Architectuur Dichterbij. 18 verhalen over erfgoed en innovatie
Zes jaar lang zijn we met een team van steeds drie tot vijf collectiemedewerkers bezig geweest met het selecteren, conserveren en registreren van ontwerptekeningen, met als doel de conditie, raadpleegbaarheid en hanteerbaarheid ervan te verbeteren. Elk jaar zijn er zo'n 120.000 tekeningen verwerkt. Dat betekent dat we ruim 2000 tekeningen per week onder ogen kregen. Sommigen daarvan blijven je meer bij dan anderen. Omdat ze prachtig zijn, er een bijzondere techniek is gebruikt, er grappige krabbels op staan of juist omdat ze in zo’n slechte staat zijn dat het een echte uitdaging was ze te conserveren. We lichten enkele van deze bijzondere stukken uit aan de hand van persoonlijke ‘ontmoetingen’ in het archief.
Tekst Mirenne Zijlstra, Huub Breuer, Zoë van Zijderveld, Shannen van Akkeren en Lara Garé
Het ambachtelijke atelier van Pierre Cuypers
Architect Pierre Cuypers richtte in 1852 samen met textielfabrikant en handelaar in kerkbenodigdheden François Stoltzenberg een atelier voor kerkelijke kunst op: Cuypers en Stoltzenberg. In 1892 vertrok zijn compagnon en Cuypers zette de kunstwerkplaats samen met zijn zoon Jos Cuypers voort onder de naam Cuypers & Co. Pierre Cuypers had met het atelier een ideaal voor ogen: hij wilde, naar voorbeeld van de middeleeuwse bouwloodsen, terugkeren naar een ambachtelijke productie.
In de kunstwerkplaats werden vooral traditionele, ambachtelijke elementen van gebouwen ontworpen en vervaardigd: ijzerwerk, glas-in-loodramen, beeldhouwwerk, muurschilderingen en meubels. Het archief Cuypers & Co bestaat voor het overgrote deel uit schitterende ontwerpen hiervoor, die tot in detail zijn uitgewerkt met aquarel en inkt. Helaas is van een substantieel deel niet meer na te gaan voor welk project de tekeningen zijn gemaakt.
Maar hoewel de gedetailleerde ontwerpen schitteren, zijn de werktekeningen eigenlijk net zo interessant. Vlekken, verfresten, uitgeknipte delen, doordruk-gaatjes, resten bladgoud en vouwen laten zien dat deze tekeningen gebruikt zijn, soms meerdere malen. De werklieden stonden hiermee op de bouwplaats. De sporen daarvan brengen de stukken tot leven. Zo zijn er sjablonen met decoratieve patronen waar je verschillende kleuren verflagen op kunt zien en waar zelfs vogelpoep op zit. De vraag die dan oprijst is: waarom zouden deze stukken, met vogelpoep en al, bewaard zijn? Niet omdat ze ‘presentatie’ kwaliteiten hebben. Wellicht gewoon omdat ze in de toekomst nog eens gebruikt konden worden?
Dergelijke werktekeningen zijn de moeite waard om te conserveren en beheren. In het verleden speelde bij de conserveringsbeoordeling de (kunst)historische- en administratieve waarde van de tekening een doorslaggevende rol. Een gedetailleerde tekening van een ornament kreeg meer zorg dan de werktekeningen. Tijden veranderen en er is meer aandacht gekomen voor het werkproces van de architect. De AD-projectrichtlijnen voor conservering richten zich dan ook op alle stukken – presentatietekeningen én werktekeningen.
Het verbrokkelde archief van Liem Bwan Tjie
Architect Liem Bwan Tjie werd geboren in 1891 in Nederlands-Indië uit een Chinese familie. Hij studeerde in Nederland en later in Parijs en Peking. Vanwege burgeroorlog, chaos en corruptie keerde hij in 1926 terug naar Nederlands-Indië, waar hij in 1930 als zelfstandig architect ging werken. In eerste instantie ontwierp hij voornamelijk huizen voor Chinese families, later, na de Japanse bezetting (1942 - 1945) en de Onafhankelijkheidsoorlog in 1949 kreeg hij steeds meer publieke projecten. In 1965 vertrok hij met zijn vrouw en twee dochters naar Nederland om de steeds fellere onlusten in Indonesië te ontvluchten. Hij overleed er een jaar later.
