Nieuwe Instituut
Nieuwe Instituut

Huis Sonneveld

Reading Sites

Design, Designs: Žan Kobal

Design Academy Eindhoven, GEO DESIGN: JUNK, Project: The Relationship is no longer Garbage , The Anderen, Foto: Igor Vermeer

Ontwerper Žan Kobal beschrijft de verschuiving van technologische, oplossingsgerichte ontwerppraktijken naar kritische, performatieve en post-humanistische ontwerpbenaderingen.

Design, designs

Wie de Dutch Design Week (DDW) betreedt, moet zich verhouden tot twee totaal verschillende werelden. Ze spelen zich gelijktijdig af in verschillende dimensies, of lagen, van dezelfde tijd-ruimte Het verschil ligt in de radicaal uiteenlopende benadering van wat design is: waar de één probleemoplossend georiënteerd is, levert de ander juist kritiek op hoe dingen zijn. Deze ontwerpfilosofieën verschillen in hun drijfveren, hun doelstellingen en het publiek dat ze aanspreken. Een geïnformeerde bezoeker kan wellicht, op basis van persoonlijke of professionele interesse, intuïtief zijn of haar weg vinden hierin, maar voor een gemiddelde bezoeker is dit niet altijd zo simpel. Gedreven door nieuwsgierigheid, bezoeken ze achteloos verschillende DDW locaties waardoor tegenstrijdige verhalen over wat design is zich mengen tot een losgezongen en warrig begrip bij de bezoeker. De zeer gefragmenteerde DDW 2019 met de titel _If not now, then when? _probeerde toch een eenheid tot stand te brengen door te focussen op "het ontwerp van de toekomst en de toekomst van ontwerp". Deze houding toont echter juist de fundamentele kloof aan tussen die twee realiteiten, evenals hun uiteenlopende agenda's voor het maken van ontwerp.

Ontwerp als oplossing

De kern van evenementen als deze, is dat ze beloven dat we een glimp van de toekomst zullen opvangen. Het zijn podia waarop ontwerpers hun nieuwste ontwikkelingen en intrigerende oplossingen tentoonstellen, met de belofte van een duurzame toekomst. Opgewekte, optimistische ontwerpers omarmen een eeuw aan modernistisch onderwijs. Trouw aan de oplossingsmentaliteit van industrieel ontwerp, zijn ze diep geworteld in humanistisch denken. Niet alleen de mens wordt daarbij als belangrijkste onderwerp beschouwd, maar ook diens behoeftes worden boven de behoeftes van niet-mensen gesteld.

Deze ontwerpers lijken ontwerp te beschouwen als handelswaar. Er zijn investeerders en klanten nodig om het te reproduceren en te verspreiden op de markt. Het tentoonstellen van ideeën op evenementen zoals een Design Week, is een kans om de aandacht te trekken van potentiële investeerders, zodat prototypes tot producten kunnen ontwikkelen. Innovatie wordt een vorm van verleiding, en de Design Week een vluchtige markt waarop de toekomst tentoongesteld, gecommodificeerd en verkocht wordt door het samenbrengen van ontwerpers met de media, klanten en handel.

Ontwerp als kritiek

Er lijkt echter ook een verandering op komst te zijn. Een ander soort ontwerper is in opkomst: eentje die zich minder bezighoudt met het ontwerp van morgen, en meer met hoe de wereld van morgen zal zijn. Ontwerpers als deze vestigen hun aandacht op een kritische analyse van de wereld, om zo onze hedendaagse werkelijkheid beter te begrijpen en hun eigen positie erin te bepalen. Ze zijn minder bezig zijn met design als verhandelbaar goed, maar beschouwen het als een onderdeel van onze materiële cultuur. Voor deze ontwerpers begint een speculatie over de toekomst bij het graven, onderzoeken en ontrafelen van de complexiteit van de wereld.

Tegenwoordig heet dit _design research. _En deze onderzoekende ontwerpers voelen zich niet belemmerd om een veelvoud aan verschillende rollen aan te nemen. Zwervend en zwevend tussen antropologie, sociologie, archeologie, kwantumfysica en politiek, zo wordt ontwerp voor hen een trans-disciplinair vak dat in staat is om te onthullen wat verborgen is. Het vinden van een oplossing is niet de prioriteit. Het doel is om kritisch onze hedendaagse wereld te bevragen en onderzoeken, om zo beter te begrijpen waar we staan en hoe we hier gekomen zijn. Ontwerp gaat niet meer over het produceren van dingen, maar over het produceren van kennis.

