Reading Sites
Een herstellende lezing van DDW 2019: Gabriel A Maher & Carly Rose Bedford
Een gesprek tussen ontwerper en docent Gabriel A. Maher en multidisciplinair kunstenaar en docent Carly Rose Bedford.
CRB: We gaan het hebben over jouw ervaring van Dutch Design Week 2019. Ik heb begrepen dat je liever in gesprek treedt dan een recensie schrijft. Je wil op een andere manier het fenomeen Design Week bespreken. Hoe noemde je het zelf ook alweer?
GM: Ik noem het een 'herstellende lezing', als alternatief voor een zogenaamde 'paranoïde recensie' Eve Kosofsky Segwick, _Touching Feeling: Affect, Pedagogy, Performativity (_London, 2003), p.123. waaruit de verwachting van kritiek spreekt. Een herstellende lezing verschilt van de bekende academische protocollen waarin kritische afstand wordt bewaard, en faciliteert een vergroting of uitbreiding van ontmoetingen met kennisvormen die beginnen vanuit de zelfverzekerde uitspraken van professionele critici.
In plaats van professionele afstand te behouden wilde ik het event van dichtbij beschouwen, en zodoende ruimte bieden aan een subjectieve aanpak of inbreng van persoonlijke gedachten en gevoelens. Vandaar mijn voorstel voor een conversatie -- de informele natuur van een gesprek laat ruimte voor emotie toe of spontane reacties die vanuit de onderbuik opborrelen.
Ik zou graag inzoomen op ontwerp dat ontroerde en gevoelens opriep. Het soort werk dat meer aandacht verdient. Het type werk waarvan je graag ziet dat er zich mensen omheen verzamelen. Werk dat zich centreert rond subjectiviteit en beleefde ervaringen die buiten de dominante beschrijving van het fenomeen van een designweek vallen. Dat is waar Dutch Design Week zich op glad ijs begeeft. Omdat de nadruk dusdanig op de ervaring van het object ligt. Of beter gezegd, een stortvloed aan objecten. Door de focus te verleggen kunnen we misschien iets aanstippen, wellicht iets dat nu mist, en daarin een 'concrete utopie' of 'lezing' van een mogelijke toekomstscenario vinden. Dat gezegd hebbende ligt mijn interesse bij het bevragen, ontrafelen en bekritiseren van de designweek als fenomeen.
CRB: Heb je al eens eerder design events kritisch bekeken?
GM: Jazeker. De eerste keer dat ik grondig het design week verschijnsel heb bestudeerd was met Salone del Mobile, één van de grootse design events ter wereld. Dat is alweer een paar jaar geleden, maar het was een hele interessante ervaring om zo gedetailleerd naar al het promotiemateriaal, digitale platformen, en lijsten met objecten en namen van de digitale catalogi behorend bij de editie van Salone te kijken. Ik heb onder meer de officiële website ontleed. Hier vind je het promotiemateriaal en alle communicatie rond de beurs. Het is een indrukwekkend archief dat alle technische en emotionele informatie rond het event in kaart brengt: van persberichten, interactieve kaarten, catalogi van designmerken, digitale product catalogi, inspiratiemateriaal, advertenties, interviews, alsook kennisgeving omtrent tentoonstellingen, informatie voor exposanten, persvoorlichting en bezoekersinformatie. Deze enorme hoeveelheid en diversiteit aan materiaal overbrengen vormde een caleidoscoop aan gebruiksartikelen, gekleurd door designideologieën en 'verrassende, nieuwe leef- en woonconcepten'.
Het was fascinerend om te zien hoe ontwerpen werden geladen, uitgedragen en gepositioneerd, puur door het type taalgebruik en soort afbeelding. Wat mij daarbij vooral opviel was de dichotomie tussen design ideologieën enerzijds en het arsenaal aan consumptieproducten anderzijds. Ik observeerde bijvoorbeeld een eindeloos gebruik van stenografie, waarbij normale woonobjecten (een bank, een tafel, een houder) werden gepresenteerd met zware bewoordingen waarvan de lading ze totaal te boven ging. Denk aan zinnen als 'morele en maatschappelijke betrokkenheid', 'design van de toekomst', 'het verbeteren van de kwaliteit van leven', en 'de meest betekenisvolle en diepgaande kwesties in de hedendaagse samenleving'. Het geheel werd een luisterrijk verhaal over vooruitgang, en ik dacht bij mezelf, wow, wat een opvallende discrepantie tussen de objecten die feitelijk zijn getoond en de onderliggende ideologieën voor slechts bepaalde bevoorrechte (groepen) mensen. Het vormde, in mijn perceptie, een absurd script.
