Architectuur Dichterbij. 18 verhalen over erfgoed en innovatie
Architectuur Dichterbij heeft als doel het zichtbaar én duurzaam toegankelijk maken van de Rijkscollectie Architectuur en Stedenbouw van het Nieuwe Instituut. Bijzonder aan het programma is de enorme schaal waarop conservering en registratie zijn uitgevoerd. Jaarlijks zijn zo'n 150.000 tekeningen behandeld. Het conserveren van een collectie met veel verschillende materiaaltypen vraagt om een eigen werkwijze, die zich gedurende het programma gaandeweg ontwikkeld heeft. De ervaringen en inzichten die tijdens deze enorme registratie- en conserveringsslag zijn opgedaan dragen bij aan het optimaliseren van een passend en duurzaam conserveringsprotocol binnen het Nieuwe Instituut.
Tekst Shannen van Akkeren, Huub Breuer, Lara Garé, Zoë van Zijderveld en Mirenne Zijlstra
De rol van een erfgoedinstelling met een gebruikscollectie
Aan het begin van Architectuur Dichterbij is vastgesteld dat de meest voorkomende schade in het archief gebruiksschade is. Er ontstaat makkelijk schade wanneer mappen te vol zitten, tekeningen uitgevouwen moeten worden, werken steeds opnieuw uit- en opgerold worden en bladen aan elkaar kleven door plakband. Als Rijkscollectie-beherende erfgoedinstelling is het de taak van het Nieuwe Instituut om de collectie zo goed mogelijk te bewaren voor de toekomst, maar tevens moeten de stukken beschikbaar blijven voor publiek. Het is een gebruikscollectie en dat moet het ook blijven. De toegankelijkheid, hanteerbaarheid en stabiliteit van de collectie zijn de belangrijkste uitgangspunten geweest binnen dit project. Het behoud van een gebruiksarchief heeft een specifieke benadering nodig. Om de conditie en raadpleegbaarheid van de archieven te verbeteren is een groot deel ervan geconserveerd, zijn er (conserverings-)richtlijnen opgesteld en is er een gebruiksprotocol voor onderzoekers die de collectie raadplegen.
Actieve en passieve conservering
Een belangrijk inzicht is allereerst dat er een scheiding gemaakt kan worden tussen actieve- en passieve conservering. Tijdens het project is er een grens getrokken tussen conservering die we intern kunnen uitvoeren en die moet worden uitbesteed aan papierrestauratoren. In eerste instantie zijn gehele archieven naar restauratieateliers gestuurd, maar uiteindelijk is er geconcludeerd dat de passieve conservering, zoals ompakken, uitdunnen van te volle mappen, vlakken van kleine vouwen en ezelsoren, het scheiden op technieken en formaten en het detecteren van schimmel, intern kan worden uitgevoerd. De actieve conservering wordt extern door restauratieateliers gedaan. Onder actieve conservering valt het herstellen van scheuren, het vlakken van scherpe vouwen en gerold materiaal, restauraties van randschades, het herstellen en vastzetten van loslatende folies en het verwijderen van verklevingen die veroorzaakt zijn door bijvoorbeeld plakband of gekrompen plastic stickers. Deze tweedeling in conserveringshandelingen nemen we ook in de toekomst mee.
De visie op conservering is enorm aan verandering onderhevig. Waar architecten en archivarissen in de jaren 80 vaak nog zelf scheuren herstelden met plakband en werken soms zelfs werden ingekleurd, doen we nu zo weinig mogelijk actieve ingrepen. Hoe zal de toekomst oordelen over onze keuzes van nu? Hebben we te weinig gedaan?
Conserveringsprotocol
De handleidingen die zijn opgesteld om de registratie en conservering te stroomlijnen en houvast te bieden, zijn dynamische documenten die worden aangepast bij nieuwe inzichten en ervaringen. Onze registratie- en conserveringsrichtlijnen worden met input van de registratoren, restauratoren en archivarissen steeds bijgewerkt. Daarnaast wordt ook het gebruiksprotocol voor raadpleging van stukken in het Research Centre geüpdatet.
Bij het opstellen en uitbreiden van onze conserveringsrichtlijnen maken we gebruik van de Schadeatlas Ontwerptekeningen om verschillende typen schade te herkennen. De Schadeatlas komt voort uit een samenwerking tussen het Nieuwe Instituut en Metamorfoze, het nationaal programma voor het behoud van het papieren erfgoed.
Omdat de schades in het archief voornamelijk gebruiksschades zijn, zijn de richtlijnen van de registratoren vooral gericht op het ompakken. Door de formaten te scheiden, het aantal tekeningen per map te beperken en het vlakken van materiaal kan de gebruiksschade worden beperkt. De mappen zijn hierdoor makkelijker te hanteren, wat zorgt voor een grotere stabiliteit van de collectie.
