Agentschap
‘Eyes of the City’ of ‘Eyes for the Citizens’?
Martijn de Waal bezocht op uitnodiging van Het Nieuwe Instituut de opening van de achtste editie van de architectuurbiënnale van Shenzhen. Naar aanleiding van zijn bezoek aan de tentoonstelling Eyes of the City schrijft hij over hoe de opkomst van camera's, AI en deep learning het leven in de stad verandert.
Camera's met gezichtsherkennning, de sensoren in onze mobiele telefoons, en digitale meetpunten die overal in de stad verschijnen: de smart city van de eenentwinigste eeuw heeft 'ogen' gekregen die het alledaagse leven tussen de gebouwen en in de openbare ruimtes nauwgezet in kaart brengen. De 2019 Shenzhen Biennale of Urbanism\Architecture vraagt zich in de Eyes of the City tentoonstelling af, wat dit betekent voor stedenbouwers, architecten, burgers en beleidsmakers. Leidt zo'n totale data-utopie tot een totaliserende controle staat die haar burgers voortdurend monitort en in het gareel probeert te houden? Brengt ze vooral een comfortabele levenswijze voor middenklasseconsumenten met voldoende besteedbaar inkomen om allerlei nieuwe, gepersonaliseerde diensten af te nemen? Of zijn er ook mogelijkheden om met dezelfde technologie alle burgers meer eigenaarschap te geven over hun leven, en hun 'rights to the city' te versterken?
'Modernology' en de grote stad
Toen in het eerste deel van de twintigste eeuw de steden in Japan snel in omvang toenamen, en architecten en ingenieurs zich mee lieten slepen in de euforie rond innovatieve constructiemethoden en nieuwe bouwmaterialen, besloot architect en onderzoeker Wajiro Kon (1988-1973) het over een andere boeg te gooien. Voor hem geen minutieus doorgerekende objectieve blauwdrukken voor almaar grotere en hogere constructies. Liever begaf hij zich in het straatrumoer dat tussen al die nieuwe gebouwen en verkeersstromen in was ontstaan. Hij tekende de verschillende verschijningsvormen van knotjes in vrouwenkapsels, en turfde hoe vaak ze voorkwamen in het straatbeeld van Tokyo. Hij schetste de verschillende type trek- en duwkarren van de straatverkopers, en maakte fraaie lijntekeningen van de verschillende moderne en traditionele outfits van Japanse stedelingen. Architectuur en stedenbouw waren veel te veel een technische ingenieursdiscipline geworden, vond Kon. Met zijn werk wilde hij de culturele en sociale dimensie terugbrengen in het stedelijk ontwerp. Hoe ziet de stad eruit vanuit het perspectief van haar bewoners? Hoe wordt de stad beleefd en geleefd in het alledaagse leven? Kon interesseerde zich daarbij niet zozeer voor economische waarden maar richtte zich op de betekenis die stadsbewoners toekenden aan alledaagse ruimtelijke objecten en praktijken. Modernology, noemde hij zijn benadering, waarin hij probeerde om alledaagse praktijken van het grotestadsleven systematisch vast te leggen in zijn schetsen.
Als de stad ogen krijgt
Kons werk uit 1927 is een van de meest opmerkelijke bijdragen aan de Eyes of the City tentoonstelling op de 2019 Shenzhen Biennale of Urbanism\Architecture. Eyes of the City richt zich op de toekomst van de stad en is opgezet rond de vraag wat de opkomst van nieuwe technologieën rond big data, kunstmatige intelligentie en deep learning betekent voor de manier waarop architecten, overheden en burgers het stedelijk leven in kaart kunnen brengen, begrijpen en vormgeven. Wat gebeurt er, vraagt curator Carlo Ratti zich af, als de stad zelf ogen krijgt, en de architecturale ruimtes het vermogen krijgen om te zien? 'Stel je voor', zo luidt de uitnodiging in de inleidende tekst van Eyes of the City, 'dat iedere kamer, straat of winkel in de stad jou kan herkennen, en automatisch kan reageren op je aanwezigheid.'
