Talent
Een veelheid aan talenten
Wat betekent talentontwikkeling voor de ontwerpers zelf? Architecten Afaina de Jong en Arna Mačkić doorliepen ieder op hun eigen manier een 'talentontwikkelingstraject', ze hebben beiden een eigen bureau, zijn betrokken bij het onderwijs en zijn of waren lid van de commissie voor de deelregeling talentontwikkeling van het Stimuleringsfonds Creatieve Industrie.
Wat is succes?
Volgens Afaina de Jong (1977) zijn er twee soorten 'talenten'. 'Sommige mensen zijn meteen heel gefocust, zij weten al jong waar zij naartoe willen en zetten doelgerichte stappen om daar te komen. Anderen hebben een langere adem nodig en vinden al zoekend, soms met omwegen, hun weg.' Zijzelf behoort tot die laatste categorie en ze is daarom blij dat architecten tot hun veertigste als jong talent worden beschouwd. 'Ik ben in 2002 afgestudeerd aan de Technische Universiteit Delft en heb het gevoel dat ik nu pas in mijn bloeiperiode zit.' Het is volgens haar belangrijk om voor jezelf uit te zoeken wat succes voor jou als ontwerper betekent. Het algemene streven op de afdeling Bouwkunde van de TUD was toch het ideaal van een groot bureau, met meerdere werknemers en veel opdrachten, liefst internationaal, en heel hard werken. 'Ik heb bij zo'n groot, gerenommeerd en internationaal opererend bureau gewerkt, maar merkte dat die manier van werken mij niet past en ben in 2005 met mijn studio AFARAI gestart. Succes zit voor mij in het soort projecten dat ik kan doen en de mensen waarmee ik kan samenwerken. Ik heb in vijftien jaar een mooie praktijk opgebouwd, waar ik heel trots op ben, met een grote diversiteit aan projecten: van publieke paviljoens, tentoonstellingsontwerpen en autonome ruimtelijke werken tot design- en theoretisch onderzoek, hergebruik en sociaalmaatschappelijke opgaven, en natuurlijk het lesgeven.'
Een eigen weg vinden
Arna Mačkić (1988) behoort tot het eerste type talent. Al jong zette ze heel bewust stappen op weg naar een eigen architectuurpraktijk. Met haar doelgerichtheid en haar engagement trok ze al snel de aandacht in het vakgebied. In 2013 ontving ze een talentontwikkelingsbeurs van het Stimuleringsfonds Creatieve Industrie, in 2016 verscheen haar goed ontvangen en gelauwerde boek _Mortal Cities Forgotten Monuments_ en in 2017 werd de Jonge Maaskantprijs aan haar toegekend.
'De werkbeurs van het Stimuleringsfonds was een kans om me helemaal te richten op wat ik met mijn vak wil, om te onderzoeken wat ik zelf te melden heb, los van werk of studie. Ik ontdekte dat ik me vooral met sociaalmaatschappelijke opgaven wil bezighouden.' Samen met Lorien Beijaert, waarmee ze aan de Academie van Bouwkunst studeerde, startte Mačkić een eigen bureau. Het viel echter niet mee om opdrachten te krijgen waarin ze haar sociale engagement kwijt kon. Net toen ze zich afvroeg of haar ideaal wel te verwezenlijken viel, belde Ahmed Aboutaleb, burgemeester van Rotterdam en voorzitter van de Maaskantprijs. 'Het winnen van de Jonge Maaskantprijs gaf mijn zelfvertrouwen een flinke boost. Dat klinkt misschien dramatisch, want ik werd in de media al binnengehaald als talent, maar door potentiele opdrachtgevers werden we nog niet zo gezien.' De prijs bracht daar verandering in en Studio LA kreeg opdrachten van verschillende gemeenten, Atelier Rijksbouwmeester en de kunstwereld. 'We proberen zo breed mogelijk te werken, om zoveel mogelijk te leren en af te tasten wat bij ons past en welke schaal we aan kunnen. Wat dat betreft zijn we nog jong en zoekende.'