Het scheiden van materialen en technieken
De collectie van het Nieuwe Instituut bevat een breed scala aan verschillende materialen en vervaardigingstechnieken. Hoewel de meeste tekeningen papier als drager hebben, komen ook materialen als plastic en linnencalques voor. Met name plastic kan een chemische reactie en ook schade veroorzaken aan omliggende tekeningen van een ander materiaal.
Naast de drager is ook de vervaardigingstechniek van belang. Bij met chemicaliën behandeld papier, zoals blauwdrukken en diazotypiën, is er alleen een vermoeden dat het schade aan andere tekeningen kan veroorzaken. Toch is er binnen het conserveringsprotocol van Architectuur Dichterbij gekozen voor het scheiden van de technieken, omdat de invloed die ze op elkaar hebben nog niet goed onderzocht is. Technieken zoals potlood, aquarel en pentekeningen lijken juist stabiel. Maar omdat deze uitgewerkte tekeningen in kleur vaak mooie presentatietekeningen zijn, kiezen we er toch voor om ze preventief te conserveren. Dit wordt vaak gedaan met een utoplex-tussenvel. Utoplex wordt ook gebruikt om verkleving tussen bladen en het ‘afgeven' van bijvoorbeeld plastic plakfolies te voorkomen. Er moet dus nog (vervolg)onderzoek worden gedaan om weten welke invloed de verschillende materialen en vervaardigingstechnieken op elkaar hebben en of het scheiden van technieken noodzakelijk is voor optimale conservering.
Een neveneffect van het ompakken en het scheiden van materialen, is dat archieven ‘uit elkaar worden getrokken’, uitdijen en meer verspreid liggen in het depot. Dit heeft invloed op de context van objecten binnen een inventaris. Deze context is door de nauwkeurige registratie in het digitale collectiebeheersysteem Axiell grotendeels digitaal te reconstrueren. De focus van Architectuur Dichterbij op het online toegankelijk maken van de archieven, maakt dat de context ook voor gebruikers digitaal beschikbaar is. Het verlies van context is sowieso een rekbaar begrip, omdat dit in eerdere fases al gebeurd kan zijn: door het architectenbureau, bij selectie tijdens het acquisitieproces, of, bij uitzondering, tijdens raadpleging in het Research Centre. Daarom is gekozen voor een digitale terug-herleidbare registratie en geven we prioriteit aan het beheer en behoud van het bronmateriaal, de primaire verantwoordelijkheid van een rijkscollectie beherende instelling.
Meten is weten
Om de collectie zo toegankelijk mogelijk te maken voor de gebruiker is het wenselijk dat alles nauwkeurig is geregistreerd. De registratie van de archieven is ondersteunend aan de inhoud (context) van de tekeningen. Door alles te verwerken in Axiell is het vindbaar, wat beheer en onderzoek makkelijker maakt. Zeker nu we ook trefwoorden toekennen en de records worden voorzien van foto's. Trefwoorden zoals plattegronden, aanzichten (opstanden), doorsnedes, axonometrische tekeningen of perspectieftekeningen. Wenselijk is ook dat deze trefwoorden, die nu alleen nog intern zichtbaar zijn, in de toekomst ook te zien zijn in het zoekportaal van de online collectie.
Daarnaast zijn ook het registreren van de voortgang van het project en de invloed van processen binnen de afdeling Collectie belangrijk. Door vanaf het begin bij te houden hoeveel en wat er precies is gedaan, kan worden ingeschat welke middelen er nodig zijn om het werkproces te optimaliseren. Registratoren werken nu bijvoorbeeld samen met het DigiLab doordat de selectie van te digitaliseren tekeningen is geïntegreerd in het registratieproces.
Conclusies en constateringen naar aanleiding van het behandelen van de tekeningenzijn steeds met elkaar gedeeld. Het delen van kennis en ervaringen, bijvoorbeeld tussen de registratoren en de restauratoren, was zeer belangrijk. We hebben daarvoor speciale evaluatiedagen georganiseerd, waarbij we gezamenlijk het werk en het proces beoordeelden. De bevindingen zijn steeds verwerkt. Ook in de toekomst kunnen tussentijdse evaluatie van het collectiebeleid, zowel intern als met externe partijen, niet ontbreken.
Katalysator voor (conserverings-)beleid van de toekomst
Aan de hand van bovengenoemde inzichten en ervaringen die gedurende het project zijn opgedaan gaan we verder met het beheren en toegankelijk maken van het archief. Er is een enorme slag geslagen wat betreft conservering en digitalisering, maar daar stopt het niet. De registratie- en conserveringsrichtlijnen krijgen een plek in het collectiebeleid en worden geïmplementeerd in het proces voor nieuwe aanwinsten. Andere projecten binnen het Nieuwe Instituut zoals Linked Open Data en Asterisk*, de tool om archiefobjecten inclusiever te kunnen beschrijven, kunnen nu ook worden geïmplementeerd. De protocollen, samenwerkingen en onderzoeken van Architectuur Dichterbij zijn goed gefundeerde bouwstenen voor de toekomst.