Zo bezien is het historische uitstapje naar het bijna een eeuw oude werk van Kon geen hele gekke gedachtesprong. Het is niet moeilijk om zijn systematische analyse van het straatleven in Japan in de jaren twintig van de vorige eeuw te interpreteren als een vroege voorloper van de huidige datawetenschap. Al is het niet zeker of Kon zich zou kunnen vinden in de vaak positivistische aannames dat de wereld steeds beter kenbaar en voorspelbaar wordt wanneer we meer data over zoveel mogelijk uiteenlopende zaken verzamelen. Zo luidt althans vandaag de dag de belofte van talloze smart city projecten die het afgelopen decennium op verschillende plekken in de wereld zijn geïnitieerd. Energie, vervoer, vermaak, veiligheid - het kan allemaal beter, efficiënter en 'op maat' worden georganiseerd wanneer we over voldoende data over het alledaagse leven beschikken. Hoe beter de stad ons als bewoners kan zien, hoe beter het stedelijk leven kan worden georganiseerd.
'Stel je voor dat iedere kamer, straat of winkel in de stad jou kan herkennen, en automatisch kan reageren op je aanwezigheid.'
Aan de andere kant is het ook niet moeilijk om in Kons Modernology juist een inspiratiebron te zien voor een reeks voorbeelden uit onder meer de sociologie, de architectuur en de kunstwereld die juist subjectieve interpretaties van het alledaagse leven verzamelen, van Archigram uit de jaren zestig tot de locatieve mediakunst van begin deze eeuw. Doel van dergelijke projecten is dan niet de optimalisering van een of ander systeem, maar om de individuele of collectieve ervaringen van burgers een plek te geven. Zij wijzen vaak op de onmogelijkheid om het leven objectief te vangen, hoe exact de datareeksen ook worden dankzij de almaar beter wordende meetapparatuur.
In deze tegenstelling tussen een positivistische systeembenadering en de subjectieve ervaring en betekenisgeving van het alledaagse leven ligt misschien wel de belangrijkste spanning van de Eyes of the City tentoonstelling op de architectuurbiënnale van Shenzhen. Als de stad door de opkomst van allerlei sensoren inderdaad kan zien, waartoe worden de verzamelde gegevens dan ingezet? Die vraag is de inzet van deze biënnale. Daarbij gaat het de curatoren er niet zo zeer om bestaande projecten te exposeren, maar om de tentoonstelling te gebruiken als experimentele proeftuin, als aanjager van nieuwe ontwikkelingen, en als voer voor een maatschappelijke discussie over slimme technologie.
Fabriek van de wereld
Shenzhen, een miljoenenstad in het zuiden van China in de delta van de Parelrivier, net over de grens met Hong Kong is een treffende locatie om dat vraagstuk te verkennen. In China geldt Shenzhen als een mythische stad die vooruitloopt op de toekomst van het land. In Shenzhen verschenen - nadat Deng Xiaoping begin jaren tachtig de deuren van het tot dan toe gesloten China op een kier had gezet - in een razend tempo de eerste fabrieken waarmee een tijdperk van economische groei begon. Shenzhen zelf groeide van enkele tienduizenden inwoners begin jaren tachtig naar zo'n circa 15 miljoen inwoners nu. In Shenzhen staan inmiddels de belangrijkste elektronicafabrieken ter wereld, naar schatting tweederde van de smart phones in de wereld wordt hier geproduceerd. Maar Shenzhen is allang niet meer alleen de 'fabriek van de wereld'. In de slipstream van de hardwareproductie is ook een innovatieve tech scene en start-up cultuur ontstaan. Shenzhen geldt als een nieuw Silicon Valley dat met nieuwe producten en diensten een voorschot neemt op de toekomst.
Tegelijkertijd is Shenzhen ook een bron voor verhalen die een kritisch toekomstbeeld schetsen. Geen documentaire of reportage over de opmars van kunstmatige intelligentie, of er duiken beelden op van een zebrapad in Shenzhen dat door een slimme camera wordt bewaakt. Steekt iemand over zonder op het groene licht te wachten, dan worden naam en foto van de overtreder getoond op een digitaal billboard op de kruising. Gezichtsherkenningstechnologie stelt het systeem in staat de passant snel te identificeren en vervolgens publiekelijk aan de schandpaal te nagelen. Het is geenszins een breed toegepaste praktijk in Shenzhen, maar het beeld is inmiddels iconisch geworden en de hele wereld over gereisd. Veel verder nog gaan de verschillende 'social credit' systemen die momenteel in China in ontwikkeling zijn, waarin allerlei data van consumenten wordt verzameld door private partijen en lokale overheden, onder meer om hun financiële betrouwbaarheid in te kunnen schatten of hun gedrag als goede burger te monitoren. Een stad die ogen heeft kan ook het begin zijn van een steeds strengere controlesamenleving. En dat is niet alleen in China een reëel risico.
