Nieuwe Instituut
Nieuwe Instituut

Huis Sonneveld

Queer Salon #4

De vierde editie van de Queer Salon trad buiten de muren van het instituut, en stelde de tuin als queer vrijplaats centraal. Samen met onze gasten–landschapsarchitecten Joost Emmerik en Riek Bakker, en kunstenaar en tuinier Frank Bruggeman–spraken we over hun respectievelijke ervaringen in de praktijk, maakten we een wandeling door de Nieuwe Tuin en het Museumpark met queer ecology in het achterhoofd, en bekeken we een aantal archiefstukken uit de Rijkscollectie voor Nederlandse Architectuur en Stedenbouw. Door Stef Dingen.

Impressie van het getoonde archiefmateriaal tijdens de vierde Queer Salon op 18 juni. Foto door Aad Hoogendoorn, Rotteram Architectuurmand 2024.

Een Selectie Maken

Voor deze editie van de Queer Salon, kozen we om materiaal van queer landschapsarchitecten in ons archief te tonen: Riek Bakker, die aanwezig was op het evenement, Michael van Gessel, en Yves Brunier. Hun werk varieert enorm, maar zij die bekend zijn met de Nederlandse context, zijn hun werk zeer waarschijnlijk wel eerder tegengekomen. Misschien zelfs zonder dat door te hebben gehad.

Het zou niet nodig hoeven zijn om het te onderstrepen, maar de kwaliteit van het werk dat we hebben gekozen is niet afhankelijk van de queer lens waardoor we het bekijken in de context van deze Queer Salon. Het is bovendien goed te realiseren dat er niet één manier is om naar dit materiaal te kijk met het oog op de queerness–of misschien juist het ontbreken–ervan. In plaats daarvan, hebben wij ervoor gekozen om te kijken naar de manier waarop deze ontwerpers zelf, of anderen in hun omgeving, hebben geschreven over hun werk, en mogelijke manieren waarop we er queerness in kunnen herkennen. Onze lezing van deze stukken, is slechts één interpretatie ervan.

Naast het plaatsen van dit werk in een queer perspectief, hebben we ook geprobeerd te kijken naar de manier waarop tuinen en landschappen zelf ook in zekere zin een archief kunnen zijn. Tijd speelt natuurlijk een belangrijke rol in iedere tuin en in elk landschap. Op verschillende manieren, refereren de volgende voorbeelden expliciet aan het verstrijken ervan.

Office for Metropolitan Architecture. Het Museumpark. Plattegrond in collagetechniek door Yves Brunier, 1989. Collectie Nieuwe Instituut, OMAR 4460-2.

Yves Brunier

Gezien het feit dat het Nieuwe Instituut zich bevindt in het Museumpark, is er geen betere plek om te starten, dan met de selectie tekeningen die Yves Brunier maakte voor zijn ontwerp ervan in samenwerking met OMA. Brunier wilde aanvankelijk architect worden, maar stapte over naar landschapsarchitectuur op advies van Rem Koolhaas, voor wie hij stage liep. Slechts een paar jaar na zijn eerste ontmoeting met Koolhaas, en nadat Yves zijn master landschapsarchitectuur had afgerond, startte hij zijn ontwerppraktijk met Isabelle Auricoste. Vanuit deze positie werkte hij met OMA samen aan het ontwerp voor het Museumpark. De beelden die hij maakte gedurende het ontwerpproces, treden buiten de grenzen van traditionele landschapsverbeelding, en zijn even beeldend als gedurfd.

In deze beelden, gebruikt Brunier allerlei verschillende technieken en materialen, waarvan sommigen nogal onconventioneel. Dit is vooral heel duidelijk als je de originele stukken van dichtbij bekijkt. Sommige van zijn plattegronden bijvoorbeeld, hebben een basis die eerst is geprint, vervolgens gekopieerd en uiteindelijk ingekleurd. Eroverheen is een stuk schetspapier gelegd, op sommige plekken met correcties in Tipp-Ex, en geannoteerd met stukjes tape waarop de namen van struiken en bomen zijn geprint. Zelfs presentatietekeningen maken gebruik van deze typerende mengeling van technieken, die wellicht niet zozeer in technische zin het plan goed verbeeldden, maar wel een sterk concept neerzetten. Met het verenigen van de verschillende, onverwacht gecombineerde ontwerponderdelen van het park in een coherent geheel, vertegenwoordigt een plattegrond als deze, diens achterliggende ideeën.

Office for Metropolitan Architecture. Het Museumpark. Tekening door Yves Brunier, 1989. Collectie Nieuwe Instituut, OMAR 4462-3.

