Nieuwe Instituut
Nieuwe Instituut

Huis Sonneveld

Finders Keepers: verzamelingen uit de collectie

De tentoonstelling Finders Keepers presenteert verzamelingen van waardevolle en waardeloze objecten om vervolgens stil te staan bij de verhalen die daarachter schuil gaan. De verzamelaar kiest, selecteert, combineert en bouwt stapsgewijs aan een geheel eigen universum. Soms op een wetenschappelijke manier, soms vanuit een innerlijke drang. Het Rijksarchief voor Nederlandse Architectuur en Stedenbouw is in feite een verzameling van verzamelingen. En ook binnen de afzonderlijke archieven zijn weer kleinere verzamelingen te onderscheiden. Finders Keepers toont er enkele, die iets onthullen van de drijfveren van de ontwerpers en de verzamelaars.

2 augustus 2017

Finders Keepers. Foto Petra van der Ree

De (mini)maquettes van Gerrit Rietveld

Het Rijksarchief beheert ongeveer 75 maquettes van architect en meubelmaker Gerrit Rietveld (1888-1964). De verzameling modellen is opgebouwd uit woonhuizen, enkele luxe villa's en meubels. Ze zijn klein - sommige passen in je handpalm -, en gedetailleerd, met uitneembare verdiepingen en soms zelfs ingericht met mini zigzagstoeltjes. Door het kleine formaat en lichte gewicht konden ze makkelijk door Rietveld worden meegenomen naar een opdrachtgever.

Rietveld maakte de maquettes uit restmateriaal als glas, karton en hout en vaak gebruikte hij datgene wat kennelijk direct beschikbaar was als luciferhoutjes, briefkaartkarton, enveloppen en bierviltjes. Rietveld zag deze maquettes als gebruiksvoorwerpen, die het gesprek op het bureau of met zijn opdrachtgevers over het architectonisch ontwerp zouden stimuleren. De opdrachtgever zag zich niet geconfronteerd met een schijnbaar voltooid ontwerp, maar met een ontwerp dat nog open en aanpasbaar was aan nieuwe inzichten, wensen en speculaties.

Maquettes G. Th. Rietveld. Collectie Het Nieuwe Instituut. Foto Petra van der Ree

De kist van Van 't Hoff

'De kist van Van't Hoff ' bevat tien panelen met ontwerpen van architect Robert van 't Hoff (1887-1979) die hij rond 1941 selecteerde voor een presentatie van zijn werk in Edinburgh. Minstens de helft van zijn projecten nam hij er niet in op. Op 86-jarige leeftijd overhandigde hij deze beperkte selectie uit zijn werk persoonlijk aan het Nederlands Documentatiecentrum voor de Bouwkunst, één van de eerdere gedaantes van Het Nieuwe Instituut. De kist is door Van 't Hoff zelf ontworpen en gemaakt en van zijn initialen voorzien. Het vormt een eigen, gesloten wereld. Zomaar een ontwerp er onopgemerkt aan toevoegen of eruit verwijderen is vrijwel onmogelijk. Het lijkt er op dat Van 't Hoff voor altijd zijn nalatenschap heeft willen fixeren: dit is mijn werk voor nu en voor altijd.

Van 't Hoff was één van de meest radicale architecten uit de 20e eeuw, vanwege zijn anarchistische ideeën. Maar binnen dit brave overzicht van zijn werk, verzweeg hij dit gedachtengoed. Mogelijk uit teleurstelling over het uitblijven van de gelijkwaardige samenleving, die hij als ideaal nastreefde. Met de overdracht van dit streng geselecteerde werk aan een overheidsinstelling, beoogde hij ongetwijfeld de regie blijvend over de perceptie van zijn werk te kunnen behouden. Latere tentoonstellingen en publicaties over Van 't Hoff laten echter zien dat dit een vergeefse poging is geweest.

Panelen R. van 't Hoff. Collectie Het Nieuwe Instituut, HOFF p1 t/m p12. Foto Petra van der Ree

Kist R. van 't Hoff. Collectie Het Nieuwe Instituut, HOFF p1 t/m p12. Foto Petra van der Ree

De Anker bouwstenen van Leendert van Roosendaal

In 1976 verzoekt een serieuze verzamelaar van de Anker-Bouwdozen de directeur van het Nederlands Documentatiecentrum voor de Bouwkunst (NDB), één van de voorlopers van Het Nieuwe Instituut, na te denken over het behoud van de vele Anker-Bouwdozen verzamelingen in Nederland. Samen met andere verzamelaars spoort hij aan tot een inventarisatie van deze collecties, het zoeken van publiciteit, de inrichting van een Steenbouwzaaltje (waar de liefhebber daadwerkelijk kan gaan bouwen) en de oprichting van een stichting van 'Ankervrienden'. Deze eerste verkenning mondt in de jaren tachtig van de vorige eeuw uit in de verwerving van een kast met Anker bouwstenen.

Deze kast met bouwstenen staat in het verwervingsdossier van het Rijksarchief omschreven als: Collectie van Leendert van Roosendaal (1912-1982) bestaande uit een kast met 160 schuifeenheden met Richter Ankerstenen en metaaldelen volgens geschreven inventarislijst. Deze lijst geeft het precieze aantal stenen weer: 1226 verschillende soorten, uitgevoerd in rood, grijswit, blauw en groen. In totaal zitten er 25.409 stenen in, 46 glazen onderdelen, 430 ijzeren onderdelen en 80 papieren 'bouwstenen'.