Jane Jacobs beschrijft 'the triumph of mathematical average', waarin een nieuwe orde ontstaat 'by repression of all plans but the planners'.
Want als een stad ogen heeft, wie kijkt er dan? In dat verband is het interessant om nog even terug te gaan naar de oorsprong van Eyes of the City. De titel is natuurlijk een knipoog naar het werk van Jane Jacobs die in The Life and Death of Great American Cities (1961) haar beroemde adagium van 'eyes on the street' introduceerde. Daarmee wilde ze aangeven dat voor een sfeer van vertrouwen en cohesie in een buurt het noodzakelijk is dat bewoners en andere betrokkenen als winkeliers een oogje in het zeil kunnen houden. In haar magnum opus beschrijft ze levendig hoe winkeliers en huisvrouwen in haar Greenwich Village van de jaren vijftig met een mix van grootstedelijke distantie en betrokkenheid bij de buurt het straatleven in de gaten houden en zo bijdragen aan een breed gedragen gevoel van vertrouwdheid en veiligheid.
Voor de stap van Eyes on the street naar Eyes of the city is het niet zozeer Jacobs romantische beeld van de jaren vijftig stadsbuurt met bakkers en groentemannen in hun corner shops dat van belang is. Het is vooral haar meer fundamentele onderliggende kritiek op totaliserende systemen die nog altijd relevant is. Haar 'eyes on the street' bestaat uit - in het smart city jargon van vandaag de dag - een gedistribueerd netwerk van stedelingen die zelf een hoge mate van agency hebben om hun data te verwerken, en op basis van een reeks vaak onuitgesproken lokale regels en normen kunnen besluiten om al dan niet in te grijpen. Daarmee plaatst ze hen tegenover modernistische masterplanners die - als goden op de berg Olympus - precies konden bepalen wat voor functies en gebouwen er in de stad nodig waren. Het resultaat, in haar kenmerkende scherpe proza, was 'the triumph of mathematical average', waarin een nieuwe orde ontstaat 'by repression of all plans but the planners'.
Dystopie of utopie?
In het verlengde daarvan gaat Eyes of the City over de vraag wie er eigenlijk bepaalt wat er in de stad mogelijk is. Schept een stad mogelijkheden voor bewoners zelf om 'eigenaarschap' te claimen? Of wordt het stedelijk leven gedomineerd door een strenge totaliserende systeemlogica? Is de stad die alles ziet en alles van ons weet een dystopische toekomstvisie, waarin we voortdurend door allerhande sensoren, camera's met gezichtsherkenning, en al onze eigen apparaten worden bespioneerd en afgeluisterd? Om vervolgens gecontroleerd en 'genudged' te worden in een richting die ergens ooit door iemand in het belang van een of andere organisatie is vertaald naar een ondoorzichtig algoritme dat op onzichtbare wijze het complexe straatballet probeert te organiseren? Of kunnen we praktijken rond het verzamelen van data in de stad ook anders organiseren? Niet vanuit een totaliserende 'smart city', maar meer in de geest van Wajiro Kon, met aandacht voor de subjectieve noden, wensen en betekenissen van stadsbewoners zelf.
Voorbeelden van projecten die bij hopen te dragen aan een data-utopie zijn er voldoende op de tentoonstelling. Er zijn veel demonstraties te zien van nieuwe technologieën die het leven in de stad nog weer beter kunnen meten en in kaart kunnen brengen. Er zijn brillen met eyetracking te zien, waardoor architecten beter kunnen zien welke elementen in de gebouwde omgeving de blik van voorbijgangers weten te vangen. Drones en scanners kunnen betekenisvolle gebouwen of stedelijke praktijken in 3D vangen die voor de oprukkende modernisering moeten wijken, zodat ze in Virtual of Augmented Reality bewaard kunnen blijven. Ook gezien: vestjes vol met sensoren die lichamelijke reacties en omgevingsvariabelen nauwgezet registreren: hoe reageert onze hartslag op veranderingen in omgevingsgeluid, luchtvochtigheid of lichtsterkte?