De 3D impressies in het bijzonder zijn rijke beelden, die het de kijker mogelijk maakt er allerlei verhalen op te projecteren. Hoewel ik niet kan claimen de werkelijke intentie van bovenstaand beeld te duiden, leg ik graag de aandacht op de drie mannelijke figuren. Uit Brunier’s teksten over het Museumpark – hij schreef onder andere: ‘this site is not a virgin’ – kunnen we concluderen dat hij zich bewust was van het feit dat het een bekende cruising-plek was. Bij het zien van dit beeld, en die drie figuren in het bijzonder, zou ook de verbeelding van de kijker daarnaar kunnen afdwalen.

Hoe dan ook, het waarschijnlijk nog veel krachtiger en veel minder duidelijke queer element van deze beelden, ligt in de hoopvolle, spontane en schijnbaar lukrake manier waarop ze gemaakt zijn. Rem Koolhaas merkte erover op: ‘Yves was a man of few words. He expressed his ideas in the form of drawing and collages tossed of wordlessly. They always contained an element of violence, and unbelievable impatience.’ Tegen de tijd dat Brunier startte met zijn ontwerp voor het Museumpark, was hij al gediagnosticeerd met HIV, wat vermoedelijk dat ongeduld voedde. Koolhaas weer: ‘When I asked him why he worked with such vigour and fervour and passion, he told me that he didn’t want to waste time.’

‘Execution of the Museumpark only started in the autumn of 1991,’ schrijft Petra Blaisse, ‘I described to Yves what happened – what I saw – as best as I could, but he felt his mind was already too far away to feel any contact with the progress of his project. He asked if I would finish it for him. I said I would, and despite all the restrictions and new problems one encounters years after a design and budget is delivered, I can only hope that we came as near to Yves’ visions as possible. The park will be finished this year, 1993.’ Oplevering van het project volgde twee jaar nadat Yves Brunier was overleden. Hij zou pas dertig geweest zijn.

Michael van Gessel. Landgoed Twickel. Analytische kaart van de Twickel landerijen. Collectie Nieuwe Instituut, GESS 229.2-5.

Michael van Gessel

Er werden ook een aantal tekeningen van Michael van Gessel getoond. Van Gessel was bijna twee decennia in dienst van Bureau B+B, waarvan zeven jaar als directeur. Zijn carrière is dan ook nauw verbonden aan die van Riek Bakker. Het materiaal dat wij sinds 2019 in de collectie hebben – en daarmee de tekeningen die we selecteerden – komt met name van na de tijd dat hij Bureau B+B verliet, om zijn eigen bureau te starten in 1997.

Om te beginnen toonden we enkele tekeningen die Van Gessel maakte met betrekking tot het vele werk dat hij deed in en rondom Twickel, het grootste landgoed in privébezit in Nederland, in het oosten van het land. Het is een goed voorbeeld van de vele historische landschappen waaraan Michael gewerkt heeft, waaronder ook die van Kasteel de Haar, Paleis het Loo, en Paleis Soestdijk. In zijn Twickel project is het niet moeilijk te begrijpen wat Van Gessel bedoelt met het idee van Invisible Work, waar hij zo trots op is. Hoewel dat idee in eerste instantie verankerd lijkt te zijn in een diep respect voor en begrip van historische landschappen, zou men ook kunnen stellen dat het aspect van onzichtbaarheid een inherent thema van queerness in algemene zin is, en van queer geschiedschrijving in het bijzonder.

In zijn analysetekeningen van de Twickel landerijen, kan de kijker zien hoe Van Gessel verschillende tijdsperioden en stijlen die te herleiden zijn in de verschillende tuinen, over elkaar legt en verenigt, en vervolgens de basis vormen voor allerlei ontwerpingrepen. Let bijvoorbeeld op de manier waarop de diverse waterlichamen–zoals grachten en vijvers–in de loop der tijd zijn veranderd. Na het identificeren van de essentie van een complex landschap als dat van Twickel, met sporen van diverse tijdsperiodes en stijlen, stelt Van Gessel zorgvuldig tal van ingrepen–groot en klein–voor, die de originele ideeën achter het landschapsontwerp weer blootleggen en versterken. Deze ingrepen zijn bijvoorbeeld het verwijderen van diverse struiken, het toevoegen van boomgroepen, en aanzienlijke aanpassingen aan de eerdergenoemde waters.

Michael van Gessel. Landgoed Twickel. Schets van de 'nieuwe' Zocher tempel in het Kasteelpark, 1999. Collectie Nieuwe Instituut, GESS 225-13.

Veel van die ingrepen zullen nauwelijks zichtbaar zijn voor de niets vermoedende bezoeker. Van Gessel creëert geen totaal nieuw ontwerp, maar brengt juist oude ideeën tot leven. Toch is hij ook niet iemand die tuinen slechts terugbrengt naar een eerdere staat, zijn werk kent een veel hogere mate van interpretatie dan dat. In de vorm van een serie schetsen bijvoorbeeld, waarin hij de pittoreske momenten die hij voorziet voorlegt, wordt dat duidelijk. Hij vergroot vijvers, plant extra bomen, bouwt een tempeltje gebaseerd op een origineel, negentiende-eeuws Zocher ontwerp, en voegt enkele nieuwe bruggen toe. In deze bruggen–en andere nieuwe structuren–verraadt Van Gessel dat er wel degelijk hedendaagse ingrepen worden gedaan in deze historische landschappen. Deze ornamentele toevoegingen, enkele met uitbundige bloempatronen, contrasteren duidelijk tegen de historische tuinen in zowel materiaal als vorm. De onmisbare maakbaarheid van deze momenten, zoals in zoveel (historische) landschapstuinen, duiden op een bepaalde camp-sensibiliteit.