CRB: Viel je een gelijkenis op tussen de zelfgecreëerde verhalen tijdens Milaan en Dutch Design Week?
GM: Ik denk dat ze vooral van elkaar verschillen in de manier waarop ze zichzelf presenteren. Je ziet een herhaling optreden, waarbij Milaan schaamteloos inzet op voorspelbaar consumentengedrag en de logica van tentoonstellen -- dat is althans mijn ongekunstelde, gegeneraliseerde perceptie ervan -- terwijl Dutch Design Week meer een gedecentraliseerde of lokale aanpak nastreeft. Dat kan ten dele komen doordat Dutch Design Week zich in ambachts- en industriestad Eindhoven afspeelt. Met name de afgelopen jaren zie ik overigens een verschuiving optreden, met frequenter sociaal, politiek getint en cultureel jargon. Al gaat het, ook dan, nog steeds vaak over de productie en reproductie van objecten.
CRB: Hoe sta je in het algemeen tegenover Dutch Design?
GM: Goeie vraag! Ik ben natuurlijk zelf een ontwerper. Ik heb meegedaan en werk laten zien tijdens de Design Week. En tegelijk heb ik een vreemde relatie met het fenomeen. Het is op verschillende niveaus zo'n overweldigende ervaring. Iets wat ik nooit goed begreep, totdat ik besefte hoe mijn eigen, subjectieve reactie er totaal mee botste. Door die inzichten te koppelen aan mijn beleefde ervaringen snapte ik mijn eigen ongemakkelijkheid. Om wat meer achtergrondinformatie te geven: ik identificeer mijzelf als queer, non-binair transseksueel persoon. Ik kom uit een arbeidersgezin, ben geestelijk en lichamelijk gezond, en ik heb een blanke huidskleur, wat enorme privileges met zich meebrengt. Mijn verwarring met betrekking tot designweeks, en feitelijk de hele designindustrie inclusief scholing, is gekoppeld aan het ontbreken van elke vorm van identificatie op het gebied van gender, seksuele geaardheid en maatschappelijke klasse. Daarom observeer en benader ik de designwereld bewust vanuit deze plek, buiten de zogenaamde norm. Want er domineert nog steeds een algehele versie van wat 'normaal' is, bestaande uit blanke, middenklasse, hetero-normatief, cis gender, dominant mannelijke personen.
Ik besef me dat ik hier wat veralgemeniseer, maar het is in deze context een dominante factor. Als je subjectieve ervaring niet aansluit bij de uitgangspunten van dat soort verhaallijnen, kan het lijken alsof je het bekijkt als een verwarde buitenstaander. Ik begon me steeds ongemakkelijker te voelen en wilde niet meer alles klakkeloos consumeren, puur omdat ik me niet kon identificeren met wat er werd gezegd. Herkenning met mijn eigen kaders ontbrak. Kortgezegd, de fenomenen gingen niet over mij.
CRB: Hoe ga je om met het brede aanbod tijdens Dutch Design Week?
GM: Grappig genoeg had ik me dit jaar voorgenomen om vooral te vermijden dat ik van mezelf 'dingen moest zien'. Ik baande mijn weg door het designlandschap vanuit fragmentarische en ingedeelde kaders. In mijn ogen is dat waarvan wordt afgewend, of dat wat wordt vermeden, veelzeggend. Als veilige plek om te schuilen of in termen van rebellie was er veel dat ik miste. Wanneer de weg van het verlangen wordt gevolgd (zoals Sara Ahmed inleiddeSara Ahmed, _Queer Phenomonology: Objects, Orientations, Others _(London 2006), p.19.)en mijn eigen behoeftes aan erkenning en herkenning -- feitelijk de behoefte om 'iets' te voelen -- toelatende, is het aanbod beperkt. Je afzetten tegen iets, jezelf terugtrekken en verschuilen, je verlangens volgen: ze hebben een richtinggevend effect op die momenten, of dingen, of plekken waar je identiteit en plek in de samenleving wordt erkent -- een veilig heenkomen. Verlangen speelt een belangrijke rol in het genereren van queer en intersectionele omgevingen. Plekken die vorm hebben gekregen door af te wijken van de gebaande paden, en buiten de norm te treden. Ik koos mijn route door het Dutch Design Week-aanbod met een stofbril op, met de intentie om veiligere plekken te vinden. Plekken waar taal adequaat is toegepast, waar gemeenschappen worden ondersteund, en waar kennis wordt gevormd vanuit queer, feministische, intersectionele en dekoloniale denkkaders. Dat zorgt waarom je je wel op het ene werk oriënteert maar niet op het andere. Het is in die zin boeiend om te beschouwen wat mij tijdens Dutch Design Week aantrok, wat dat zegt over het event, en waaraan het, vanuit dit specifieke perspectief, ontbeert.