'Met slechts een druk op de knop verschijnen mobiele winkels en pop-up gezondheidscentra. Eten en drinkenkarretjes verschijnen precies op het moment dat mensen een cappuccino of sandwich nodig hebben.'
Andere projecten laten zien hoe met behulp van dergelijke datastromen het leven in de stad beter georganiseerd kan worden. The Autonomous Street: a Day in the Life of Future Shenzhen is een installatie van projectontwikkelaar Kohn Pedersen Fox Associates waarin een 'adaptieve straat' wordt gepresenteerd die zich aanpast aan het ritme van de stad. Tijdens de spits verandert een deel van het oppervlak in een extra rijbaan, maar op zondagmiddag verschijnen er juist extra bankjes of schaduwrijke bomen. Dat alles dankzij kleine, zelfrijdende beweegbare units met verschillende elementen: bankjes, kiosken, een basketbaldoel, stedelijk groen. 'Met slechts een druk op de knop verschijnen mobiele winkels en pop-up gezondheidscentra', voorspelt KPF. 'Eten en drinkenkarretjes verschijnen precies op het moment dat mensen een cappuccino of sandwich nodig hebben.'
Het beeld dat The Autonomous Street oproept, is dat van een ordelijk stukje stad waarin alles netjes beheerd is, gericht op een productieve creatieve stedeling die graag efficiënt leeft, zijn lichaam gezond houdt met een potje basketbal, en graag op maat wordt bediend met een kopje designer-koffie. Natuurlijk is er wat te zeggen voor zo'n efficiënte stad, waar alles prettig en gemakkelijk is als in een van de talloze moderne winkelcentra met luxe merken die overal in Shenzhen zijn verschenen in de afgelopen decennia. En dat een projectontwikkelaar dergelijke concepten voor kapitaalkrachtige klanten ontwerpt is ook geen verrassing. Maar het is ook een eenzijdige visie op het stedelijk leven die vooral ook veel vragen oproept. Hoe inclusief is zo'n stad? Houden verzekeraars of de staat dan straks bij of we wel genoeg basketballen? Hoe openbaar zijn deze openbare ruimtes? Is er nog ruimte om van de norm af te wijken?
Rights to the City
Alhoewel de algehele stemming op de tentoonstelling er een van optimisme over de stad van de toekomst lijkt te zijn, is Eyes of the City niet doof voor deze en andere kritieken op de smart city. Zo wil de tentoonstelling - althans volgens het persmateriaal - gezichtsherkenning als centrale technologie in het stedelijk leven ter discussie stellen. Bij de ingang kunnen bezoekers hun gezicht laten fotograferen in speciale pasfotohokjes, daarna kunnen ze dan bij een aantal kiosken in de tentoonstelling gepersonaliseerde informatie krijgen. Wel of niet meedoen in dat systeem is een keuze die de bezoeker bij binnenkomst zelf mag maken, net zoals je op een website kunt 'opt-outen' om cookies te ontvangen of om te voorkomen dat je automatisch op een mailinglist wordt geplaatst. In de stedelijke ruimte hebben we die keuze meestal niet, stelt Carlo Ratti, maar dat zou wel moeten en het is belangrijk die discussie aan te jagen. Dat is in ieder geval de theorie. Tijdens de opening doen de kiosken het niet, en blijft uitleg over de installatie onzichtbaar. Of dat komt door een technisch defect, of doordat de Chinese gastheren van de tentoonstelling dit debat misschien liever niet zo openbaar voeren als Ratti zelf dat graag zou doen, blijft in het ongewisse.
