Nederlands Architectuurinstituut NAi (1993 - 2013)
Rotterdamse Raadhuismaquettes
De prijsvraagmaquettes van J. Stuyt, J. Kromhout en H. Evers van het Rotterdamse Raadhuis werden na honderd jaar op de zolder van het stadhuis te hebben gestaan aan een uitgebreid restauratietraject onderworpen. Renske Dooijes vertelt in een interview meer over dit omvangrijke project dat in April 2010 werd afgerond.
Een omvangrijk restauratieproject als de Rotterdamse Raadhuismaquettes vraagt om expertise en ervaring. Juist omdat bij een restauratie veel lastige beslissingen genomen moeten worden - hoever gaan we eigenlijk met restaureren, welk doel willen we ermee bereiken - is een klankbord onmisbaar. Daarom is een restauratiecommissie in het leven geroepen van mensen die vanuit verschillende perspectieven meedenken over allerlei kwesties die tijdens een restauratie aan de orde komen. Renske Dooijes heeft als 'gipsdeskundige' en restaurator bij het Rijksmuseum van Oudheden (RMO) zitting in deze commissie.
Interview met restaurator Renske Dooijes
Renske Doijes (1973) is van oorsprong klassiek archeoloog, en sinds 1995 keramiek-restaurator bij het RMO. Tijdens haar studie Keramiek en Glas aan het Instituut Collectie Nederland (ICN) heeft ze onderzoek gedaan naar het reinigen van gipsen afgietsels. Het is deze materiaalkennis die van grote waarde is voor de restauratie van de gipsen raadhuismaquettes.
Waar kwam je interesse voor gips vandaan?
"Gips wordt ontzettend veel gebruikt bij de restauratie van keramiek. Het RMO heeft bovendien een grote collectie gipsen afgietsels. Aan het ICN kon ik op een onderzoek naar gips afstuderen, omdat gips veel dezelfde eigenschappen heeft als laaggebakken keramiek: het is poreus en fragiel materiaal dat snel vervuilt."
Ooit zijn er heel veel verzamelingen geweest van gipsen afgietsels. Hoe zijn die ontstaan?
"In Europa zijn die collecties in de 17de eeuw ontstaan, meestal aangelegd door particuliere verzamelaars. Rembrandt had bijvoorbeeld een kleine collectie gipsen van bustes en voorbeelden van de klassieke kunst. Die gebruikte hij om na te schilderen. In de loop van de 17de en vooral de 18de eeuw worden die gipsen in wat grotere collecties bijeengebracht en gebruikt voor tekenonderwijs. De studenten moesten leren tekenen naar de klassieke schoonheidsleer. De klassieke Griekse en Romeinse beelden waren hét voorbeeld van hoe het moest. In de 19de eeuw zijn ook musea gipsen gaan verzamelen. In Nederland gebeurde dat onder andere op aandringen van Pierre Cuypers en cultuurambtenaar Victor de Stuers, die er in 1875 voor hebben gezorgd dat het Rijksmuseum een grote collectie gipsen samenstelde. Niet alleen voor het tekenonderwijs, maar ook om de burgerij op te voeden en ze te leren wat echte kunst was. Hoogtepunten uit de kunst- en architectuurgeschiedenis konden zo tentoongesteld worden in de vorm van gipsen kopieën."
De gipsen vredesengel als bekroning van de toren van het raadhuis van H. Evers is een verwijzing naar de beëindiging van de Eerste Wereldoorlog. De klassieke vorm van het beeld is geïnspireerd op de Griekse overwinningsgodin Nike, waarvan in Nederlandse gipscollecties vele afgietsels aanwezig waren. Foto: Huib Kooyker, 2006.
Wanneer raakte de rol van gips uitgespeeld?
"Eind 19de eeuw is er een omslag gekomen in het tekenonderwijs. Men vond het belangrijker dat studenten naar de natuur leerden tekenen dan naar de officiële klassieke vorm. Je ziet dat in de Jugendstil bijvoorbeeld, met z'n vrije vormen en bloem- en vogelmotieven. Die gipsen kopieën speelden daarin eigenlijk geen rol meer, en tekenscholen maakten steeds minder gebruik van gipsen collecties. Gipsen werden door musea nog wel gebruikt als educatief materiaal, maar meer om de ontwikkeling van de beeldhouwkunst te illustreren, dan om als voorbeeld te dienen voor een bepaald schoonheidsideaal. Nog later zie je een verschuiving in de collectievorming als er steeds meer originele kunstwerken worden verzameld ten koste van gipsen kopieën. Door die afnemende interesse in gips zijn hele collecties verwaarloosd of zelfs vernietigd. Sinds halverwege de jaren negentig zie je weer een toenemende interesse voor die gipsen verzamelingen."
Waarom zijn die collecties nu nog, of weer, interessant?