CRB: Je stelt jouw beleefde identiteit en ervaring centraal in hoe je naar het tentoongestelde werk kijkt. Dat is als een belangrijke wijze van oriënteren. Hoeveel belang hecht je hierbij aan wat je voelt?
GM: Ik hunker bijna naar gevoelens en gevoeligheid; een denken-voelen aanpak. Wanneer ik word geconfronteerd met zoveel visuele stimuli sluit ik me makkelijk af. Ik heb wel het gevoel dat de ontwerpen en ontwerpers waar mijn aandacht naar uit is gegaan met elkaar deelden dat de lezing, interpretatie of uitwisseling dichter bij een beleefde ervaring lag, of dat er sprake was van een mate van subjectiviteit of persoonlijke oriëntatie. Ze communiceerden direct vanuit dat standpunt en creëerden er een toestand omheen. Dan is wat mij betreft de verbinding gelegd, en kan het werk worden ervaren.
CRB: Als je dit zo beschrijft komen bij mij de woorden risico en eerlijkheid naar boven. Zit daar wat in?
GM: Ja, daar kan ik me wel in vinden. Als je identiteit onder vuur ligt, omdat die niet strookt met de norm, dringt zich een zeker risico of bepaalde kwetsbaarheid op. Maar het is tegelijk een krachtige en effectieve positie om vanuit te articuleren. Er ligt altijd het gevaar op de loer om té eerlijk te zijn; dit gesprek hebben en laten publiceren kent ook een risico. Dat gaat best ver, want veel zaken in en rond Design Week zijn gehuld in sluiers en er is veel weerstand tegen het veranderen van de normale manier van doen. Eerlijkheid en kwetsbaarheid, dat laten zien en laten delen, en daar een podium aan geven.
CRB: Kan je beschrijven hoe je het werk hebt ervaren dat je wel hebt gezien?
GM: Wat mij betreft sprongen er drie installaties uit die me echt raakten. Er was This is a Take Over: Researching Remix van Metro54, een tentoonstelling en experimenteel programma. Ook sterk vond ik Striptopia van Maggie Saunders, zij is afgestudeerd aan de Design Academy Eindhoven met een master in Social Design. En Mona Alcudia's Peacock Chair van de Contextual Design Masters op DAE, een krachtig commentaar op de dekolonisatie en Zuidoost-Aziatische identiteit.
Wat me is bijgebleven is hoe elk van deze presentaties direct afweek van de algemeen geaccepteerde content en context van DDW. Er werd van meet af aan een bevragend standpunt ingenomen, zoals in Researching Remix het geheugensteuntje 'Is it worth it? Let me work it, I put my thing down, flip it and reverse it' (Missy Eliot). De installatie opende met het verhalen van tweedelige begrippen over hoe design vandaag de dag wordt gepercipieerd. De tentoonstelling suggereerde met remixes als onderzoeksmethode een alternatieve manier om cultuur, design en kunst te produceren, aangevlogen vanuit een dekoloniale lens. Fysiek onderdeel van die ruimte uitmaken, en luisteren naar de curatoren, kunstenaars, artiesten en tentoonstellingsontwerpers was belangrijk. De hier gehoorde dialogen braken met het immer neutrale Design Week script.
Is it worth it? Ofwel, is iets het waard? Vanzelfsprekend, het is een duaal gegeven. Iedereen heeft zichtbaarheid en aandacht nodig. Maar hoe beweeg je je voort binnen een ecosysteem, een landschap dat slechts ten dele bepaalde beleefde ervaringen erkent? Dat 'lifestyle' ervaringen laat prevaleren, ten koste van iemand anders? Die issues worden niet geadresseerd.
