Nieuwe archiefinterpretaties
Een landschap van dozen, of het archief als digitale speeltuin: Interview met Richard Vijgen
Kun je iets vertellen over je achtergrond, hoe ben je gekomen waar je nu bent?
Ik ben begonnen als grafisch ontwerper aan de Hogeschool voor de Kunsten in Arnhem. In het begin ging ik aan het eind van een ontwerpproces naar de computer toe om het ontwerp uit te voeren, maar gaandeweg verschoof dat en bracht ik de meeste tijd achter de computer door. Dat was voor mij de aanleiding om te kijken of ik de computer wilde gebruiken als een soort 'drukwerkplaats' om snel een boek te kunnen maken, of om de specifieke eigenschappen van de computer te bevragen en te kijken hoe je bijvoorbeeld grote hoeveelheden informatie op verschillende manieren kunt vertalen. In eerste instantie heb ik mij na de academie een tijd bezig gehouden met het grensgebied tussen boek en computer en hoe je vanuit een achtergrond als boekontwerper naar de toekomst kunt kijken. Ik zat toen op de Jan van Eyck Academie in Maastricht en vroeg me af welke mogelijkheden de computer heeft en wat de consequenties zijn van de computer op het ontwerpproces. Uiteindelijk ben ik in mijn eigen praktijk op deze vraag doorgegaan. Ik wilde de dingen in de informatiestructuur zichtbaar maken die van oorsprong niet zichtbaar zijn. Ik vind dit met name interessant omdat we in een tijd leven waarin informatie wordt verzameld en geactiveerd zonder dat we duidelijk weten op welke manier dat gebeurt. Met het zichtbaar maken wordt de vraag urgent in hoeverre hier ook nieuwe inzichten aan ontleend of conclusies aan verbonden kunnen worden. Aan de hand van concrete voorbeelden of opdrachten probeer ik in mijn werk steeds een deel van die vragen te onderzoeken.
Wat zijn volgens jou specifieke eigenschappen van de computer in relatie tot analoge praktijken?
Een interessante eigenschap van digitale informatie is dat je alles steeds opnieuw kunt samenstellen. De lineariteit is daarmee niet perse verdwenen, maar je kunt een digitaal archief zien als een grote verzameling losse blokjes, die je kunt bekijken in de structuur waarin ze opgesteld zijn, zoals bijvoorbeeld in een archief, en daarnaast zonder destructief te zijn, kun je een eindeloos aantal andere perspectieven maken. Ik vind het interessant om te zoeken naar een configuratie van informatie die uitnodigt, nieuwsgierig maakt of interessant is voor verder onderzoek.
Het specifieke is ook dat je op een hele procesmatige manier met grote informatie-eenheden om kunt gaan. Je kunt dus vooral op een andere schaal werken dan ik als grafisch ontwerper gewend was. Dit betekent niet dat het een het ander vervangt, ze bestaan naast elkaar. Ik kan nog steeds enthousiast worden over een mooi vormgegeven boek dat met veel oog voor detail gemaakt is en daarnaast is er een wereld die zich op een andere schaal voltrekt. Deze schaal van grote hoeveelheden informatie wordt steeds belangrijker en kun je aanduiden met 'Big Data'. De term Big Data suggereert dat alleen de hoeveelheid data toeneemt, maar tegelijkertijd neemt onze verbondenheid met die data evenredig toe, en dat is denk zeker zo relevant.
Ik vind het met name interessant om te kijken of er in die data nieuwe vormen gevonden kunnen worden of ontdekkingen door de vertaling naar een andere vorm. Visualisatie is bijvoorbeeld een onderdeel van die nieuwe vormen, maar het is niet het enige. Ik denk dat het belangrijk is dat wanneer je je ergens toe wilt verhouden dat je er een beeld van kunt vormen. Bijvoorbeeld over Big Data kun je in academische zin nadenken, maar als je ergens geen concrete voorstelling van kunt maken omdat het te abstract is blijft een onderwerp vaak ongedefinieerd. Je kunt iets een gezicht geven door visualisatie, maar er zijn ook andere manieren om informatie voorstelbaar te maken die niet alleen een tweedimensionale representatie op het computerscherm is maar bijvoorbeeld een installatie, performance of manifestatie. Een uitdrukking als Big Data kan misleidend zijn, omdat het heel erg een 'shock and awe' effect teweegbrengt. Ik denk dat het belangrijk is dat er mensen zijn die de data interpreteren, het liefst veel verschillende mensen zodat duidelijk wordt dat de betekenis van grote hoeveelheden altijd een kwestie is van perspectief.