De privétuinen die Van Gessel ontworpen en gerealiseerd heeft, zijn onmiskenbaar stijlvol en passend bij hun omgeving. Toch zijn deze niet zo duidelijk te herleiden naar een duidelijke historische traditie, zoals dat wel het geval was bij de landgoederen die hij ontwierp. De tekeningen die hij maakte van stadstuinen, zoals in Amsterdam en Dordrecht, zijn heel eigen en hebben een bijzondere, grafische kwaliteit.

Michael van Gessel. Van Eeghenstraat 99, Amsterdam. Plattegrond van een privétuin met overgetrokken patronen, 2000. Collectie Nieuwe Instituut, GESS 1246.

In de monografie Invisible Work uit 2007, definieerde Adriaan van der Staay Van Gessel’s queerness vooral aan de hand van de dualiteit in zijn karakter en interesses. Hij vindt in hem traditioneel mannelijk en traditioneel vrouwelijk veronderstelde kwaliteiten. Met deze woorden in het achterhoofd, kan men ook naar Van Gessels tekeningen van bijvoorbeeld die stadstuinen kijken, waar de rigiditeit van duidelijk gedefinieerde paden en borders begrepen kunnen worden als een vertegenwoordiging van het mannelijke, en de contrasterende, weelderige bloembedden–hier weergegeven met hulp van gestileerde William Morris motieven–als een vertegenwoordiging van het vrouwelijke. In ieder geval is duidelijk dat Van Gessel deze bloembedden zo liet planten, dat ze transformeerden gedurende het jaar, met verschillende planten die bloeien op verschillende momenten. Van Gessel refereert aan deze beplanting als 'tapijten’ en de dimensie tijd die zo inherent is aan de historische landschappen, bestaat hier op een andere schaal. Van eeuwen aan verschillende ideeën en verandering, tot het verstrijken van de seizoenen in een jaar.

Michael van Gessels ontwerpen zijn redelijk ingetogen en smaakvol geïntegreerd in de realiteit van hun omgeving. Het is in zijn patronen, zoals die te zien in de plattegronden, waar men toch nog wat verrukkelijks kan vinden. Geprojecteerd op diverse type bouwsels, zoals hekwerken, plantenbakken, en wanden, werken deze elegante texturen als een soort handtekening.

Bureau B+B. Parc de la Villette. Presentatiepanelen ingezonden voor de Parc de la Villette prijsvraag, 1983. Collectie Nieuwe Instituut, GESS 1332.

Riek Bakker

Tenslotte selecteerden we ook de drie panelen die Bureau B+B indiende voor de baanbrekende Parc de la Villette prijsvraag in 1982. Het ontwerp van Riek Bakker en Ank Bleeker, de oprichters van Bureau B+B, werd prachtig weergegeven in deze set tekeningen, en won uiteindelijk de prijsvraag ex aequo. Deze panelen vertegenwoordigen enerzijds een kritiek moment in de ontwikkeling van de professionele landschapsarchitectuur als geheel, maar vormde ook een ware doorbraak voor het nog jonge Bureau B+B. Voor meer over deze panelen in Riek Bakkers eigen woorden, kun je kijken naar het gefilmde gesprek dat we met haar hadden in deze vierde editie van de Queer Salon. In dit gesprek spreekt ze bovendien niet alleen over dit project, maar ook over–onder andere–haar tijd als Directeur Stadsontwikkeling van de Gemeente Rotterdam.

Rijkscollectie voor Nederlandse Architectuur en Stedenbouw

Nieuwe Instituut beheert de Rijkscollectie voor Nederlandse Architectuur en Stedenbouw en is een van de initiatiefnemers van het Netwerk Archieven Design en Digitale Cultuur. Sinds de oprichting in 2013 experimenteert het Nieuwe Instituut binnen zijn door de overheid gefinancierde taak als erfgoedinstelling met nieuwe, discursieve formats. In de wereld van architectuur en design is - in tegenstelling tot in de kunsten, de media en de cultuurwetenschappen - een queer en intersectioneel perspectief weinig ontwikkeld. Daarin ligt dan ook een ambitie die The Queer Salon nastreeft in samenwerking met het consortium van The Critical Visitor.

Nieuwsbrief

Ontvang als eerste uitnodigingen voor onze events en blijf op de hoogte van komende tentoonstellingen.