Architectuur Dichterbij. 18 verhalen over erfgoed en innovatie
Het overgrote deel van de collectie van het Nieuwe Instituut bestaat uit tekeningen die niet gemaakt zijn om jarenlang te bewaren. Het is een archief, geen museale collectie met kunstwerken die generaties lang behouden moesten blijven. Ze zijn daarom kwetsbaar. Dat geldt ook voor de collectie Van Doesburg, die verreweg het vaakst in bruikleen wordt gevraagd. Vanwege de grote cultuurhistorische betekenis van het werk is het belangrijk dat het ook in de toekomst toonbaar, raadpleegbaar en veilig hanteerbaar is. Daarom is de collectie Van Doesburg ondergebracht in een afzonderlijk restauratietraject, met uiterst specialistisch materiaal- en kleurenonderzoek en de minutieuze restauratie van 444 werken.
Tekst Elza van den Berg en Huub Breuer
De collectie Van Doesburg
Nieuwe Instituut beheert in opdracht van het Rijk de Rijkscollectie voor Nederlandse Architectuur en Stedenbouw. De architectuurtekeningen uit het oeuvre van Theo van Doesburg maken deel uit van deze collectie. Met het beheer van deze werken neemt het Nieuwe Instituut een unieke positie in te midden van de Nederlandse kunstmusea, terwijl de Van Doesburg-collectie een bijzondere plaats inneemt tussen de honderden archieven in de Rijkscollectie. Voor Van Doesburg zelf waren kunst en architectuur onlosmakelijk met elkaar verbonden, maar zijn nalatenschap werd verspreid over verschillende culturele instellingen. In 1983, acht jaar na het overlijden van zijn weduwe Nelly van Doesburg, schonk erfgename Wies van Moorsel, de nicht van Nelly, de gehele nalatenschap, inclusief de atelierwoning in Meudon, aan de Nederlandse staat. Het Instituut Collectie Nederland (rechtsopvolger van de Rijksdienst Beeldende Kunst) verdeelde de collectie onder verschillende musea en instellingen in Nederland, zodat het materiaal voor een zo breed mogelijk publiek beschikbaar zou komen. Het Nederlands Architectuurinstituut (NAi), de juridische voorganger van het Nieuwe Instituut, kreeg uit de schenking Van Moorsel het beheer over het omvangrijke architectuurdeel, met 405 werken op papier en 43 foto's.
Nieuwe Instituut beheert een collectie van tekeningen, correspondentie, maquettes en fotografisch materiaal, waarbij de context van deze objecten het belangrijkst is. Hun samenhang geeft de representatie en ideeëngeschiedenis van de architectuur in brede zin weer. In tegenstelling tot een kunstmuseum, waar losse Van Doesburgs als kunstobjecten op zaal worden getoond, richt het Nieuwe Instituut zich op het ontwerpproces en maakt geen onderscheid tussen een eenvoudige lichtdruk of een kleurrijke gouache. Ze behoren allemaal tot de verbeelding van het idee en geven het ontwerpproces van de maker weer. Van Doesburg, als oprichter van De Stijl, had radicale ideeën over het samengaan van disciplines en het breken met tradities. Zijn werk zweeft ergens tussen kunst en architectuur in. Van Doesburg was geen geschoold architect; veel van de ontwerpen zijn niet gerealiseerd en waren soms puur theoretisch, omdat ze niet te realiseren waren.
De Stijl
Het jubileumjaar van De Stijl in 2017 heeft laten zien dat er een grote, onafgebroken internationale belangstelling bestaat voor De Stijl en voor Van Doesburg. In samenwerking met het Kunstmuseum Den Haag heeft het Nieuwe Instituut een unieke expositie samengesteld waarin collectiestukken uit de Rijkscollectie te midden van de werken van Het Kunstmuseum zijn getoond. Bovendien heeft het instituut honderden werken van De Stijl uitgeleend aan culturele instellingen. De collectie Van Doesburg staat in de top drie van de meest in bruikleen gegeven werken uit de Rijkscollectie. Hij wordt als exemplarisch gezien voor de Nederlandse avant-garde en het streven naar integratie van de autonome en meer gebonden disciplines. Vanwege de grote cultuurhistorische betekenis van het werk is het van groot belang dat de collectie Van Doesburg volledig raadpleegbaar en veilig hanteerbaar is en blijft. Daarom is de restauratie ervan ondergebracht in een afzonderlijk restauratietraject.