Andere kritieken op de alziende slimme stad zijn wel in vol ornaat te bezichtigen. Mooi is een van de slotsecties van de tentoonstelling getiteld Resisting Technologies, dat opent met de vraag van Rich Gold 'how smart does your bed have to be, before you are afraid to go to sleep at night?' Studio Forage en Aline Studio verkennen hier samen een aantal scenario's waarin een alwetende en alziende stad haar best doet haar regels op te leggen met behulp van camera's, sensoren en automatisch uitgedeelde boetes dan wel beloningen. Zo is er sprake van voetgangersstoplichten die sneller op groen springen wanneer kleine kinderen over willen steken en burgers die worden beloond wanneer ze een boerenkoolsmoothie bestellen in plaats van een cheeseburger.
Of zo'n toekomst realistisch is of niet, dat weet niemand, stellen de makers van deze speculatieve scenario's. Het enige dat we volgens hen wel zeker weten is dat mensen vindingrijk zijn, en hun best zullen doen om het systeem te hacken, te ondermijnen of het in hun voordeel te laten werken. En dus loopt er in hun scenario's een knorrige oudere man rond die er de pest in heeft dat kinderen vanwege de verkeersveiligheid voorrang krijgen bij het oversteken. Zijn oplossing? Hij draagt een T-shirt bedrukt met foto's van blije kinderhoofdjes om daarmee de gezichtsherkenningscamera's te verleiden het stoplicht voor hem op groen te laten springen.
'How smart does your bed have to be, before you are afraid to go to sleep at night?'
Een fundamenteler alternatief voor dergelijke interpretaties van de smart city is op Eyes of the City te vinden in een reeks projecten die misschien wel het meest in de buurt komen van de originele bedoelingen van Kons Modernology. Hoe kunnen we de kwaliteit van leven in de stad verbeteren en inclusiever maken door juist het alledaagse leven als uitgangspunt te nemen, en door de al dan niet subjectieve ervaringen van stedelingen zelf als uitgangpunt te nemen? Kan het perspectief op het stedelijk leven worden verbreed wanneer technologie helpt om de bewoners zelf te laten functioneren als de ogen van de stad? RAD (Research for Architectural Domain) stelt op de tentoonstelling bijvoorbeeld voor om toolkits te ontwerpen waarmee stedelingen zelf metingen kunnen verrichten. Daarmee kunnen ze het leven van alledag optekenen. Bij elkaar opgeteld kan dat leiden tot een veelheid aan perspectieven. Zo moet de dystopie van de gecentraliseerde controlestaat worden voorkomen. Kan zo'n benadering bijdragen tot een stad die - de Franse filosoof Henry Lefebvre indachtig - de 'rights to the city' van alle bewoners erkent? Het blijft bij RAD bij een open vraag.
Een installatie die het dichtst bij dat ideaal in de buurt komt is Dalang Fever 3 van Het Nieuwe Instituut en het International New Town Institute (INTI), gecureerd door Linda Vlassenrood. De presentatie is het resultaat van een jarenlange betrokkenheid van INTI bij de ontwikkeling van Dalang Neighbourhood, een van de wijken in de periferie van miljoenenstad Shenzhen. Dalang telt ongeveer een half miljoen inwoners, maar slechts tien procent daarvan is er ook officieel als inwoner geregistreerd. De rest behoort tot de zogenaamde 'floating population': migranten die van het Chinese platteland naar de grote steden zijn getrokken om er te werken in een van de vele fabrieken. Ze kunnen echter geen aanspraak maken op de rechten van stadsbewoners - zoals toegang tot onderwijs en zorg - en mogen zich dan ook niet als inwoners laten registreren. Ook als ze er in sommige gevallen al decennia wonen en werken, kunnen ze nog altijd geen aanspraak maken op een officiële woning of andere voorzieningen. Waar veel van de projecten op de tentoonstelling aanhaken bij het imago van Shenzhen als hi-tech mekka, staan INTI en Het Nieuwe Instituut stil bij de miljoenen inwoners die geen hoofdrol spelen in dat verhaal, maar werken in de fabrieken of servicesector.