Toch voelt ze niet de druk van alle hoge verwachtingen: 'ik heb veel werkervaring en ik weet dat je niet altijd even goed kunt zijn als gisteren.' Mačkić begon haar architectuurstudie aan de Gerrit Rietveld Academie en ging in haar tweede jaar werken bij RAAAF, het bureau van Ronald en Erik Rietveld, waar ze ruim zeven jaar bleef. Werken bij RAAAF was een minstens zo belangrijke leerschool als de academie, benadrukt ze. 'Vanwege mijn achtergrond als vluchteling was ik al jong gefocust op het creëren van een stabiele toekomst voor mezelf. Een kunst- en ontwerpopleiding is niet de meest veilige keuze en daarom wist ik dat het voor mij moeilijk zou zijn om het conventionele pad te volgen. Ik wist weinig over de culturele wereld en de heersende gedragscodes. Daarbij had ik al snel door dat met alleen kunstacademie de kans op een baan klein was. Daarom zocht ik actief naar zoveel mogelijk kansen om te leren; door bij RAAAF te werken kon ik het professionele veld snel leren kennen en een netwerk opbouwen.'
Een inclusief docententeam
Rode draad in haar werk is volgens Mačkić dat ze zoveel mogelijke verschillende mensen wil betrekken bij haar projecten. 'Ik wil meerstemmigheid creëren, de samenleving proberen te representeren in het ontwerpproces. Dat is nog lang geen vanzelfsprekendheid.' Ook bij de Gerrit Rietveld Academie, waar ze sinds 2016 hoofd is van de afdeling Architectonische Vormgeving - en in 2010 nog zelf afstudeerde - streeft ze naar inclusiviteit. 'Ik heb een team samengesteld van docenten met verschillende culturele achtergronden, leeftijden en richtingen binnen de discipline, en daarbij gestreefd naar een gelijkwaardige manvrouwverhouding.' Met dit diverse docententeam wil ze vermijden dat de studenten een eenzijdig beeld van het vak krijgen aangereikt. Dat deze veranderingen weerstand opriepen verbaast haar niet. 'Het kunst- en cultuuronderwijs is op weinig plekken in Nederland zo divers als nu bij onze afdeling, dus dat sommige mensen daar aan moeten wennen is niet heel vreemd.' Uiteindelijk namen ze als team een coach in de arm. 'Met de docenten van de architectuurafdeling hebben we nu afgesproken om heel nadrukkelijk te benoemen wie we zijn en waar we voor staan.' Iets wat met een meer eenvormig team niet nodig is, omdat het meestal een voortzetting is van waar men al aan gewend was. Die vanzelfsprekende, zogenaamd neutrale positie van de heersende cultuur, werd door Mačkić en haar team ter discussie gesteld.
De rijkdom van verschillende ervaringen
De Jong herkent zich in het verhaal van Mačkić. 'Ik gaf les op het Sandberg en opeens bleek ik niet meer ingeroosterd te zijn voor het volgende studiejaar. Toen ik vroeg wat de reden daarvoor was kreeg ik te horen dat "the students say they can't connect to you". Een nogal eufemistische boodschap, waar ik niet veel anders van kon maken dan "jij past hier niet". Ik benader de studenten vanuit mijn ervaring als vrouw van kleur, met een cultureel en sociaal geëngageerde praktijk. Maar de studenten hadden blijkbaar andere verwachtingen en verlangden naar iemand die meer in hun straatje dacht.' Ze vindt het jammer dat de studioleiding het gesprek hierover niet aanging en er daarom niets veranderde. Ze juicht het dan ook toe dat Mačkić als hoofd van een opleiding een veranderingsproces in gang heeft gezet.
