Wat is Nederland
Interview Stephan Petermann
Onderdeel van het programma Innovation at the World Expo in Het Nieuwe Instituut is de tentoonstelling Wat is Nederland. 14 deelnames aan de Wereldtentoonstelling. Curator Stephan Petermann (AMO, de onderzoekscomponent van OMA) legt uit waar de tentoonstelling over gaat en waarom Nederland voor de volgende Wereldtentoonstelling gewoon weer een mooi paviljoen moet laten ontwerpen.
Waar gaat de tentoonstelling Wat is Nederland over?
De tentoonstelling is een reflectie op veertien Nederlandse bijdragen aan wereldtentoonstellingen van 1910 tot 2014. Hoewel Nederland al eerder meedeed, liet het pas in 1910 voor de Wereldtentoonstelling in Brussel een eigen paviljoen bouwen. Die veertien presentaties op wereldtentoonstellingen vormen veertien keer een momentopname van waar het land op dat moment voor staat, hoe het zichzelf ziet en waar het naartoe wil. Als je al die inzendingen achter elkaar zet, zie je hoeveel energie en inspiratie je uit zo'n moment kunt putten. We leven in een tijd waarin we onzeker zijn over onze toekomst. Juist daarom is het goed om terug te kijken naar hoe we onszelf in het verleden presenteerden. Niet op een benepen, nostalgische manier, maar met een open, nieuwsgierige blik.
Die identiteitsvraag heeft de afgelopen decennia toch al een grote rol gespeeld in het publieke debat?
Maar verbazingwekkend genoeg zijn er vrij weinig antwoorden geformuleerd. De politiek zou hier meer in kunnen sturen, door ruimtes te creëren waar we - los van alle sentimenten en populisme - wat meer relaxed kunnen omgaan met iets dat onmiskenbaar beladen is geraakt.
Bij het samenstellen van de tentoonstelling heeft een citaat van de filosoof Peter Sloterdijk een belangrijke rol gespeeld, kun je daar iets over vertellen?
Sloterdijk stelt dat de wereldtentoonstelling de ideale samenkomst is van lyriek en kapitalisme. De lyriek gaat over de verbeeldende kracht die bijvoorbeeld in de paviljoens zit. Het kapitalisme hebben wij vertaald naar de bureaucratie. De nationale paviljoens komen namelijk steeds tot stand vanuit de overheid, een bureaucratische structuur die voortkomt uit een democratisch bestel. Op de wereldtentoonstelling komen die verschillende krachten van verbeelding en bureaucratie mooi samen. Dat is volgens mij nog steeds de kracht van de wereldtentoonstelling. Hoe kan een overheid de plannen die het heeft met een land verwoorden en verbeelden en zo op een hoger plan brengen?
Kun je een Nederlandse bijdrage aan een wereldtentoonstelling noemen waarin alles op de juiste manier samenviel?
Het paviljoen uit 1958 in Brussel is een sterk voorbeeld. Het paviljoen was van een architectencollectief, met onder anderen Gerrit Rietveld. Op de plek van het paviljoen zat een hoogteverschil van zeven meter in het landschap, dat hebben de architecten en ingenieurs gebruikt om een functionerend watersysteem met dijken te bouwen. Er zaten delen van een boot, een trein en een vliegtuig verwerkt in het paviljoen. Maar er was ook aandacht voor hedendaagse kunst. Karel Appel bracht een schildering aan in een koepel, en van de tekenaar Opland waren er prachtige cartoons over de welvaartstaat te zien. Alles wat Nederland op dat moment was, op het gebied van technische vooruitgang, industriële capaciteit, maar ook cultuur en maatschappij, zat perfect geïntegreerd in een vrij anonieme, maar verbindende architectuur.
Als je naar een aantal van die oudere paviljoens kijkt, is het inspirerend om te zien dat veel van wat daar aan toekomstvisies voor het land wordt gepresenteerd daadwerkelijk gerealiseerd is. Het waterthema wordt al sinds de jaren dertig door Nederland gepromoot. Daar zijn we ondertussen wel wereldleider in. Het is deels een kwestie van selffulfilling prophecy. De tentoonstelling is in die zin een uitnodiging aan de staat om weer meer betrokken te zijn bij de vormgeving van Nederland.
Is de wereldtentoonstelling nog wel een relevant platform?
Die vraag wordt al sinds de negentiende eeuw gesteld. Het fenomeen is spontaan ontstaan en in korte tijd heel populair geworden. Van een pretpark verwacht je vertier en van een winkelcentrum dat je er kunt shoppen, maar de wereldtentoonstelling is van alles een beetje. Het schippert mee op de golven van de tijd en is daarmee ook een soort barometer van waar men op een bepaald moment behoefte aan heeft. Misschien is Disneyland over vijftig jaar verlaten, maar de wereldtentoonstelling nog springlevend. Omdat het geen vaststaand model heeft zal het denk ik blijven bestaan - alleen is er nu sprake van een dipje, dat is zeker.
Wat maakt het interessant voor AMO om met dit onderwerp aan de slag te gaan?
Onze betrokkenheid komt voort uit de laatste architectuurbiënnale van Venetië, waarvan Rem Koolhaas de curator was. Uitgaande van het thema Absorbing Modernity: 1914-2014 vroegen we landen om in hun nationale paviljoen de geschiedenis van de modernisering van hun land te beschrijven. Een van de suggesties die we gaven was om te kijken naar de nationale paviljoens die waren ingezonden voor internationale presentaties. Dat was voor Het Nieuwe Instituut aanleiding om ons te benaderen. En met name door het uitmuntende onderzoek van Marie-Thérèse van Thoor naar de Nederlandse paviljoens van 1910 tot 1958 en de hulp van de nog levende paviljoen architecten, werd het realistisch om de tentoonstelling in betrekkelijk korte tijd samen te stellen.
Als je de veertien Nederlandse bijdragen aan wereldtentoonstellingen overziet, kun je dan benoemen wat ze bindt - wat er Nederlands aan is?
Ze zijn altijd best wel goed. Als je de verschillende paviljoens en presentaties nu van een afstandje bekijkt, dan is het indrukwekkend wat er telkens, vaak onder grote tijdsdruk en met een beperkt budget, is gerealiseerd. Verder herken je toch wel een bepaalde mate van nuchterheid, soberheid en bescheidenheid, met name ook aan de politieke kant van het ontwerp. Het moet vooral niet te schreeuwerig worden, dat wordt meestal genadeloos in de pers afgestraft, zeker in het verleden. Ik denk dat elk object in de tentoonstelling in die zin politiek is en tegelijkertijd over onze collectieve identiteit gaat, dat maakt het voor mij spannend.