Wellicht is het zo bezien goed om het te hebben over het mechanisme van het onderwijssysteem. Om hier te praten over hoe de creatie van nieuw werk tot stand komt vanuit deze specifieke context van beleefde ervaringen en identiteiten die slechts een plek lijken te hebben buiten de muren van de designscholen, de ontwerpindustrie en institutionele structuren. Als je werk niet slechts je creatie is maar je beleefde ervaring hierin een kwetsbare rol inneemt& Het brengt een ander soort van spanning met zich mee, die een plek heeft binnen het ontwerpproces. Wij bevinden ons beiden buiten de norm, dus ik denk dat het interessant is om te trachten het verder te ontrafelen.
CRB: We kunnen het werk van Saunders bespreken. We werden halverwege het ontwerpproces haar mentor en ondersteuner. Saunders is kundig op een terrein dat vanaf het begin niet de erkenning heeft gekregen die het verdient, te wijten aan andere machtsstructuren die een oordeel vellen over vrouwelijke seksualiteit. Wat het zo interessant maakt is haar ervaring met het scheppen van ruimtes die verleiding stimuleren, waardoor er respect tussen danser en klant ontstaat met als gevolg een ambiance die voor beiden prettig is. Ze heeft zelf zo lange tijd haar geld verdiend, en met dit project uitte ze geen kritiek op de seksindustrie maar wel een kritisch geluid op een andere machtsstructuur die zich in de stripwereld heeft genesteld, en het heeft vergiftigd. Namelijk het feit dat 90% van de stripclubs wordt gerund door cis mannen.
Saunders zette al haar kennis en designvaardigheden in om het huidige systeem te analyseren, en hieruit nieuwe omgevingen te ontwerpen waarin de elementen die dansers uit hun kracht en eigenwaarde halen zijn verwijderd. Dat was iets dat vanuit het blikveld van de academie lastig was te aanschouwen, vanwege het algemeen geaccepteerde beeld van strippen als iets dat eerst diende te worden gerechtvaardigd en gelegaliseerd. Het leidde tot een kritische periode die haar schade had kunnen berokkenen. Wat we zagen was dat Maggie, in tegenstelling tot haar meeste medestudenten, een ander soort kritiek te verduren kreeg. Het was des te indrukwekkender om haar volhardend door te zien gaan, ondanks dat ze met haar werk niet binnen het breed gedeelde verhaal paste.
Striptopia ontwrichte een context die strippen vaak schaadt -- en dan gaat het niet over het lichamelijke aspect. Het is de perceptie die men heeft over het gebruik maken van deze service, en wat die betrokkenheid betekent-- het is de perceptie die de context bemoeilijkt. Toen we in Striptopia zaten zag ik ook een oma zitten, en drie jonge jongens, en twee jonge vrouwen, en iedereen had het naar zijn zin en haalde er plezier uit daar te zijn omdat het legitiem was, omdat de ruimte met haar open karakter hen daartoe uitnodigde en permissie voor gaf. Het werd heel aangenaam. De dansers werden door iedereen beschouwd als de experts, want niemand van ons kon wat zij aan die paal lieten zien. We hebben wel een uur binnen gezeten en ik heb niemand eerder in aangedane toestand de zaal zien verlaten. Wat daar binnen gebeurde was heel bijzonder, en dat is, in mijn optiek, bijzonder helend.
CRB: Het is een mooie brug naar de paneldiscussie waaraan je deelnam in de Arena op de Design Academy tijdens DDW. Je bracht hier de mogelijke behoeften naar voren die andere geluiden en projecten als Striptopia faciliteren. Kan je hier iets meer over vertellen?
GM: Het idee was om een beeld te schetsen van het verleden, heden en de (ideale) toekomst van design als discipline, en de wijze waarop we ons vandaag de dag als ontwerpers en cultuurbeoefenaars positioneren. Voor mij was het een belangrijk moment omdat ik in de designwereld werkzaam ben en doceer, maar mijn beleefde ervaring geen deel uitmaakt van de dominante narratief in design of educatie. Helemaal in mijn rol als docent, waar ik één-op-één de uitdagingen heb aanschouwd waar studenten die buiten de normatieve hokjes vallen mee geconfronteerd worden. Wij geven vaak samen les, en we nemen ongeveer dezelfde sociale plek in, dus onze manier van lesgeven onderschrijft een 'reflexieve' pedagogische oefening met elementen als (zelf)positionering en verantwoording afleggen en methodes als op toestemming gebaseerde feedback en samenwerkend leren. Ik wil deze methoden als 'herstellend' bestempelen in plaats van 'paranoïde', en de urgentie voor educatieve centra om hun aandacht hierop te richten duidelijk maken. De discussie richtte zich met name op kritiek naar kunstinstellingen en organisatieverbanden. De kritiek werd echter geuit in de vorm van liefde -- woorden die we beiden geregeld in de mond hebben genomen. Door kritiek op deze manier over te dragen was er ruimte voor de ontvangst van diezelfde kritiek. De gecreëerde ruimte was uitnodigend en geborgen; kwaliteiten die zorgen dat we in staat zijn om op een plek kunnen blijven, ook als de boodschap moeilijk of oncomfortabel is. Als we het hebben over institutionele kritiek, dat kan net als de liefde zelf gevaarlijk zijn. Maar het is uit het hart en uiteindelijk, als het goed is, met zorg omringd. Niet zozeer zorg voor de opleidingsinstituten maar wel voor diegenen die binnen haar muren (zullen) werken en deelnemen.
