Reading Sites
De esthetiek van een performance: Zeniya Vreugdenhil
Curator en ontwerper Zeniya Vreugdenhil analyseert verschuivende 'performances' tijdens de Dutch Design Week: hoe de rolverdeling tussen de ontwerper, het publiek en het ontwerpobject zich binnen het digitale spektakel ontwikkelt.
De straten van Eindhoven zijn omlijst met banieren die onschuldig decoratief in de oktoberregen hangen. Met hun opdruk van gereproduceerde designprojecten vormen de vlaggen een soort archief van quasi-objecten, als het eerste trefpunt dat het publiek van de Dutch Design Week in het stadslandschap tegenkomt. Het zijn de eerste decors en rekwisieten van een gelaagde enscenering van de overgang tussen theaterachtige stadsaankleding en een digitale tentoonstelling.
In een jaar dat de maatschappelijke realiteit steeds verder werd gereduceerd tot een vorm van huisarrest, doorliep de Dutch Design Week met elke aanpassing van de maatregelen een gedaanteverwisseling. De eerste aanpassing had een hybride digitaal-fysieke variant van het evenement moeten worden, een 'terugkeer naar de oorsprong' van DDW, waarbij het voorrecht om het werk echt te bekijken zou zijn voorbehouden aan een professioneel publiek. Deze hybride versie was volop in ontwikkeling, totdat de gemeente Eindhoven besloot om alle publieke evenementen te verbieden als reactie op de stijgende infectiecijfers. Desondanks werd afgekondigd: 'the show must go on'.
Door het late besluit om het festival in een volledig digitale omgeving te laten plaatsvinden, werden deelnemers nog maar twee weken voor de opening geconfronteerd met een totaal andere standaard voor de presentatie van hun werk.. De implementatie van dit nieuwe format zo laat in het proces gaat gepaard met een soort gespeelde en geforceerde positiviteit, die op zijn beurt weer een geforceerde productiviteit vereist van de betrokken ontwerpers. In plaats van een moment waarop het doek valt en er opnieuw begonnen wordt, krijgen we een provisorische understudy te zien: een digitale nabootsing van een design festival.
De performer
Ontwerpers zijn het gewend om zich in de aandachttrekkerige omgeving van de Dutch Design Week als performers te gedragen. Maar door de digitale setting van de manifestatie is de dynamiek tussen het publiek en de ontwerper-acteurs nu ingrijpend veranderd. Hoewel digitalisering de toegankelijkheid voor het publiek kan bevorderen, biedt het ontwerpers geen gelegenheid om directe pubklieksfeedback op te halen, flexibel op de bezoekers in te spelen en hen bij het werk te betrekken. Hoe kunnen ontwerpers ondanks een gezichtsloos publiek tóch meer bereiken dan dit soort eenrichtingsverkeer?
In recente edities van de Dutch Design Week waren er veel projecten van afstudeerders en gevestigde ontwerpers (twee categorieën die elkaar niet per se uitsluiten) die inspeelden op de groeiende beweging van performance als ontwerppraktijk. Maar hoe zouden digitale formats ingezet kunnen worden om de gewenste verbindingen te faciliteren voor ontwerpers die experimenteren met ruimte, materiaal en theater?
Ongeveer een maand voor de Dutch Design Week zit Sergi Casero in een donkere kamer onder een spotlight. Hij is aan het repeteren. Zijn stuk heet The Pact of Forgetting en duurt 25 minuten. Om hem heen hangt een web aan draden en kale peertjes. Terwijl hij op een van de stoelen op de set zit, vertelt Casero persoonlijke verhalen en familiegeschiedenissen die te maken hebben met de amnestiewetgeving van Spanje. Casero heeft een toneel ingericht waarop hij als verteller een ruimte bezet en naar zijn hand kan zetten In één hand houdt hij een schakelbord waarmee hij de verschillende stoelen stuk voor stuk kan uitlichten, die elk staan voor een personage in het stuk. Hij gebruikt een overheadprojector om met licht en schaduw te spelen terwijl hij documenten, bloemen, oorlogsmedailles en plastic soldaatjes over elkaar heen legt.