Samenwerking met Van Doesburg
In mei 2019 werd de restauratie en conservering van 405 objecten uit de collectie Theo van Doesburg gegund aan Restauratieatelier Nijhoff Asser (RNA). De 43 fotografische afdrukken zijn opgenomen in het fotoconserveringsproject van Architectuur Dichterbij. Er worden echter ook nog belangrijke werken binnen het oeuvre van Theo van Doesburg in drie andere deelcollecties bewaard, namelijk in de archieven van architecten J. Wils, J.J.P Oud en C. van Eesteren. Het gaat hier om 39 objecten die voortgekomen zijn uit nauwe samenwerking met Theo van Doesburg. Samenwerking is een cruciaal en onderscheidend kenmerk van kunstenaarsgroep De Stijl en het zijn deze werken die de onderlinge relaties zichtbaar maken. De collectie Theo van Doesburg moet daarom niet individueel maar in deze context behandeld worden.
Schade-inventarisatie
Aan het begin van het project heeft RNA een schade-inventarisatie uitgevoerd, waarbij alle 448 objecten in de collectie Van Doesburg onderzocht zijn op materialiteit, ontstane en voorziene schade en techniek. Elk object werd met strijklicht en in detail gefotografeerd om de juiste behandeling te kunnen bepalen. Voor het eerst in de geschiedenis van deze werken werd vastgesteld met welke technieken ze gemaakt zijn. De collectie bevat fotografische afdrukken, diazotypieën, blauwdrukken, potlood- en inkttekeningen, gouaches of een combinatie hiervan. Op basis van deze resultaten werd een classificatie gemaakt. De eerste van de tien batches die naar het atelier van RNA in Amsterdam zou gaan, werd samengesteld uit objecten die samen alle voorkomende materialen en technieken vertegenwoordigen, zodat de restauratoren goed over de behandelingen van elk type na konden denken.
De rapportage van de schade-inventarisatie heeft veel informatie opgeleverd over de objecten uit de Van Doesburg-collectie, maar eveneens veel vragen opgeroepen. Het vormde een mooie start voor verschillende onderzoeken en protocollen, waarbij de collectie Van Doesburg als richtsnoer zou kunnen dienen voor de restauratie van andere archieven. Voorbeelden hiervan zijn het opstellen van een registratie-, restauratie- en bruikleenprotocol en onderzoeken naar kleur, lichtschade en lijmen.
Restauratieprotocol
Het eerste dat vastgesteld diende te worden was het restauratieprotocol, waarin de richtlijnen werden opgenomen waarmee RNA de werken zou behandelen. Dit protocol werd opgesteld door het Nieuwe Instituut, met advies van RNA. Ten eerste werd bepaald dat de werken niet ‘opgepoetst’ zouden worden, maar dat de sporen van het gebruik zoveel mogelijk intact werden gehouden, omdat dit veel informatie geeft over de context van het object. Elk object uit de collectie heeft een eigen geschiedenis, waarvan de sporen zichtbaar zijn. Een tekening van Cité de Circulation (DOESAB9175) heeft waterschade opgelopen door condens van een verwarmingsbuis in Meudon, en vraatschade door muizen. Een andere tekening heeft etiketten van tentoonstellingen op de achterkant (DOESAB5123). Deze sporen, mits ze geen schade toebrengen aan het object, zijn zichtbaar gehouden. Ook vertellen schades ons meer over de waardering van tekeningen. Zo weten we van foto’s dat de schilderijen de wanden van Meudon versierden, maar de sporen op ontwerptekeningen van Cité de Circulation vertellen ons dat ze in de garage lagen waar muizen toegang toe hadden. Veel objecten zijn gedurende hun bestaan beplakt met diverse soorten tape. Omdat het plastic en de lijm het papier verkleuren en degraderen, was het onmogelijk om deze te laten zitten. RNA heeft veel tijd besteed aan het verwijderen van tape, waarvan het merendeel is aangebracht na 1983. In principe zijn tape en lijmen te verwijderen met Ethanol en Evolon.
