Nieuwe archiefinterpretaties
Subjectieve relaties: verbanden tussen techniek, concepten en gebruikers van digitale archieven
Onder de noemer 'archiefinterpretaties' is Het Nieuwe Instituut in 2014 begonnen aan een serie opdrachten aan kunstenaars, ontwerpers en onderzoekers om na te denken over de invloed en impact van het digitale archief ten opzichte van haar analoge voorloper het papieren archief. In een periode van twee jaar werden de uitdagingen en kansen van digitaal archiveren verkend.
'Het archief is niet synoniem met vormen van herinnering, of geschiedenis. Het bestaat uit sporen en heeft het vermogen ofwel de opgeslagen herinnering, ofwel de geschiedenis zoals die is vastgelegd te fragmenteren en destabiliseren.' Charles Merewether, The Archive, 2006:10.
In de vierde aflevering van Nieuwe Archiefinterpretaties ligt de focus op het praktische werk dat in Het Nieuwe Instituut plaatsvindt of plaats zou kunnen vinden.
Toen het in 2015 een nieuw kantoor betrok, besloot het Nederlandse architecten- en stadsontwerpbureau MVRDV (opgericht in 1993) het archief aan te bieden aan Het Nieuwe Instituut. MVRDV staat op de lijst van 'belangrijke archieven' van Het Nieuwe Instituut: de archieven van architectenbureaus die een centrale positie innemen in de geschiedenis van de Nederlandse architectuur. Derhalve hebben deze archieven prioriteit in het actieve verzamelbeleid van het instituut. Naast de diverse maquettes bestaat het archief voor meer dan 80% uit digitaal materiaal: tekstdocumenten, allerlei soorten beeldmateriaal, video's en technische tekeningen. Het digitale archief van MVRDV wordt door de conservators van het instituut gebruikt als casestudy om alle aspecten van digitale archivering en behoud van materialen te onderzoeken. De aandacht zal worden gericht op het vastleggen van de diverse verbanden tussen bestanden, documenten en mensen ten behoeve van toekomstige bewaarinspanningen, in plaats van op de traditionele waardering- en selectiemethoden.
In het algemeen bestaat een archief uit documenten. Aanvankelijk waren dit geschreven of bedrukte papieren documenten (Hirtle 2000), maar deze aanname werd al in het begin van de twintigste eeuw in twijfel getrokken en er kwam een bredere definitie voor wat een document zou kunnen zijn. In 1951 pleitte documentalist Suzanne Briet er zelfs voor dat een archief allerlei objecten, of zelfs elk fysiek of symbolisch teken zou kunnen bevatten dat "bedoeld was om een fysiek of conceptueel fenomeen te beschrijven, reconstrueren of demonstreren" (1951:7). Haar beroemde voorbeeld was de antiloop in een dierentuin. In de afgelopen decennia is bij diverse rechtszaken tevergeefs geprobeerd _instant messages _(een soort online chat met realtime tekstberichten via internet) of andere sociale netwerkuitingen als bewijsmateriaal te gebruiken (Hirtle 2000 en Balasubramani 2011b). De reden waarom deze 'documenten' ontoelaatbaar waren in de rechtszaal is dat ze niet gemakkelijk of, belangrijker nog, nauwkeurig kunnen worden herleid tot één persoon of zelfs maar één computer. In een andere zaak werd geoordeeld dat e-mail wettig genoeg was "op basis van het bewijs eromheen" (Balasubramani 2011a). Dat betekent dus dat digitale informatie wordt gewaardeerd op basis van aanvullende informatie en de verbanden met het 'hoofddocument'.
Hoewel er kan worden gesteld dat contextuele informatie altijd van belang is geweest in de waardebepaling van documenten (Levy 1994), is een digitale omgeving per definitie relationeel van aard (Fuller 2005). Al in 1970 bedacht computerwetenschapper Edgar F. Cobb een digitale database die was gebaseerd op een model met onderling afhankelijke gegevens waarmee verschillende verbindingen met diverse tabellen konden worden gemaakt.* Hoewel het bestaan van de verbanden en de toegevoegde waarde van het kijken naar de omgeving wordt erkend, wordt bij de meeste bewaarmethoden aandacht besteed aan de digitale opslag van bestanden, sotware, broncodes en documenten, en maar weinig aan de onderlinge en overige verbanden die van belang kunnen zijn voor het bewaren van een werk, project of ditiaal archief.