Ondanks dat het intensief is ingestudeerd, is het een intuïtief ontwerpproject dat zich gaandeweg blijft ontwikkelen. Maar om het verhaal te kunnen vertellen, steunt Casero op de aanwezigheid (en de veronderstelling) van publiek. In zijn fysieke gedaante zou het festival die opstap hebben geboden. De vertaalslag naar een volledig ander format tast het belangrijke moment van onthulling of openbaarmaking in het geval van performances misschien nog wel erger aan dan bij andere uitingsvormen.
Voor Casero, die al meer dan een jaar bezig was om zijn onderzoek in het medium van theater vorm te geven, , kan deze ervaring onmogelijk digitaal nagebootst worden. Om toch tegemoet te komen aan de vereisten van een digitaal platform, heeft hij in plaats daarvan besloten om een videotrailer van een minuut te maken. Hij vindt dat zijn project nooit statisch was: "Een performance ontwikkelt zich - die groeit dankzij publiek. Dat idee van kwetsbaarheid en improvisatie is onderdeel van een performance& Als je maar één optreden geeft en dat online zet, gaat het dood. Ik kan er een video van maken om 'm vast te leggen, maar het zal nooit het zelfde zijn - dan is het een film, met de esthetiek van een performance."
Het podium
En zo, met de afwezigheid van een fysiek publiek, zijn we overgegaan naar de digitale wereld. Het onderwerp van de Dutch Design Week 2020 was The New Intimacy. Het concept fungeert als een soort parapluterm voor een gedigitaliseerde sociale ervaring, waarbij 1.500 ontwerpers hun projecten dit jaar allemaal online tentoonstellen. Jorn Konijn, hoofd van de programmering van de Dutch Design Week, schreef dat "de zoektocht naar een nieuw evenwicht begonnen is".
In het kader van de Dutch Design Week impliceerde dit "nieuwe evenwicht" de ontwikkeling en toepassing van alternatieve, digitale platforms en vormen van communicatie. Maar ondanks het zoeken naar "de toekomst van ontwerp" zagen we een soort plaatsvervangende realiteit: bekende vormen van digitale communicatie, van livestreaming tot televisie-uitzendingen, en replica's van vertrouwde tentoonstellingsmodellen, met rondleidingen, trends en op-maat-gemaakte presentatieruimtes. In deze zone wordt intimiteit gelijkgesteld aan 'democratische' uitwisseling, waarmee het zowel diepte als impact verliest. Binnen deze nagemaakte werkelijkheid blijft er een traditionele rolverdeling bestaan; ontwerper-performers en publiek-toeschouwers.
De website biedt een schouwspel van gedematerialiseerde architectuur: het is een virtueel toneel, de volgende laag van de enscenering. Het is een steriele ruimte, een ontsmet oppervlak dat bestaat bij de gratie van het weghalen van lichamen en volume. Er wordt een taal van steekwoorden, titels, programmahoogtepunten en indexen gesproken. Het doel van de website, gebouwd door het digitale bureau Vruchtvlees, was om "verbindingen en ontdekkingen te faciliteren in een digitale ruimte." Waar een fysieke tentoonstellingsruimte het inderdaad mogelijk maakt en stimuleert om ideeën en materialen spontaan met elkaar te vervlechten, is de digitale versie een hokkerig afgebakend knipperlichtgeheel. Er doemt een serieel, afgevlakt en haast labyrintisch landschap uit naar boven, een terrein dat het werk van de ontwerpers verstopt onder verschillende classificatielagen.
Middenin dit digitale doolhof bevinden zich de driedimensionale viewing rooms. Het zijn gesimuleerde tentoonstellingsruimtes die terug grijpen op traditionele film- en decorontwerpprincipes, op de wisselwerking tussen wat zich live (of live gestreamd) afspeelt en hoe dat wordt weergegeven. In lijn met hoe het bij diorama's werkt, zijn ze gebaseerd op imitatie. Er worden weergaven van het werk van ontwerpers getoond, digitale artefacten als representaties van ontwerpprojecten die normaal gesproken tastbaar en vruchtbaar zouden zijn. En dan nog - zelfs hier - is de ruimte om de diepgang van de research en de ontwerpen te laten zien beperkt. Er zit een limiet aan het aantal woorden, plek op het virtuele muuroppervlakte en maximale bestandsgrootte.