Door Het Nieuwe Instituut ben je gevraagd een interpretatie te geven van het archiefsysteem Adlib dat zij gebruiken, kun je vertellen hoe je bent begonnen aan deze opdracht?
Ik zie het archief als een wereld op zichzelf. Een wereld die voor mij onbekend is en die ik wel zou kunnen en willen ontdekken. In het archief zit enorm veel informatie, maar mijn gebrek aan kennis over het onderwerp verhindert mij om een idee of een beeld te vormen van die informatie. Dus ik heb in eerste instantie geprobeerd om grip te krijgen op de organisatie van de informatie zodat ik een idee kreeg over hoe de verschillende onderdelen in elkaar zitten en verbonden zijn. Eigenlijk probeerde ik steeds om vanuit een bepaalde verwondering te kijken naar wat er te zien is. Bepaalde dingen vallen dan ineens op, bijvoorbeeld materialen die steeds terugkomen zoals krijt, hout of lijm. Aan de ene kant is dit een soort basale informatie die niets zegt over wat er werkelijk is en alleen een idee van volume of vorm onthult, maar daarmee geeft het wel een bepaalde voorstelling van een vrij gesloten wereld. Op basis van specifieke elementen uit het archief doe ik vervolgens kleine experimenten om te zien of ik een indruk kan krijgen van de complexiteit en de gelaagdheid van zo'n archief. Ik begin dus eigenlijk heel naïef een wereld vorm te geven waar ik me zelf toe kan verhouden.
Kun je een voorbeeld geven van zo'n experiment?
Ik heb bijvoorbeeld even gekeken naar image recognition software om te kijken of ik bepaalde patronen kon ontdekken in die grote hoeveelheid beelden die ik tot mijn beschikking had, maar dat liep vrij snel dood in een technisch gevecht. De wereld die ik wilde laten zien werd meer hermetisch in plaats van open. Deze techniek, zoals ik hem nu kan gebruiken, vraagt dat je al heel precies kunt aangeven waar je naar op zoek bent, maar als je dat niet weet is het moeilijker in te zetten. Ik wilde juist open vragen kunnen stellen en geen specifieke verschillen zoeken of vinden. Ik geloof niet dat techniek perse altijd het antwoord is om iets toegankelijk of zichtbaar te maken, tegelijkertijd moet je vaak iets uitproberen, soms op een naïeve manier, om te zien of het werkt of niet.
Op basis waarvan maak jij uiteindelijk keuzes?
Het hangt voor een groot deel van het project af, maar ik vind het altijd belangrijk dat iets tot de verbeelding spreekt - dat er een aantrekkelijke wereld wordt blootgelegd die ik kan verkennen en die uitnodigt tot verder onderzoek. Ik probeer geen grip te krijgen op het hele archief, maar haal er specifieke dingen uit die ik interessant vind om nu te laten zien en in het algemeen gebruik ik graag metaforen om informatie te begrijpen. In dit geval vond ik het bijvoorbeeld interessant om de ruimtelijkheid van het fysieke archief te gebruiken in mijn digitale versie. Het idee om ruimtelijkheid te geven aan een platte 2D omgeving sprak mij nooit direct aan, maar nu gaven de archiefdozen er wel een goed aanknopingspunt voor. Uiteindelijk koos ik voor een 3D weergave van de dozen omdat die letterlijk een andere dimensie aan de informatie geeft. Hoewel het nog steeds de schetsen van architecten zijn, daar kan ik niks aan veranderen, geeft de manier waarop je uitgenodigd wordt om te onderzoeken en te ontdekken een nieuwe lading aan de informatie, in de zin dat je op een meer associatieve manier betrokken raakt bij het materiaal in het archief. Dit wordt versterkt doordat je ook verschillende zoekcombinaties kunt toepassen en daardoor minder voor de hand liggende resultaten of constellaties te zien krijgt. Ik verander dus niet de inhoud van de afzonderlijke objecten in het archief, maar door ze een nieuwe context te geven kan ik ze wel van een andere of extra betekenis voorzien.