Een sterke voorstander en voorbeeld van deze aanpak is het GEO-DESIGN tentoonstellingsplatform, opgericht in 2018 als een samenwerking tussen de Design Academy Eindhoven (DAE) en het Van Abbemuseum. Het platform wil een kritische blik aanmoedigen op de sociale, economische, territoriale en geopolitieke aspecten van hedendaags ontwerp en biedt ruimte aan experimentele benaderingen van design research.

Tijdens het tweede jaar van het platform, keken 18 projecten van DAE alumni naar de eindfase in de levenscyclus van een ontwerpproduct: troep. GEO-DESIGN:Junk. All that is Solid Melts into Trash analyseerde hoe afval met ieder aspect van ons dagelijks leven verweven is. Of ze nu verborgen vuilnishopen met veranderende biomen onthullen of analyseren hoe afvalpolitiek tot nieuwe woonvormen leidt, de ontwerpers benaderen de wereld als een complex, gelaagd netwerk van mondiale systemen. De tentoonstelling bracht deze diverse verkenningen samen tot een omvangrijke analyse van de meest urgente vraagstukken van vandaag en morgen. Design research werpt niet alleen een blik achter het gordijn, het rukt het gordijn van de rails en wil licht werpen op tal van schimmige praktijken en processen die zich liever verborgen houden.

Voor sommige ontwerpers, betekent ontwerp het vertellen van verhalen. Maar in tegenstelling tot de 'creative director' die altijd met zijn volgende marketing pitch bezig is, zijn deze verhalende ontwerpers niet bezig met de vraag "hoe kunnen we een fantasie creëren rondom dit product om de consument te verleiden tot aanschaf". Het inzetten van beeld, betekenis en narratieve kracht voor het creëren van machtige iconen, interesseert deze ontwerpers ook niet. Liever maken ze objecten die als narratief instrument dienen, fysieke aanleidingen die een nieuwe mythologie creëren rondom aspecten van onze materiële cultuur.

Om deze projecten werkelijk te kunnen ervaren, moeten we ons ongeloof even op pauze zetten, aangezien deze benadering lineair denken ontmantelt en juist dubbelzinnigheid en paradoxen uitnodigt. In plaats van de relaties tussen oorzaak en gevolg te onderzoeken, spelen deze makers met het ombuigen van de tijd-ruimte om zo de lijn tussen oorzaak en gevolg weg te vagen. Oorzaak is gevolg, gevolg gaat vooraf aan oorzaak. De twee benaderen als een eenheid, leidt tot een belichaamde en relationele praxis.

Het is geen verassing dat deze aanpak op de DAE afstudeershow sterk vertegenwoordigd was. Kritisch kijken en bevragen zit in het DNA van de school. DAE studenten benaderen design op een manier die vroeger misschien avant-garde genoemd zou worden. In plaats ontwerpen met optimistische nieuwsgierigheid die achter modernistisch ontwerp en techno-wetenschappelijke innovatie zit, reflecteren ze op hun eigen positie in de wereld. Kortom, ze worden gevraagd om ontwerp te ontwerpen.

Wellicht verrassender is het recentelijk opgerichte tijdschrift voor contextueel ontwerp, Perspectives after C. De afdeling Contextual Design heeft historisch meestal het object benaderd door een lens van culturele kritiek; het object als bemiddelaar tussen fysieke omgevingen en grotere contexten. Het is opvallend dat deze afdeling die zich bezighoudt met fysieke objecten en omstandigheden, en hun visuele aspecten, ervoor kiest om een tijdschrift te produceren dat voornamelijk tekst bevat. De essays richten zich op diverse urgente onderwerpen, waarbij de auteurs kiezen voor woorden in plaats van beelden om de sociale, politieke, en historische werkelijkheden te analyseren die ten grondslag liggen aan het object.

Bovengenoemde benaderingen zijn nog steeds geworteld in materialiteit. We moeten de ontwerpers niet vergeten die performance als hun ontwerpdomein beschouwen. Performance is niet nieuw in de ontwerpwereld - Design Miami/Basil in 2007 bevatte optredens van sterontwerpers als Marten Baas, Tom Dixon en Martino Gamper, om maar een paar te noemen. Onder het thema _Performance/Process, _hielden deze ontwerpers live demonstraties van hoe hun voorwerpen gemaakt waren. Het verwerken van performance in het creatieve proces, om zo de uniekheid van het eindproduct te garanderen en de waarde ervan te verhogen, werd 'design performance' genoemd. 2007 was een merkwaardige tijd omdat hedendaags ontwerp toen net opgepikt begon te worden door kunstverzamelaars. En die beschouwen uniciteit en beperkte oplages als belangrijkste objectieve criteria om te beslissen of een design object een goede investering is. Het proces van de ontwerper werd gelabeld als 'performance' om de concurrentiepositie van hun voorwerpen in de markt te verbeteren. Het was een nieuwigheid, een soort truc, of een stap in een bepaalde richting - een stap richting een product.

