'Wonen als Stedelijk Dak' te zien in het Rijksmuseum
30 oktober 2017
Een 'heerlijke chaos', levendigheid en een scala aan mogelijkheden om eens iemand tegen het lijf te lopen. Architect Piet Blom (1934-1999) was één van de meest hartstochtelijke pleitbezorgers van dit idee. Hij werkte het uit in een serie tekeningen, maquettes en brochures onder de noemer 'Wonen als Stedelijk Dak', een studie naar nieuwe woonvormen en een nieuw samenlevingsmodel, waarin alle functies van stedelijk leven met elkaar geïntegreerd zijn. Vanaf 9 november is een aantal tekeningen uit deze serie te zien in het Rijksmuseum.
De woonruimtes liggen op palen boven de grond, eronder is een collectieve ruimte waar het stedelijk en gemeenschappelijke leven tot bloei kan komen. Met zijn ideeën over 'wonen als stedelijk dak' verzet Blom zich tegen de rigide scheiding van functies en het geloof in rationaliteit die de structuur bepalen van de vroeg naoorlogse woonwijken.
Eind jaren zestig krijgt de Nederlandse overheid steeds meer kritiek te verwerken op het anonieme karakter van de na-oorlogse woonwijken. Het ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening roept daarom in 1968 de subsidiepot 'Experimentele Woningbouw' in het leven.
Met zijn Kasbah-ontwerp voor Hengelo maakt Blom in 1969 met succes aanspraak op deze subsidie. Hij plaatst woningen op kolommen, om een groot doorlopend woondak te creëren. Door gaten in dat dak verlicht hij de ruimte onder de op poten staande huizen. De zo ontstane ruimte vormt een groot openbaar terrein voor gemeenschappelijke activiteiten en parkeerplaatsen. Blom hoopt op deze manier een stedelijk leven op gang te brengen. Hij bereikt met dit plan een drie tot vier maal grotere woningdichtheid dan in een gangbare buitenwijk.
De kasbah-woning bestaat uit een basiseenheid met woonkamer, keuken en slaapverdieping. De slaapverdieping geeft via een vide uitzicht op de woonkamer en zou volgens Blom ook gebruikt kunnen worden als atelier of studentenwoning. Door toevoeging van ruimten of verdubbeling van de basiseenheid wordt de woning groot genoeg voor gezinnen. Het project is bedoeld voor het centrum van Hengelo, maar wordt uiteindelijk tussen 1972 en 1974 uitgevoerd in de buitenwijk Groot-Driene.
Dezelfde visie op wonen realiseert hij in zijn ontwerp voor de Blaakoverbouwing in Rotterdam, ook wel bekend als de kubuswoningen, die in 1984 worden opgeleverd. Maar de ideeën van Blom worden nooit gemeengoed. Het blijven incidentele projecten die opvallen door hun vormgeving, maar die bij de beleidsmakers niet leiden tot een andere bouwpolitiek. Blom is daarvoor toch teveel de radicale buitenstaander die wel prikkelt, maar de koers niet kan veranderen.
Piet Blom. Woning als algemeen stedelijk dak, bovenaanzicht dak, 1965. Collectie Het Nieuwe Instituut, BLOM 33-6.
Piet Blom. Woning als algemeen stedelijk dak, 1e laag, 1965. Collectie Het Nieuwe Instituut, BLOM 33-2. Deze schets geeft een levendige indruk van deze ruimte die in plaats van een functionele stad een sociale stad moet creëren. Het gebruikte jargon kreeg dankzij de ludiek-anarchistische provobeweging vanaf 1965 bekendheid: ‘image’ en ‘de klazen komen’, maar ook ‘verliefden’, ‘desoriëntatie’, ‘ongedierte’, ‘nozemhoeken’.
Piet Blom. Woning als algemeen stedelijk dak, 3e laag, 1965. Collectie Het Nieuwe Instituut, BLOM 33-8. De 3e laag is bedoeld voor ‘slapen + geïsoleerder wonen’, zoals Blom noteerde.
Piet Blom. Woning als algemeen stedelijk dak, 2e laag, 1965. Collecte Het Nieuwe Instituut, BLOM 33-9. De 2e laag in het concept ‘Wonen als algemeen stedelijk dak’ is bestemd voor de loopwegen waaraan de voordeuren van de woningen liggen.
Piet Blom, Woning als algemeen stedelijk dak, bestanddelen en overzicht, 1965. Collectie Het Nieuwe Instituut, BLOM 33-1. Het zijaanzicht bovenaan dit ontwerpvel geeft een indruk van Bloms idee voor de bouw van woningen op pilaren die als stedelijk dak fungeren.
Co-curatorschap
Sinds 2013 bestaat er een meerjarig co-curatorschap tussen Het Nieuwe Instituut en het Rijksmuseum met betrekking tot de vaste presentatie van de twintigste eeuw in het Rijksmuseum. Iedere vier a zes maanden is er een nieuwe keuze te zien uit de archieven van Het Nieuwe Instituut, waarbij twee tijdvakken centraal staan: de avant-garde bewegingen uit de jaren twintig en dertig, en de jaren vijftig en zestig. Het Rijksmuseum draagt zorg voor de conservering en eventuele restauratie van deze tekeningen. Eerder waren werken te zien van onder andere P. Blom, H. Th. Wijdeveld, G. Rietveld, J. Duiker, C. van Eesteren, H. Hertzberger en W. Wissing en Th. van Doesburg.