De archiefdozen zijn dus een constructie die beeldend is en een formele organisatie reflecteert. Er zijn ook andere combinaties mogelijk, beeldend en chronologisch, thematisch, of gebaseerd op een materiaalsoort. Deze combinaties zijn mijn persoonlijke visie op hoe je iets kunt bekijken, iemand anders zou waarschijnlijk andere keuzes maken. Het feit dat je binnen een ontwerp verschillende mogelijkheden aanbiedt vind ik al een interessante stap.
Zou je kunnen zeggen dat je een nieuwe interface hebt gemaakt voor het archief?
Ja, ik wilde een ander perspectief geven op het archief. De uitdaging van het ontwerpen van een zoeksysteem of een interface is altijd de vraag hoe je een systeem maakt voor iets waarvan je niet weet dat je het zoekt. Voor mij was het belangrijk dat de interface je in staat zou stellen om spelenderwijs en zonder specifieke kennis met bepaalde informatie om te gaan. Het werken met data heeft vaak de schijn van objectiviteit en lijkt bijna per definitie door de vorm altijd 'waar', terwijl dat natuurlijk niet zo is. Als ik bijvoorbeeld iemand een spreadsheet geef met honderden getallen op een rij zal er bijna nooit gezegd worden dat het niet waar is. Je kunt er namelijk weinig over zeggen en het ziet er kloppend uit. Ik ben me er altijd van bewust dat zodra ik iets visualiseer dat ik bezig bent met het scheppen van een niet-waardevrij perspectief. Voor mij is belangrijk dat je keuzes kunt maken, evenals in een archief worden er keuzes gemaakt over wat er wel en niet bewaard wordt. Ik vind het belangrijker om te laten zien en te vertellen wat je kunt doen dan te zeggen of iets waar is of niet.
Mijn digitale archiefinterpretatie geeft nu nog maar beperkte informatie, het laat zien dat een object onderdeel is van een project, maar veel contextuele informatie ontbreekt. Om te kunnen duiden hoe verschillende projecten zich tot elkaar verhouden heb je nog steeds meer specifieke kennis nodig. Het was ook niet mijn bedoeling om een nieuw archief te maken. Ik ben geen architectuurexpert, en ik wilde juist een bepaalde onzekerheid laten voor wat het is. Door de fysieke archiefdoos als uitgangspunt te nemen is de interface te vergelijken met een blokkendoos die steeds anders geconfigureerd kan worden, je kunt de dozen omkeren, op de grond gooien, ze oprapen en op een andere manier rangschikken. In plaats van de rigide analytische structuur van hoe een archief normaal is opgezet, geeft dit een meer speelse benadering van het archief.
Maar aan mijn systeem zitten ook veel nadelen, zoals ik zei wilde ik bewust aan bepaalde dingen voorbij gaan, bijvoorbeeld door associatief te zoeken in plaats van structureel, om het voor andere mensen toegankelijk en interessant te maken. Uiteindelijk is het de vraag of het een of het ander, een praktische en een associatieve tool kunnen goed naast elkaar bestaan. Een groot voordeel van het digitale tijdperk is dat het makkelijker is om dezelfde informatie op verschillende manieren te presenteren en daarmee opnieuw te interpreteren en van betekenis te voorzien.
In hoeverre heeft de omgang met een digitale doos ook invloed op de inhoud van de doos?