Een aantal van die relaties kan belangrijk zijn, hetgeen betekent dat het ook van belang is ze te bewaren. In andere gevallen moet de relatie weliswaar worden bewaard, maar moeten afzonderlijke elementen worden veranderd. Zo kan het nodig zijn dat beeldmateriaal moet worden geopend in Photoshop, maar dat zou ook een ander programma kunnen zijn, mits dat op dezelfde manier werkt. Het zou echter ook zo kunnen zijn dat Photoshop een belangrijke referentie is voor het werk. Waar zijn trouwens de mensen die de documenten, software, code, projecten en het archief hebben gecreëerd? Zoals Jardine en Kelty terecht stellen, "gaan archieven nooit alleen maar over weergeven en bewaren, ze presenteren, creëren en reconstrueren ook collectieven. Hun beheerfunctie is net zo belangrijk als de vorming van een bepaalde werkelijkheid of studieobject". Hoe kunnen we de relaties tussen de 'human hardware' in en met de digitale documenten traceren? Met andere woorden, hoe wordt er opnieuw een voorstelling van mensen gemaakt bij het opzetten van archieven en databases?
We hebben ontwerper, ondernemer en digitaal archiefexpert George Oates gevraagd ons deelgenoot te maken van haar gedachten over manieren waarop de verbanden tussen documenten, bestanden en mensen duidelijk kunnen worden gemaakt in digitale archieven. George Oates werkt al sinds 1996 op internet en aan internetgerelateerde zaken, met name aan de voorkant van websites. Haar eerdere werk is voor deze opdracht van bijzonder belang: de ontwikkeling van internetsoftware die gebruikmaakt van de menselijke stem en de uitvinding van The Commons op Flickr, een programma dat openbare instituten als de Library of Congress, de Smithsonian in staat stelt foto's uit hun collectie te delen met de Flickr community.
*Destijds, in de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw, vonden de 'database debatten' plaats over het verschil in waarde tussen relationele databases en de databses die onderdeel van een netwerk vormen. Zie voor meer informatie bijvoorbeeld Castelle (2013). Voor een historisch naslagwerk over de vroege ontwikkelingen op het gebied van opslagtechnologie en het verband met data management, zie Haigh (2009).
Referenties
Balasubramani, Venkat. 2011a. "Massachusetts Supreme Court Finds Email Sufficiently Authenticated Based on Surrounding Evidence -- Commonwealth v. Purdy." Technology & Marketing Law Blog, 21 May.
Balasubramani, Venkat. 2011b. "Connecticut Court of Appeals Tackles Authentication of Facebook Messages -- State v. Eleck." Technology & Marketing Law Blog, 19 August.
Briet, Suzanne. 2006[1951]. What is documentation? (Qu'est-ce que la documentation?). Translated and edited by Ronald E. Day and Laurent Martinet with Hermina G.B. Anghelescu. Lanham, MC: Scarecrow Press.
Castelle, Michael. 2013. "_Relational and Non-Relational Models in the Entextualization of Bureaucracy." Computational Culture. A Journal of Software Studies, Issue three. _
Codd, Edgar F. 1970. "A Relational Model of Data for Large Shared Data Banks." Communications of the ACM_ Vol. 13, Nr. 6, pp. 277-387._
Fuller, Matthew. 2005. Media Ecologies. Materialist Energies in Art and Technoculture. Cambridge, MA: The MIT Press.
Haigh, Thomas. 2009. "How the Data Got its Base: Information Storage Software in the 1950s and 1960s." IEEE Annals in the History of Computing, October-December, pp. 7-25.
Hirtle, Peter B. 2010. "Archival Authenticity in a Digital Age". In Authenticity in a Digital Age, edited by Abby Smith. Washington: Council on Library and Information Resources, pp. 8-23.
Jardine, Boris and Christopher Kelty. 2016. "Preface: The Total Archive." Limn, The Total Archive, Issue 6, March.
Levy, David M. 1994. "Fixed or Fluid? Document Stability and New Media." European Conference on Hypertext Technology 1994 Proceedings. New York, NJ: Association for Computing Machinery, pp. 24-31.