Urban villages
Dalang bestaat voor een deel uit snel opgetrokken fabriekshallen. Fabriekscomplexen worden afgewisseld met zogenaamde 'urban villages'. Dat zijn stukjes land die voor de verstedelijking van de Pearl River Delta begin jaren tachtig begon, toebehoorden aan lokale boerengemeenschappen en die door de gemeente niet zomaar herbestemd konden worden tot ontwikkelingsgebied. Aanvankelijk werden fabrieken en nieuwe woonwijken om deze dorpjes heen gebouwd. In zo'n snel oprukkend industrieel stadslandschap werd het steeds lastiger het boerenbedrijf draaiende te houden, en tegelijkertijd deed de instroom van migranten de vraag naar woonruimte snel stijgen. Dat leidde ertoe dat de bewoners van de urban villages hun voormalige boerengrond zelf gingen ontwikkelen en er op hoge snelheid in hoge dichtheid wooncomplexen lieten bouwen. Dat was niet altijd volgens de regels, maar de overheid kneep hier graag een oogje dicht omdat het een handige oplossing was voor het probleem van de floating population. In de urban villages konden ze relatief goedkoop woonruimte vinden zonder dat ze officieel stadsbewoners werden.
In Shenzhen zijn nog enkele honderden van dergelijke enclaves te vinden, die alleen in naam nog een dorp zijn. Ze bestaan uit vaak tienverdiepingen hoge betonnen en bakstenen gebouwen, vaak slechts van elkaar gescheiden door steegjes van enkele meters breed. Op de benedenverdiepingen vind je kleine winkeltjes en rommelige restaurantjes waar je voor weinig geld een kom noedels kunt kopen. Een permanente oplossing zijn de urban villages vooralsnog niet; in de afgelopen decennia zijn veel urban villages gesloopt om plaats te maken voor lucratievere projecten als appartementencomplexen en luxe shopping malls.
'Een slimmere samenleving begint daarom niet bij het verzamelen van nog meer data of de ontwikkeling van betere technologie. Een slimmere samenleving begint bij het verzamelen en begrijpen van de vragen en behoeften die relevant zijn voor die samenleving.'
De smart city oplossingen van de Shenzhen biënnale zullen de inwoners van de urban villages weinig zeggen. Een adaptable street waar cappuccinostalletjes verschijnen wanneer de bewoners daar behoefte aan hebben is leuk voor de opkomende middenklasse, maar de floating population heeft andere zorgen aan het hoofd: werk, ondoorzichtige huurverhogingen, een tekort aan publieke voorzieningen, nauwelijks openbare ruimte, en geen zicht op een duurzame toekomst - banen, huizen, en ook de urban villages zelf kunnen allemaal zo weer verdwijnen. Stadsplanning heeft in ieder geval nooit plaatsgevonden in de urban villages, en voor een bevolking die officieel niet bestaat zijn ook nooit voorzieningen getroffen.
Wat kunnen de technologieën van de slimme stad hier nu betekenen? Met die vraag trok het team van Vlassenrood en samenwerkingspartner Tat Lam van Impact Hub Shenzhen en de social development incubator Shanzhai City de wijk in. Met een speciale app werden buurtbewoners gevraagd naar hun opvattingen, en ze konden ook foto's uploaden van situaties in de buurt die illustratief waren voor de door hen gesignaleerde kansen en problemen. Op de biënnale zijn de verzamelde inzichten typografisch verbeeld aan de hand van quotes uit de interviews en afdrukken van de ingezonden foto's. Bij elkaar vertellen de subjectieve ervaringen van de inwoners van Dalang een gelaagd verhaal over het leven in de wijk, waarin een aantal thema's steeds terugkomen. Het tekort aan openbare ruimte, waardoor er geen plek is om te sporten, voor kinderspeelplaatsjes, of zelfs maar om een motor te parkeren waardoor de eigenaar deze elke dag de trap op moet slepen naar zijn appartement. De tekortschietende infrastructuur: volle wegen, en slechts een buslijn. De onvrede over de (financiële) onzekerheid: jarenlang hebben de bewoners gewerkt in de fabrieken en bijgedragen aan de ontwikkeling van de buurt, maar nog altijd is hun situatie precair. De huren blijven stijgen volgens onduidelijke standaarden, de stad wil de buurt verder ontwikkelen als een hotspot voor modeontwerp. Is er straks nog wel een plek voor de migranten? En hoe kunnen zij een stem krijgen in de herontwikkeling van de wijk?