Meer dan een decennium later heeft design performance een volledig nieuw gezicht gekregen. Ontwerpers zien objecten niet meer als eindproduct van hun proces, performance is een legitiem en zelfstandig medium geworden. Voor sommigen blijven objecten de hoofdrol spelen en worden ze gebruikt als middel om het lichaam op een performatieve manier in te zetten. In plaats van losstaande objecten, worden het instrumenten om een nieuw programma te ontwerpen dat verschuift van 'design performance' naar 'performance design'.

Mogelijk de meest gewaagde onderneming in de wereld van performance design is The Object is Absent tijdens de DDW 2019. De tentoonstelling biedt nieuwe perspectieven op onze relatie met objecten. Het 'ding' werd weggelaten en daarmee bewust neergezet als 'de ander'. In de afwezigheid van het object werden de ontwerpers zelf het middelpunt van het toneel - de grenzen tussen weergave, actie, speler en toeschouwer werden onduidelijk. Door toneelspelen, zingen en dansen verliest ontwerp zijn materialiteit, en krijgen mensen weer de ruimte. We worden uitgedaagd om onze waarneming van 'dingen' te heroverwegen.

De wrijving

Het belang van deze nieuwe ontwikkelingen om het vakgebied van ontwerp te verrijken en verder te brengen, is niet te ontkennen. Maar tegelijkertijd brengen deze nieuwe benaderingen hun eigen problemen met zich mee: ze compliceren het doorlopende debat over design, niet alleen onder publiek dat probeert om design te begrijpen maar ook de discussie onder vakgenoten. Instrumentele functionaliteit en reproduceerbaarheid zijn niet meer de belangrijkste randvoorwaarden van ontwerp.

De experimentele benaderingen gaan voorbij aan de 'natuurlijke grenzen' van ontwerp en gaan over tot het immateriële, het fictieve en het ontastbare. Hiermee bestendigen ze de tweedeling tussen 'industrieel' en 'conceptueel' ontwerp, waarbij het eerste vaak gezien wordt als ouderwets en het tweede vaak kritiek krijgt over zijn artistieke neigingen. Vragen als, "Is dit kunst of ontwerp?" en "Waar houdt ontwerp op en begint kunst?" worden steeds veelvuldiger gesteld en worden steeds moeilijker (misschien zelfs onmogelijk) om te beantwoorden.

Misschien is het niet nodig om een antwoord te vinden. De verdeling van kennis en kunde in disciplines is de kern van de academische wereld sinds de Verlichting en het humanisme. Hoewel tijdens de Bauhaus en het modernisme ontwerpers zich vrij bewogen tussen disciplines (zoals architecten die sculpturen maken en meubels ontwerpen) werden ze nog steeds gezien als aparte eenheden met hun eigen regels en werkwijzen.

Deze fragmentatie is niet beperkt gebleven tot academische kringen, maar is vandaag nog terug te vinden in ons wereldbeeld. De modernisten zagen in hun utopische visie de efficiëntie en emancipatie van mensen in een antropocentrische wereld. Met de mens ferm in het middelpunt van hun visie, versterkten ze de ideologische splitsing tussen natuur en cultuur.

Het is belangrijk om op te merken dat deze opdeling van kennis destijds in het voordeel van ontwerp als opkomend vakgebied werkte. Hierdoor kon het zich ontwikkelen tot een zelfstandige expertise, een beroep zelfs, los van architectuur en ambacht. We hebben deze modernistische ontwerpagenda de afgelopen eeuw gevolgd. Het is hoog tijd om wat afstand te nemen en deze paradigma's te evalueren. Met een potentieel rampzalige milieucrisis op komst, is de vraag of een probleemoplossende houding en duurzaamheidsbeleid gebaseerd op retroactieve maatregelen, beiden nog altijd alleen gericht op mensen, genoeg zullen zijn.

Post-humanistisch ontwerp

De aanpak die deze mens-gemaakte crisis veroorzaakt heeft, gaat ons niet helpen om er weer uit te komen - dit lijkt duidelijk We zijn nu op een punt dat nieuwe agenda's en ontwikkelrichtingen voor design noodzakelijk zijn, maar we moeten ook een ideologische omslag maken. Design kan zich niet meer alleen richten op mensen. Het moet inclusiever worden en zowel mensen als niet-mensen als gelijken beschouwen. Het post-humanisme heeft zichzelf al enige tijd bewezen als een serieus theoretisch raamwerk, maar pas recentelijk wordt het ingezet als een waardevolle basis voor het werk van hedendaagse ontwerpers.