De kamers worden een op beeld gebaseerde manier om "de werkelijkheid te beoordelen" (Huhtamo). Binnen de rastertopografie van de digitale ruimte krijgen de ontwerpen maar een ingeperkte architectuur toegewezen. Een bezoeker komt binnen in een gesegmenteerd tunnelcircuit waarin projecten horizontaal achter elkaar zijn opgestapeld in een bunkerachtige opstelling. Het is mogelijk om te springen tussen wel 750 projecten - zoals Vruchtvlees zegt, "de ervaring is oneindig".
De onuitgesproken bijkomstigheid van die oneindigheid is monotonie. Het heeft dan ook iets ironisch dat de kamers deels zijn geïnspireerd door screensavers uit Windows 95. Met elke muisklik beweegt de kijker verder door de ruimtes, dwars door de immateriële muren met tekst, plaatjes of video's heen. Door het zogenaamde bewegingseffect lijkt het eerder alsof je lichaamsloos door de tunnel zweeft dan dat het aanvoelt alsof je door een tentoonstelling snuffelt. De beschouwer wordt zo in deze vorm van beperkte interactie zelf ook een beetje omgevormd van publiek tot performer, al is het dan in een eenmansshow.
De uitwisseling
De uitzendingen van DDW TV springen eruit, als je ze afzet tegen de verder nogal karige opties voor flexibele, fluïde en informele uitwisseling binnen het digitale platform van de designweek. Deze uitzendingen voorzien in ruimte voor dialoog, waarbij lichamen samen op een podium gebracht worden. De uitvergrote schaal van het decor geeft de besproken onderwerpen meer gewichtigheid. In dit geval staat social distancing de sociale uitwisseling nu eens niet in de weg. Veel van de daar gevoerde gesprekken waren gericht op huidige sociale, maatschappelijke en culturele vraagstukken.
In één van die gesprekken, Connected Living, werden materialen uitgenodigd om "hun lief en leed te delen in een Zoom-sessie". Onder begeleiding van moderator Seetal Solanki in de rol van 'orakel' dreven de bubbels met Zoom-hoofden dreven op het enorme scherm, voor de verlaten set van DDW TV.
Het is een enigszins bizarre en komische enscenering, die goed past bij de speelse toepassing van het medium. Het gesprek is een performatieve belichaming van materialen alsglas, bacteriële cellulose en schuim. Elk materiaal wordt belichaamd door ontwerper-acteurs die aanmoedigen tot een empathische benadering van onze relatie met materialen en objecten. De discussie integreerde ook live feedback en vragen uit het publiek, inclusief de welbekende technologische tijdsvertraging.
Op zich zijn deze platforms en formats voor het vasthouden van een gevoel van onderlinge verbondenheid niet nieuw, maar we zien hier hoe ze worden ingezet om binnen het natuurlijke verloop van gesprekken gelegenheid te organiseren voor nieuwe denkkaders. Performance en design gaan hand in hand om het nieuwe potentieel van gelijktijdig ontwerpen en opvoeren aan te boren.
Er zit in deze constructie van een vervangende werkelijkheid een tweedeling tussen aanwezigheid en afwezigheid. Die tweeledigheid krijgt onder meer gestalte op het moment dat de rolverdeling tussen publiek en ontwerpers begint te verschuiven en het onderscheid tussen intimiteit en digitale ruimte vervaagt. Op het ontstoffelijkte podium van het virtuele festival is er geen hiërarchie tussen de performance van het werk en de performance van de ontwerper. Hoewel het ook gelegenheid biedt voor de promotie van ontwerp (in hapklare brokken content weliswaar), komt het virtuele festival het best tot zijn recht op het moment dat het ruimte maakt voor dialoog. Het digitale festival werkt het best wanneer het de handeling van kijken naar een scenografie van pixels overstijgt en plaatsmaakt voor de handeling van het luisteren: dan wordt het een podium voor gesprek, een archief van uitwisseling.
Zeniya Vreugdenhil
Zeniya Vreugdenhil is een curator, schrijver en ontwerper. Ze is geboren in Aotearoa (Nieuw Zeeland) en heeft in meerdere landen gewerkt en gewoond. Op dit moment is haar thuisbasis Nederland. Ze heeft een achtergrond in industrieel ontwerp en keramiek en een MA in Design Curating en Writing van de Design Acadamy Einhoven (2020). Ze is geïnteresseerd in de rol van ontwerp in geopolitieke en antropologische systemen en hoe taalgebruik politieke narratieven vormt. Ze onderzoekt kritische vraagstukken over design, media en semiotiek in multidisciplinaire projecten.