'Meer diversiteit onder docenten zal leiden tot meer diversiteit onder de studenten, omdat voor hen de drempel lager wordt. Een diversiteit die zorgt voor een grote rijkdom aan verschillende ervaringen, interesses, verhalen en nieuwe (beeld)talen.'
Wie kan daar nu tegen zijn, vraagt ze zich af. Overigens had ze in de vijf jaar dat ze lesgaf aan de TU Delft geen last van dergelijke weerstand bij studenten, maar waar dat verschil precies in zit weet ze niet. Als lid van de commissie talentontwikkeling van het Stimuleringsfonds zocht De Jong bij het beoordelen van de portfolio's vooral naar welk verhaal de ontwerper wilde vertellen. 'Je zoekt naar een soort sparkle, een bepaalde intensiteit. De huidige opvattingen over wie of wat een talent is, is misschien wel heel eenzijdig. Ik hoop echt dat er voor volgende generaties meer ruimte komt om thema's aan de orde te stellen en verhalen te vertellen die nu nog niet op waarde worden geschat.'
Met beeld overtuigen
Met Studio LA werkt Mačkić aan een breed pallet van opdrachten, van ontmoetingsplekken in de publieke ruimte tot de stedebouwkundigeschaal van een fietsennetwerk en een onderzoek naar de architectuur van asielzoekerscentra. 'Architectuur is voor mij een taal geworden om me sociaalmaatschappelijk te kunnen uitspreken,' vertelt ze. 'Ik ben de laatste jaren bij veel organisaties op bezoek geweest en heb daar gezien hoe moeilijk het is voor mensen met een andere culturele achtergrond, om zich te ontwikkelen en een plek te veroveren. Het hebben van de juiste cv's en netwerken of het publiceren van artikelen is zo belangrijk geworden. Architectuur biedt een mogelijkheid om met beeld mensen te overtuigen, en is in die zin een vrij open discipline. Ik merk dat ook in de commissie van het Stimuleringsfonds Creatieve Industrie. Binnen de commissie talentontwikkeling vertegenwoordigen we verschillende stemmen, de een is meer sociaalmaatschappelijk geëngageerd, de ander richt zich meer op esthetiek of juist techniek. Daar discussiëren we met elkaar over, er is niet één manier die wordt gewaardeerd, hoewel je nu wel ziet dat ontwerpers veel kans maken als ze sociaal geëngageerd zijn en artistieke kwaliteiten hebben.'
Publiek paviljoen
Momenteel geeft De Jong, die behalve aan het Sandberg en de TU Delft, ook lesgaf aan ArtEZ en de Willem de Kooning Academie, geen ontwerponderwijs. Andere bezigheden vragen haar aandacht, zoals de lezingen over haar werk die ze de afgelopen tijd gaf bij KTH in Stockholm, Columbia University in NY en de Rhode Island School of Design, maar ze hoopt het lesgeven in de toekomst zeker weer op te pakken. 'Het is superleuk om met jonge mensen bezig te zijn. Zij spiegelen zich aan jou als docent, maar houden je andersom ook een spiegel voor.'
Ze werkt nu met haar bureau aan de mooiste opdracht die ze maar kan verzinnen. Voor het Grafikenshus, een museum voor grafisch design in Stockholm, ontwerpt De Jong een paviljoen, een architectonische vorm die de architect veel artistieke vrijheid geeft. 'Alles wat ik interessant vind komt hier samen,' vertelt ze enthousiast. 'De relatie tussen identiteit, ruimtelijke representatie en de onder druk staande publieke ruime, een vraagstuk dat ook de theoretische basis van mijn studio vormt. En het alledaagse: het ontwerpen van een publiek gebouw in de openbare ruimte waar mensen met vele verschillende achtergronden samen kunnen komen. Door middel van grafische workshops ontwikkelen we nieuwe modellen en ideeën voor hoe een publiek paviljoen er, in een tijd dat steden meer en meer cultureel divers zijn, uit zou kunnen zien.
Interview: Lotte Haagsma