Het archief van Liem Bwan Tjie is binnen Architectuur Dichterbij behandeld onder het thema ‘koloniale archieven’, zodat archieven van niet-westerse architecten beter toegankelijk worden. Het is een klein archief dat om meerdere redenen erg interessant was om aan te werken. Het bevat hele mooie tekeningen, maar ook veel werken in slechte staat. Daarnaast zaten veel projecten door elkaar, waardoor het een puzzel was om alles weer uit te zoeken. Het meest bijzondere was dat bij toeval een van de conservatoren net op dat moment contact had met de nazaten van Liem Bwan Tjie. Zij vertelden dat de architect en zijn familie, zonder het iemand te vertellen, 's nachts Indonesië waren ontvlucht en dat hij zijn archief had moeten achterlaten. Het archief dat het Nieuwe instituut nu beheert, is stukje bij beetje per post naar Nederland gestuurd. Dit verhaal maakte dat we de vele scheuren, randschades en verbrokkelende tekeningen in een nieuw licht zagen.
De kleurige folies in het archief van Nel Verschuuren
Interieurarchitect Nel Verschuuren (1943-2016) volgde haar opleiding aan de Academie voor Kunst en Vormgeving St. Joost in Breda. In 1968 richtte ze met Kho Liang Ie en Tinus van de Kerkhof het bureau Kho Liang Le Associated op. Haar belangrijkste opdracht was de inrichting en herinrichting van luchthaven Schiphol, een omgeving die altijd in verandering is. Ze heeft er van 1968 tot 2006 aan gewerkt. Het archief bestaat dan ook uit een diversiteit aan ontwerpen, die ook uitgevoerd zijn en waar veel mensen onbewust langs zullen zijn gelopen op weg naar hun vakantiebestemming. Zoals de pictogrammen die op Schiphol gebruikt worden, waar niemand veel over nadenkt, maar waarvan de kenmerkende stijl opvalt als je het archief bekijkt.
Het is vooral een kleurrijk archief. De collages die Verschuuren maakte voor zithoeken en horecagelegenheden zijn, vanwege hun goede conditie, veelal niet gerestaureerd. Ongeveer 4.600 tekeningen uit dit archief zijn dat wel: het merendeel hiervan zijn grote, technische tekeningen. Deze werden vóór de start van Architectuur Dichterbij opgerold bewaard waardoor randschade aan de tekeningen is ontstaan, wat nu een groot probleem is. Vanwege ruimtebesparing, eenvoudiger raadpleging en betere conservering heeft het de voorkeur om tekeningen plat in mappen te bewaren. Maar dat was in dit geval niet mogelijk, omdat de tekeningen groter zijn dan de grootste map. Daarom zijn deze tekeningen opnieuw opgerold. Het nadeel van opgerolde tekeningen is dat ze moeilijk vlak te krijgen zijn, ook bij het raadplegen.
Ook hebben veel tekeningen accenten van kleurige plakfolies. Deze zelfklevende folies in rood, blauw of roze maken een tekening goed leesbaar. Ze kunnen echter doordrukken op andere tekeningen en de lijmlaag kan uitlopen. Dan kleven tekeningen aan elkaar en kunnen ze beschadigd raken bij het raadplegen. Daarom is tussen elke tekening met folie en de volgende tekening een vel utoplex aangebracht, transparante vellen ter bescherming, zodat tekeningen aan het tussenvel in plaats van aan een andere tekening blijft plakken.
Het ware kunstenaarschap van Johannes Lauweriks
Johannes L.M. Lauweriks (1864-1932) groeide op in een architectengezin. Zijn vader is de chef van de beeldhouwwerkplaats op het atelier van Cuypers-Stolzenberg. Wanneer Cuypers met zijn gezin naar Amsterdam verhuist gaat het gezin Lauweriks mee en bewonen de twee families hetzelfde pand. Na de afronding van zijn opleiding gaat ook Lauweriks aan de slag op het bureau van Cuypers. Daar leert hij ook zijn latere compagnon K.P.C. de Bazel kennen.
