archieven van drie Nederlandse architecten, Wim den Boon, Dick van Woerkom, en Onno Greiner, die actief waren in de jaren '50 en '60 van de vorige eeuw en die ontwierpen in de modernistische traditie. In hun persoonlijke leven verzetten deze architecten zich elk op hun eigen manier tegen de heersende normen van hun tijd rond gender en seksualiteit, en hadden ze (in verschillende mate van openheid) relaties met mensen van hetzelfde geslacht.
Meer specifiek ben ik op zoek gegaan naar sporen van deze queer geschiedenissen die in de archieven terug te vinden zijn. Enerzijds probeer ik hun verhalen te achterhalen in een poging het negeren van queer lichamen en stemmen in het archief ongedaan te maken. Anderzijds wil ik de relatie tussen architectuurontwerp en (seksuele) identiteit onderzoeken. Door de woningen die deze architecten voor zichzelf ontwierpen door een queertheoretische lens te lezen, hoop ik iets te kunnen zeggen over de manier waarop zij, als alternatief op de gezinswoning, ruimte voor een ander soort huishoudelijke samenstellingen, relaties en affecties voor zichzelf verbeelden en creëerden, binnen de kaders van een heteronormatieve maatschappij.
Wat heb je ontdekt?
In elk archief kwam ik sporen van een queer geschiedenis tegen via voorwerpen die toevallig in het archief terecht leken te zijn gekomen, zoals krantenknipsels, naaktfoto's, liefdesbrieven en juridische privé-correspondentie. Ik was verrast door de mate waarin hun persoonlijkheden tot uitdrukking komen in het archiefmateriaal, niet alleen als architecten, maar ook als privépersoon. Zo ontdekte ik bijvoorbeeld dat Wim den Boons verlangen naar vrijheid alle facetten van zijn leven doordrenkte, van zijn reizen per motor en kano rond de Middellandse Zee tot aan zijn privéalbums vol met homo-erotische naaktfoto's. Hij schopte tegen allerlei heilige huisjes. Het fascinerende is dat hij dit ook vertaalde naar zijn professionele praktijk. Van burgerlijkheid moest hij niets hebben: antieke meubels werden door hem vervangen door een strak en minimalistisch interieur.