Hoewel ver van gangbaar, waren er op de DDW toch een flink aantal projecten met een post-humanistisch blik . Geïnteresseerd in product noch prototype, proberen deze ontwerpers de mens te ontzetten uit zijn centrale positie. Hun projecten zijn die niet meer gebaseerd op ideeën of processen van uitbuiting. Ze verkennen de meervoudigheid (multiplicity) van de wereld, en nemen afstand van productie en groei als visie op onze leefomgeving, waarbij het milieu gereduceerd wordt tot een oneindige leverancier van materialen. Meervoudige realiteiten verstrengelen tot connecties tussen soorten; ieder met zijn eigen waarde en betekenis, eigen werkwijzen, eigen invloedssferen, maar uiteindelijk allemaal in samenwerking met elkaar.

Het studentencollectief Het Collectief gaat deze complexiteit aan met hun _Border Objects _serie. Ze vragen zich af hoe een 'meer-dan-menselijke' ontwerppraktijk eruit zou kunnen zien en gebruiken collage als middel om verschillende werkelijkheden te combineren voor de creatie van nieuwe paradigma's. In plaats van sculpturen, of een zoektocht naar oplossingen in de vorm van systemen of objecten, bouwen ze meetinstrumenten - onwaarschijnlijke artefacten van reflectie en empathie. Ze verkennen het onbekende:van _The Matter Scanner _die de samenstelling van menselijke en niet-menselijke actoren om zich heen in kaart brengt, tot het gebruik van het menselijk lichaam om beweging terug te brengen die verdwenen was door gestuurde waterstromen.

Om werkelijk grip te krijgen op een wereld vol meervoudigheden, moeten post-humanistische ontwerpers makkelijk kunnen schakelen tussen verschillende methodologieën, waarbij de grenzen tussen kunst en ontwerp volledig overschreden worden. Ook moeten ze gebruik leren maken van wetenschap. Ze zijn niet trans-disciplinair aangezien ze de afbakeningen tussen disciplines volledig loslaten - het onderscheid tussen kunst, ontwerp en wetenschap wordt overbodig.

Post-humanistische ontwerpprojecten zijn zo uiteenlopend in aard dat het averechts zou werken om te proberen overeenkomsten te definiëren. Ieder ontwerp is een fragment van een steeds inclusievere interpretatie van de wereld. Juist daarom worden ze afzonderlijk beschouwd als een 'niche' ontwerp en worden ze makkelijk genegeerd. Er lijkt geen kenmerkende overeenkomst te benoemen tussen post-humanistische ontwerpen, waardoor het lastig is voor de ontwerpers om een verenigd front te vormen waarmee ze legitimiteit zouden kunnen krijgen voor een gedeelde ontwerpagenda en visie op post-humanistisch ontwerp. Het is een flinke paradox. Een aanpak die gebaseerd is op het idee dat de wereld bestaat uit meervoudige werkelijkheden, moet eenduidigheid vinden om zichzelf te kunnen definiëren.

Maar misschien kan het anders. Naarmate het werkveld diverser wordt, kunnen we dit denkmodel van meervoudigheid gaan toepassen op design als geheel. In plaats constant de validiteit en relevantie van verschillende ontwerpbenaderingen te beoordelen, kunnen we ze accepteren als individuele onderdelen van een groter mechanisme.Hierbinnen is ieder onderdeel even valide en essentieel de complexiteit van onze huidige wereld te begrijpen, en om te bepalen hoe we ons ermee engageren.De verschillende werkelijkheden die we ervaren op de DDW tonen aan dat we design niet meer als enkelvoudig kunnen beschouwen. We moeten het herkennen en erkennen in al zijn meervoudigheid.

Žan Kobal

Žan Kobal is een industrieel ontwerper uit Ljubljana, Slovenië, die op dit moment in Nederland gevestigd is. De basis van Kobal's werk is het onderzoeken van objecten als narratieve instrumenten, en hoe materialen en discoursen onze realiteit co-creëren. Momenteel volgt Kobal een masteropleiding in Contextual Design aan de Design Academy Eindhoven. Daarnaast is hij één van de oprichters en actief lid van Het Collectief, een collectief van masterstudenten dat opgericht is tijdens het Neuheus programma als een onafhankelijke satelliet ervan. Het collectief ontwikkelt een set gereedschappen en meetinstrumenten die de verborgen verwevenheid van objecten met niet-menselijke actoren onthullen.

Nieuwsbrief

Ontvang als eerste uitnodigingen voor onze events en blijf op de hoogte van komende tentoonstellingen.