"Vanwege de geschiedenis van de collectievorming van musea, maar ook vanuit archeologisch oogpunt. Er zijn kopieën gemaakt, soms al in de 17de eeuw, van kunstwerken die nu niet meer bestaan of in slechte staat verkeren. Zo'n kopie geeft dan informatie die we anders niet zouden hebben. Uit technisch oogpunt is het interessant omdat het iets leert over de vervaardigingstechnieken in het verleden. Hoe werden die afgietsels gemaakt, hoe werden ze gedecoreerd en afgewerkt? Die kennis kun je gebruiken bij de restauratie van dit soort voorwerpen. Verschillende onderzoeksgroepen, uit Nederland en vooral Frankrijk, hebben die hernieuwde interesse gevoed met studies en inventarisaties van collecties."
Je hebt veel gipsen collecties gezien. Waarin onderscheiden de raadhuismaquettes zich?
"Wat bij deze maquettes zo interessant is, is dat ze uit zoveel verschillende materialen bestaan. Dat maakt het heel complex, ook voor de restauratie. Wat verder natuurlijk bijzonder is, is dat ze onderdeel uitmaken van een ontwerpproces. Pas later werden ze tentoongesteld. Er bestond een traditie om maquettes van de fraaiste gebouwen in een stad tentoon te stellen op stadstimmerwerven of op zolders van raadhuizen. Toen hebben ze wel een rol gespeeld in het tekenonderwijs als voorbeelden die navolging verdienden. Maar met dat doel zijn ze niet gemaakt."
Gipscollecties zijn lang ondergewaardeerd geweest. Welke schade heeft dat opgeleverd?
"Als ik kijk naar de raadhuismaquettes, maar ook naar onze eigen beeldencollectie in het RMO, dan zie ik vooral veel mechanische schade: breuken, barsten, afbladderende schilfers. Beelden bestaan vaak uit meerdere delen die ten opzichte van elkaar zijn gaan schuiven. Daarnaast is er veel vervuiling, voornamelijk van stof. Logisch natuurlijk, als je vijftig jaar niet omkijkt naar zo'n collectie. Stof is schadelijk omdat het vocht aantrekt, en vocht is weer schadelijk voor gips omdat gips altijd een beetje oplost in water. Maar er is ook vervuiling die ervoor gezorgd heeft dat er akelige vlekken ontstaan zijn die je er slecht afkrijgt. En graffiti, dat zie je ook heel veel. Mensen die er op gekladderd hebben."
Wat is jouw visie op de conservering en restauratie van gips? "
Voor mijn onderzoek naar het reinigen van gipsafgietsels heb ik allerlei technieken getest, en gekeken hoeveel schade ze kunnen toebrengen aan het object en hoe effectief ze zijn. Dat leidde tot een aantal bruikbare technieken voor bepaalde typen vervuiling. Maar ik kwam ook tot de conclusie dat de afweging óf je wel moet reinigen een hele belangrijke is. Gips is zo fragiel en poreus dat je het eigenlijk altijd wel een beetje beschadigt bij welke ingreep dan ook. Je haalt er eigenlijk een laagje af. Zelfs als je het alleen maar met een zachte kwast behandelt om het af te stoffen, zul je op microscopisch niveau toch altijd enigszins schade toebrengen aan het oppervlak. Dat bestaat uit een netwerk van gaatjes. De opstaande randjes tussen die gaatjes maak je al heel snel kapot. Stof wrijf je meer in het gips dan dat je het eraf veegt. Daarom is het soms beter om niets te doen. Dan grijp je alleen in als het voortbestaan van het object in gevaar is."
Zie je behalve technische ook ethische bezwaren tegen in ingrijpen?
"De tegenwoordige staat van een object zegt natuurlijk ook iets over de geschiedenis ervan. De reden dat gipsen zo vuil zijn en in zo'n slechte conditie verkeren is natuurlijk dat we ze lange tijd zo slecht behandeld hebben. Dat mag je best laten zien, want het zegt iets over de waarderingsgeschiedenis van zo'n object. Die gipsen beelden waren ook gebruiksvoorwerpen, dus als er een vieze vinger op zit omdat men er vroeger aan gezeten heeft, dan zou ik die gewoon laten zitten. Afgietsels van bronzen beelden kregen een patina laagje om ze meer op brons te laten lijken. Dat vertelt ons iets over de functie van die beelden. Moet die patina laag er dan af omdat dat niet oorspronkelijk zou zijn? Als je iets in 'originele staat' wilt terugbrengen, wat is dan het punt waar je naar toe moet werken? Daar is geen eenduidig antwoord op te geven, dat hangt af van wat je met de restauratie wilt bereiken. Ik denk dat het verstandiger is het publiek uit te leggen waarom objecten eruit zien zoals ze eruitzien."
Daar is vast niet altijd zo over gedacht.
"Vroeger werden gipsen die vies waren geworden gewoon overgeschilderd. Het grootste probleem met gips is dat het al snel smoezelig wordt omdat het zo poreus is. Dat was in de negentiende eeuw al net zo'n probleem als nu. En hoe krijg je een wit beeld weer wit? Door er een pot verf bij te pakken en 'm weer wit te kalken. Een andere oplossing was schuurpapier. Gewoon een laagje wegschuren. Hele rigoureuze maatregelen. Want als je maar vaak genoeg schuurt of oververft, haal je natuurlijk alle oorspronkelijke details weg."
Meer informatie over de Rotterdamse Raadhuismaquettes is te vinden in het archief van Nai.