'De vraag is hoe je met smart technologies daadwerkelijk bij kan dragen aan het creëren van waarde'
Vernieuwend is zo'n survey misschien niet, revolutionair is het wel. Dataverzamelingstechnologieën worden hier voor het eerst ingezet om een tot dan toe stemloze groep een forum te geven, en hun wensen en angsten in te brengen in het planningsproces. Onder meer door rond de uitkomsten een ontwerpworkshop te plannen met een combinatie van Nederlandse ontwerpers en lokale stedenbouwers en beleidsmakers uit Shenzhen.
Eyes of the Citizens
Lam ziet de app die hij voor Dalang Fever 3 heeft ontwikkeld als een begin. Met zijn bedrijven Impact Hub Shenzhen en Shanzhai City is hij bezig met een volgende versie waarmee gebruikmakend van blockchain technologieën nieuwe functionaliteiten worden toegevoegd. De precieze werking ervan is complex, maar waar het op neer komt is dat deze technologieën stadsbewoners en lokale gemeenschappen in staat stellen om zogenaamde 'smart contracts' op te stellen. Daarin kun je bijvoorbeeld vastleggen dat de aannemer die is ingehuurd om een publieke voorziening aan te leggen in een informele nederzetting als een urban village, pas wordt betaald wanneer meerdere bewoners digitaal hebben bevestigd dat het werk inderdaad is opgeleverd. 'De vraag is hoe je met smart technologies daadwerkelijk bij kan dragen aan het creëren van waarde', legt Lam uit. 'Niet voor de investeerders en de banken, maar voor de bewoners zelf'. Zo'n collectief validatiesysteem kan ook worden gebruikt voor de uitbetaling van lonen van fabrieksarbeiders. Of zelfs om hen de mogelijkheid te geven om iets dat lijkt op een cv op te bouwen. Een van de problemen voor migranten is dat ze geen duurzame arbeidsrelaties kunnen ontwikkelen. Ze trekken van fabriek naar fabriek, en moeten steeds weer onderaan beginnen. Lam voorziet een app waarmee collega-fabrieksarbeiders elkaar evalueren op het gebied van specifieke vaardigheden en ervaringen. Zeg maar een decentrale versie van LinkedIn, maar dan voor arbeidsmigranten. Daarmee kunnen ze dan aan nieuwe werkgevers bewijzen wat voor ervaring ze hebben. Zo'n tool zou stedelingen zelf de mogelijkheid geven om een deel van de regie over hun leven en de stad terug te pakken; meer Eyes for the Citizens dan Eyes of the City.
Natuurlijk, het zijn vooralsnog speculaties, de ideeën van Lam. Precies zoals de meeste inzendingen op de biënnale de bezoeker meenemen naar een toekomstige smart city waar het verkeer nooit meer vast staat, en de wensen van de burger à la minute worden vervuld met dank aan de slimme technologie. En ook de tool van Lam en INTI/Het Nieuwe Instituut zal niet alle problemen op kunnen lossen. Maar Dalang Fever 3 zet de toekomst die de biënnale wil verkennen wel op scherp. Het biedt een alternatieve visie voor de stad van de toekomst die niet vertrekt vanuit de technologie of de winstkansen voor hi-tech bedrijven en projectontwikkelaars. Net als in het werk van Wajiro Kon is het leven van alledag het uitgangspunt. Zoals Vlassenrood het zelf schetste in een van haar eerdere projecten: 'Een slimmere samenleving begint daarom niet bij het verzamelen van nog meer data of de ontwikkeling van betere technologie. Een slimmere samenleving begint bij het verzamelen en begrijpen van de vragen en behoeften die relevant zijn voor die samenleving.'
Martijn de Waal bezocht op uitnodiging van Het Nieuwe Instituut de opening van de achtste editie van de architectuurbiënnale van Shenzhen. Hij schreef naar aanleiding van dit bezoek bovenstaand artikel over de tentoonstelling Eyes of the City. Martijn de Waal is lector Play & Civic Media aan de Hogeschool van Amsterdam. Hij is de auteur van De stad als interface. Hoe nieuwe media de stad veranderen; en - samen met José van Dijck en Thomas Poell De platformsamenleving. Strijd om publieke waarden in een online wereld. Hij is de general chair van de Media Architectuur Biennale 2020 die in november van dit jaar plaatsvindt in Amsterdam en Utrecht.