Nieuwe Instituut beschikt over ruim 1150 tekeningen van Lauweriks, waaronder ontwerpen voor architectuur, meubilair, kunstnijverheid en typografie. Bijzonder is de hoeveelheid (bijna 100) tekeningen die behoren tot zijn opleiding en studiereizen. De straten van steden in Nederland, Frankrijk, Engeland en Denemarken zijn schetsmatig naar het leven getekend. Met potlood (grafiet) vormgegeven en daarna vaak met aquarel ingekleurd. Na zijn leertijd werkt Lauweriks in een abstract-geometrische stijl. Dit zien we goed terug in zijn vele meubelontwerpen en houtsneden. Qua architectuur toont zijn oeuvre een grote verscheidenheid; van landhuizen en zorginstellingen tot tentoonstellingsruimtes en (graf)monumenten.
Het archief van Lauweriks is in bijzonder goede staat overgeleverd. Minimale restauratie is uitgevoerd. Met name de grotere calque tekeningen (circa 100x70 cm) hadden enkele scheuren en randschade. Bij dit archief was het vooral zaak om de verschillende technieken en formaten van elkaar te scheiden, en bij het gebruik van aquarel of grote vlakken grafiet een utoplex vel te gebruiken om zo doordrukken op de andere tekeningen te voorkomen.
Het archief van Lauweriks was voor ons een waar kunstenaarsarchief, een archief dat de creatieve en artistieke kant van architectuur laat zien. De tekeningen zijn niet slechts medium of hulpmiddel van de architect, maar juist verbonden met de kunst; echte kunstwerken als het ware.
Het zakelijk-poëtische archief van Alle Hosper
Het archief van landschapsarchitect en stedenbouwkundige Alle Hosper (1943-1997) wordt voornamelijk getypeerd door expressieve schetsen en ontwerptekeningen in haast fluorescerende kleuren. Hosper, opgegroeid in Soest, begon in 1961 aan zijn studie aan de Landbouwhogeschool in Wageningen. Als landschapsarchitect ontwikkelde hij zich in een tijd waarin een functionalistisch gerichte stijl leidend was. Hij werd beïnvloed door voorgangers als Wim Boer, Mien Ruys en Hans Warnau. Maar naast de rigide, meer sobere stijl van de naoorlogse tuin- en landschapsarchitecten, ontwikkelde Hosper ook een meer “uitbundige” vormentaal. Zijn ontwerpen worden daarom zowel als “zakelijk” als “poëtisch” omschreven.
Deze twee tegenstrijdige typeringen zijn terug te zien in de ontwerptekeningen in het archief van Hosper. Expressieve, kleurrijke potloodtekeningen worden afgewisseld met meer schematische, strakke pentekeningen. Maar in het ontwerpproces lijken zijn kleurrijke expressieve schetsen toch wel leidend te zijn. Dit is ook een van de redenen dat het archief er zo uitsprong. Veel archieven die worden behandeld bestaan uit overwegend technische tekeningen en schetsmatige calques, die ondanks dat het schetsen zijn, toch een wat rigide karakter hebben. Het archief van Hosper daarentegen bevat felle kleuren en vele expressieve schetsen met een haast impulsief karakter. Desalniettemin komt het meer ‘zakelijke’ karakter van dit archief tot uiting bij de meer schematische kaarten en uitgewerkte ontwerpen.
Qua materialiteit bestaat het archief van Hosper veelal uit potloodtekeningen op calque, hierbij is het zaak dat er transparante, beschermende utoplex vellen tussen de tekeningen worden gevoegd. Zo voorkomen we dat het potlood afgeeft op andere tekeningen. Daarnaast bevat het archief ook wat (foto)kopieën. In sommige gevallen zijn de calques en kopieën aan elkaar bevestigd als een soort collage, waardoor het protocol van ‘gescheiden technieken’ dat we hanteren niet altijd toepasbaar is.