Het is uiteindelijk een simulatie van de fysieke dozen en je kunt er nu dingen mee doen die je anders nooit kan, of mag, doen. Je kunt het zien als een landschape van dozen. Een digitale omgeving die oproept tot eindeloos spelen en experimenteren: je kunt dozen openen waar vervolgens weer andere dozen of dingen in zitten die bekeken kunnen worden. Ik heb op een gegeven moment geëxperimenteerd met het toekennen van gewicht aan dingen zodat een doos zwaarder of lichter kon worden. Dit zijn allemaal letterlijke vertalingen en consequenties van het oorspronkelijke idee om een doos te gebruiken, maar geven wel inzicht in wat wel en niet werkt.
Door de ruimtelijke weergave zie je andere patronen dan wanneer dezelfde informatie in een lijst onder elkaar staat. Dit is vergelijkbaar met het verschil tussen door een stad lopen of fietsen. Je verandert de oriëntatie en ziet daardoor iets op een andere manier. Een andere verhouding betekent ook een andere waarneming en daarin zit denk ik de mogelijkheid tot (nieuwe) ontdekkingen. En daarmee zou het bijvoorbeeld ook interessant kunnen zijn voor onderzoekers.
Iets wat alleen maar digitaal is vind ik niet perse interessant, ik ben vaak wel op zoek naar een link tussen de fysieke en digitale wereld. Ik denk dat je dan meer gestimuleerd wordt om er op een andere manier naar te kijken. Als ik puur vanuit een digitaal perspectief naar iets kijk, als een programmeur of informatietechnicus, en dan wordt het vaak erg instrumenteel.
Hoe verhoudt jij je als ontwerper tot een archivaris en programmeur?
In zekere zin geeft een computer je veel macht - in enkele seconden kun je dingen manipuleren waar iemand anders jaren over gedaan heeft. Maar in wezen bouw je vooral voort op waar iemand anders mee begonnen is. Dus dankzij het werk van andere, onder andere de archivaris, kan ik experimenteren met de data en nieuwe vormen bedenken.
Ik programmeer zoveel mogelijk zelf. Ik vind het een interessant en belangrijk onderdeel. Nieuwe dingen ontdek ik door te spelen met verschillende parameters en de relatie en wisselwerking tussen code en vorm. Vanuit mijn achtergrond en opleiding ligt het misschien meer voor de hand om puur op een vorm te letten, maar ik denk dat het resultaat dan veel illustratiever en minder gelaagd zou worden.
Ik zie de meeste archiefsystemen vooral als tools om grip te krijgen op een verzameling en de vraag te betantwoorden wat en waar iets is, maar niet wat iets betekent. Ik denk dat er andere invalshoeken mogelijkheden zijn. Daarom denk ik dat het interpreteren van archieven door niet-archivarissen een goede manier kan zijn om informatie voor andere doelgroepen dan de professional toegankelijk te maken.
Je opdracht vindt gedeeltelijk plaats binnen het thema van het structuralisme in de architectuur. Heeft het structuralisme je nog op een bepaalde manier beïnvloedt?
Het structuralisme was voor mij wel een stroming die ik herkende, maar die ik niet perse goed kon plaatsen of definiëren. Inhoudelijk bleken er interessante raakvlakken te zijn met mijn eigen manier van werken. Hoewel het een andere tijd is en een ander medium waar ik mee werk, herken ik bijvoorbeeld het proces van recombineren, het werken aan de hand van regels of spelelementen en het maken van simulaties en combinaties daarmee. Er zijn denk ik ook overeenkomsten te zien in de vormen die dit proces voortbrengt. Het structuralisme gaat natuurlijk verder dan de methode en de vorm, maar het is interessant om te zien hoe zo'n proces verandert of juist hetzelfde blijft wanneer het toegepast wordt op stedelijke infrastructuur en gebouwen of op informatie. Uiteindelijk is de relatie deels associatief omdat de methodes op elkaar lijken, maar ik vind met name de overeenkomst in de methodiek met betrekking tot de omgang met dynamiek en het creëren van dynamische omgevingen interessant.
Wat verwacht je, of hoop je, dat mensen gaan doen met deze nieuwe interface?
Ik hoop dat mensen een indruk krijgen van de enorme omvang van het archief en dat door het archief spelenderwijs te ontdekken de inspanningen en de tijd die erin gestoken is zichtbaar worden.