Uitzonderingen
In sommige gevallen werd, in samenspraak met het Nieuwe Instituut, afgeweken van het protocol. De collage AB5109 is waarschijnlijk met stijfsel geplakt; het lijkt heel waarschijnlijk dat Van Doesburg deze lijm zelf gebruikt heeft. RNA heeft de Rijksdienst voor het cultureel erfgoed (RCE) gevraagd een onderzoek naar lijmen uit te voeren om vast te stellen hoe schadelijk ze zijn voor het papier. Er kwam geen heldere conclusie uit, reden om de lijm alsnog van het werk te verwijderden.
Er deden zich genoeg uitzonderingen voor waardoor we genoodzaakt waren van het protocol af te wijken. Zo waren de presentatietekeningen van vier universiteitshallen (EEST3.166, EEST3.167, EEST3.168 en DOESAB5110), een samenwerking van Van Doesburg en Van Eesteren, bevestigd op een verzuurd achterbord. Het dunne calqueerpapier met daarop schilferende gouache werd met warmte en spatels zorgvuldig van het achterbord gescheiden. Nadat RNA een tussenlaag had aangebracht, werden de tekeningen weer gemonteerd, zodat de materialen elkaar niet negatief konden beïnvloeden.
Alle 444 werken zijn gemonteerd in een portefeuille van museumkarton, waarbij de werken geraadpleegd en ingelijst kunnen worden zonder dat het object zelf aangeraakt hoeft te worden. Voor elke behandeling is een rapportage gemaakt. Op basis van de schade-inventarisatie is besloten de werken niet ingelijst te bewaren en zonder passe-partout in een map in een la of doos te bewaren.
Gekleurde randen
De Van Doesburg-collectie heeft ook een voortrekkersrol gespeeld in het registratieproces. Vanwege de beperkte omvang van de collectie was het mogelijk om alle objecten diepgaand te beschrijven en verbanden te leggen met objecten binnen de Rijkscollectie en daarbuiten. Er zijn registratievraagstukken onderzocht die belangrijk bleken voor de gehele collectie. Voor de werken in de Van Doesburg-collectie is er bijvoorbeeld onderzoek gedaan naar de bruikleengeschiedenis, zodat we weten welke stukken wanneer getoond werden vanaf het moment van creatie. Dit zegt iets over de waarde die men eraan toekende en kan bepaalde schades verklaren.
In de collectie bevinden zich bijvoorbeeld negen werken uit 1923, behorend tot drie projecten met elk een eigen kleur: Hôtel Particulier in het rood (EEST3.178, EEST3.179 en EEST3.180), Maison Particulière in het blauw (DOES028, DOES029 en DOES030) en Maison d’Artiste in het geel (DOESAB5127, DOESAB5128 en DOESAB5129). Uit het bruikleenonderzoek bleek dat het merendeel van de gekleurde randen om deze werken origineel is. Daarom heeft RNA veel werk gestoken in het behouden van deze randen, die in slechte staat verkeerden. Restaurator Jurjen Munk van RNA heeft in 2023 een uitgebreid artikel gewijd aan deze randen, waarbij diep wordt ingegaan op de materieel-technische informatie die een dergelijk werk biedt en wat dit betekent voor de restauratie van dergelijke werken.
Lichtonderzoek
De restauratiewerkzaamheden aan de werken van Van Doesburg zijn binnen de projecttermijn succesvol afgerond. De informatie die in drie jaar verzameld is, is grotendeels verwerkt in het rapportagesysteem, maar toch bleven er nog enkele vragen onbeantwoord. Bepaalde werken binnen de Van Doesburg-collectie behoren tot de meest aangevraagde stukken uit de Rijkscollectie. Het veelvuldig tentoonstellen van deze werken leidt echter tot schade zoals verkleuring van het papier of het vervagen van diazotypieën en blauwdrukken. De taak van het Nieuwe Instituut is niet alleen het beheren van de collectie, maar ook het toonbaar houden ervan.