De eerste Anker-Bouwdozen, ook wel Anker-Steinbaukasten genoemd, dateren uit het einde van de negentiende eeuw. Ze zijn van Duitse makelij en ontwikkeld door de Duitse vliegtuigpionier Otto Lilienthal en zijn broer Gustav, die zowel architect als sociaal pedagoog was. Met nauwgezette instructietekeningen kunnen deels bestaande, huizen, kerken, bruggen en paleizen worden nagebouwd. Wat de Anker bouwstenen onderscheidt van bijvoorbeeld Lego of Meccano, is dat hier gebouwd wordt met echt steen in plaats van kunststof. Het uitbreidbare karakter van de bouwdozen en de voortdurende vernieuwing speelden doelbewust in op de verzamelwoede van een grote schare fans.

Anker bouwstenen. Collectie Het Nieuwe Instituut, ANKE 0004. Foto Petra van der Ree

De kaartenbakjes van Van Lohuizen

De stedenbouwkundige en planoloog Th. K. van Lohuizen (1890-1956) is opgeleid als civiel ingenieur aan de T.H. Delft. Zijn hele loopbaan heeft hij zich ingezet ruimtelijke en maatschappelijke vraagstukken geïntegreerd te benaderen en de wetmatigheid van de groei van nederzettingen te achterhalen.

Als bijzonder hoogleraar aan de T.H. Delft, spande hij zich in om het stedenbouwkundig onderzoek van de grond te krijgen. Behalve het verzamelen van sociaal-economische informatie ging het hem vooral om de ontwikkeling van een wetenschappelijke methodologie. Het zogenaamde nederzettingenonderzoek, dat rond 1950 van start ging, had nog een oriënterend karakter. Voor studenten was het lastig te bepalen hoe zij het onderzoeksmateriaal moesten interpreteren. Ze hadden niet de indruk dat Van Lohuizen zelf op voorhand al wist wat hij uit het onderzoek wilde krijgen. Het onderzoek hanteerde allereerst een intuïtieve en inductieve werkwijze.

In het onderzoeksproject werd een poging ondernomen wetmatigheden op te sporen in de groei van Nederlandse nederzettingen. Voor elke stad, dorp en gehucht in Nederland werd eerst een fiche gemaakt, waarop een detail uit de topografische kaart 1:25.000 werd geplakt en gegevens van diverse volkstellingen werden genoteerd. Op elk fiche stond een historisch overzicht van het aantal inwoners en het aantal huizen in 1920, 1930 en 1947 en hoe de ontwikkeling van de bevolking zich verhield ten opzichte van de landelijke ontwikkeling. Verder werd de score op de economische index vermeld. Net geslaagde studenten van de MULO deden het knip- en plakwerk. Terwijl de student-assistenten van Delft de verzamelde gegevens moesten classificeren om zo bepaalde patronen bloot te leggen.

Het project moet in weerwil van alle ambitie, zorgvuldigheid en tijdsinspanning worden opgevat als een experiment met een open einde en zonder concreet resultaat. Het is tegelijkertijd een even vroeg als mooi voorbeeld van een discipline die de eigen vooronderstellingen op basis van documentatie wenst te objectiveren en grip probeerde te krijgen op de relatie tussen ruimte en samenleving.

Kaartenbakje uit de verzameling van stedenbouwkundige Th. K. van Lohuizen. Collectie Het Nieuwe Instituut, LOHU s1. Foto Petra van der Ree

Kaartsysteem Th. K. van Lohuizen. Collectie Het Nieuwe Instituut, LOHU s1. Foto Petra van der Ree

De kroontjespennen van Jan Wils

Het archief van architect Jan Wils (1891-1972) bevat een uitzonderlijke verrassing: een doos met 867 kroontjespennen in verschillende dikten en van uiteenlopende merken. Deze verzameling illustreert het grote belang dat hij hechtte aan de tekening als uitdrukkingsmiddel. Wils volgde tekenlessen aan de Burgeravondschool in Alkmaar maar leerde het vak, net als veel tijdgenoten, vooral in de praktijk, in het aannemersbedrijf van zijn vader. Hij werkte in een periode waarin de architectonische tekening hét ontwerpinstrument bij uitstek was. In de tekening kon een architect alle aspecten van zijn ontwerp uitdenken, vastleggen en overbrengen aan opdrachtgevers, aannemers en uitvoerders op de bouw. Tot in de jaren zestig werden kroontjespennen en Oost-Indische inkt gebruikt om architectuurtekeningen, die in potlood werden opgezet, uit te werken in lijnen van verschillende diktes en functies. Wils was een begenadigd tekenaar die zowel met potlood, aquarel als Oost-Indische inkt uit de voeten kon. Van enkele prestigieuze ontwerpen liet hij rond 1920 door kunstenaar Piet Zwart presentatietekeningen maken: een feestelijk spel van krachtige vluchtlijnen, schaduwwerkingen en architectonische details in zwarte inkt.

Nieuwsbrief

Ontvang als eerste uitnodigingen voor onze events en blijf op de hoogte van komende tentoonstellingen.