Dit proces van liefde en kritiek is nu bijzonder relevant, met name wanneer (opleidingen)instituten sociaal en politiek getint werk willen promoten en studenten werk maken dat hun beleefde ervaring reflecteert. Daar is een veilige en geborgen plek voor nodig en dat kan alleen als het instituut zelfkritiek bezigt, zich bewust is van haar positionering en verantwoordelijkheid neemt. Om het nogmaals te benoemen, het heersende commentaar wordt verteld vanuit het perspectief van een blanke hetero --de norm is cis gendered, lichamelijk en geestelijk gezond, afkomstig uit de middenklasse. Dit gaat natuurlijk niet over individuen maar over patronen -- patronen zijn niet persoonlijk -- maar er is wel degelijk een groep van wie de identiteit en maatschappelijke positie baat heeft bij dit overheersende vertelkader. Binnen de institutionele context wordt dit privilege geduid als 'neutraal', maar dat is het bepaald niet. Het is verre van neutraal; het is een stellingname en dient dan ook te worden ontleed. Kunstinstituten moeten dit werk van de studenten overnemen, leraren aannemen die nu onderbelichte posities vertegenwoordigen (door tijd, geld, middelen, vertegenwoordiging, belangenbehartiging, eigen vermogen te investeren) en hun verantwoordelijkheid nemen door binnen de academie een brede selectie aan posities aan te bieden. Dit is simpelweg hun taak, punt!
Carly Rose Bedford
Carly Rose Bedford is een multidisciplinair kunstenaar (AU/NL) wiens werk bestaat uit performancekunst, beeldende kunst, onderzoek en curatie. Het werk van Bedford onderzoekt plekken waar machtsposities worden gecreëerd en geaccepteerd onder de vooronderstelling dat het normaal is. Naast beeldend werk richt Bedford zich op het onderzoeken van methoden die de gevestigde machtsstructuren binnen kunstinstellingen kritisch belichten en helpen te veranderen, daarbij gebruik makende van diverse processen waaronder pedagogische uitwisseling, positionering, workshops en het maken van tentoonstellingen --zowel internationaal, waaronder in Palais du Tokyo (2017), als binnen Nederland, bij het Stedelijk Museum (2019) en TENT Rotterdam. Het werk van Bedford heeft steun gekregen van het fonds voor de kunsten van de Australische overheid, de Ian Potter Foundation, Amsterdams Fonds voor de Kunst en het Mondriaan Fonds, en kreeg onlangs de MK Award toegekend.
Gabriel.A. Maher
Gabriel A. Maher is een ontwerper die op dit moment werkt en woont in Nederland. Het werk van Maher is gebaseerd op interieurontwerp en social design, en richt zich op het kritisch en analytisch benaderen van vormgeving en onderzoek waarbij wordt gekeken naar de effecten van vormgeving en vormgeven op groepen mensen en het vormen van identiteit in deze context. Maher onderzoekt verbanden tussen groepen en ruimtes, voorwerpen, systemen en communicatiewijzen van de pers. Door objecten, ruimtes, plekken, materiële kunstvoorwerpen en technologieën te ontleden wordt zichtbaar hoe wij, als individuen en gemeenschap, door design en mediasystemen worden gearrangeerd, gepositioneerd en gestuurd.
Deze gedeconstrueerde bevindingen worden op visueel analytische wijze inzichtelijk en tastbaar gemaakt en vormen zo kritisch gereedschap voor het voeren van de dialoog. Met research en design bevraagt het werk van Maher vormgeving en media vanuit queer en feministische kaders, resulterend in zorgvuldig ontworpen performancewerk dat deze standpunten articuleert, zichtbaar en voelbaar maakt.