Naar aanleiding van het project Van Doesburg is daarom aan de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed gevraagd een lichtonderzoek uit te voeren. Licht, en met name UV-straling, is zeer schadelijk voor objecten uit de collectie; veelvuldige blootstelling leidt tot vervaging van afbeeldingen, verkleuring of vergeling van het papier. Agnes Brokerhof van de Rijksdienst Cultureel Erfgoed heeft onderzoek gedaan naar de technieken binnen de collectie en hoe die reageren op licht. Op basis van dit onderzoek is door het instituut een protocol opgesteld waarin nauwkeurig staat aangegeven welke technieken hoe lang tentoongesteld mogen worden en hoe lang ze daarna in het depot dienen te blijven. Dit protocol is erop gericht de objecten uit de collectie zo lang mogelijk te behouden. Bij een aanvraag voor een bruikleen kan nu worden vastgesteld of een werk tentoongesteld mag worden en hoe lang. Mocht een werk niet uitgeleend kunnen worden, dan kan het instituut adviseren een ander werk uit de collectie te tonen dat minder vaak aan licht is blootgesteld. Op deze manier blijft de collectie zo lang mogelijk in optimale conditie. Een belangrijke ontdekking van dit onderzoek is dat bij blauwdrukken, hoewel ze in het licht snel verkleuren, na een tijd in het donker de blauwe kleur volledig terugkeert.
Omkeerbaar
Een belangrijk punt uit het restauratieprotocol was dat de restauraties, indien mogelijk, omkeerbaar zouden zijn. Mocht de restauratie-esthetiek in de komende decennia veranderen, dan kunnen de restauraties van RNA ongedaan worden gemaakt. Tijdens de schaderapportage bleek dat er in het verleden veel restauraties zijn uitgevoerd aan de topstukken van de collectie. RNA stelde het instituut de vraag wat er precies met deze werken was gebeurd. Uit archiefonderzoek bleek dat de restauratiegeschiedenis van de werken slecht was bijgehouden; er waren geen restauratierapporten beschikbaar. RNA heeft zijn werkzaamheden nauwkeurig geregistreerd in rapporten en met foto's. Dit alles is digitaal vastgelegd bij het Nieuwe Instituut, zodat toekomstige restauratoren niet tegen hetzelfde probleem aanlopen.
RNA heeft veel oudere, schadelijke restauraties ongedaan kunnen maken, maar vaak kreeg het instituut de vraag of een onderdeel van een object origineel was of belangrijk voor de geschiedenis, waarna werd besloten of het behouden diende te worden. Denk hierbij aan de eerdergenoemde randen van de tekeningen uit 1923 van Hôtel Particulier, Maison Particulière en Maison d’Artiste. In dit restauratieproject is er veel meer rekening gehouden met de geschiedenis van de objecten dan voorheen. Wat hierbij heeft meegespeeld is dat de collectie Van Doesburg als geheel is behandeld en niet als afzonderlijke werken op incidentele basis.
Kennisuitwisseling
Gedurende het project heeft er een actieve kennisuitwisseling plaatsgevonden met diverse kunstmusea, zoals het MoMA, Fondation Custodia, Centre Pompidou en het Museum voor Moderne- en Hedendaagse Kunst in Straatsburg, die eveneens werken van Van Doesburg beheren. Opmerkelijk is dat deze musea hun werken benaderen als kunstobjecten en met veel interesse hebben gekeken naar hoe RNA de objecten uit de collectie van het Nieuwe Instituut heeft gerestaureerd. Deze samenwerking heeft geleid tot een verrijking van de kennis en technieken die zijn toegepast, wat uiteindelijk heeft bijgedragen aan het behoud en de waardering van de Van Doesburg-collectie.