Nieuwe Instituut
Nieuwe Instituut

Huis Sonneveld

Versobering van het ontwerp

17 april 2017

Het Nederlands Architectuurinstituut in aanbouw. Collectie Het Nieuwe Instituut, NAIN 3235.

Uiterlijk begin 1992 had het nieuwe architectuurinstituut open moeten gaan voor publiek. Het werd zo'n anderhalf jaar later: september 1993. Die vertraging kan voor een groot deel toegeschreven worden aan financiële perikelen. De ambities van architect Jo Coenen en het NAi waren groter dan het beschikbare budget. De consequentie daarvan was dat het ontwerp een flinke versobering moest ondergaan.

De Rijksoverheid, die het gebouw zou financieren, had daartoe 22,5 miljoen gulden beschikbaar gesteld. Een prognose van de Rijksgebouwendienst wees uit dat het ontwerp van Coenen voor dit bedrag weliswaar gerealiseerd kon worden, maar dat bij de berekening van de kosten minimumprijzen waren aangehouden. Dat stelde de opdrachtgever van meet af aan voor een probleem: enerzijds zou juist een architectuurinstelling een gebouw met allure en uitstraling moeten krijgen, anderzijds zou een uiterste soberheid betracht moeten worden. De keuze voor het ontwerp van Coenen betekende een keuze voor een gebouw dat eigenlijk te duur was.

Sponsoring en subsidies

Op allerlei manieren is geprobeerd extra geld bij elkaar te sprokkelen: productsponsoring, de glazen buitengevels van entree en foyer werden gesubsidieerd, het ministerie en de gemeente Rotterdam sprongen bij en er werden constructies bedacht om BTW te kunnen terugvorderen. Toch bleef er een tekort op de balans staan. Dat betekende dat het oorspronkelijke ontwerp van Coenen op tal van punten zou moeten worden aangepast. "Al onderhandelende moest ik het gebouw vormgeven. In mijn hoofd moest ik als een soort film de werktekeningen maken. Het gebouw had op dat moment geen vorm meer, het stond niet meer op tekening, en ik moest bij elke bezuiniging voorspellen dat het toch het gewenste karakter zou behouden." (Coenen in een interview met Tom Maas in Architectuur/Bouwen (1993) 11)

Gevecht

Coenen in een interview met Bernard Hulsman in NRC: "Het gevecht was zwaar. De budgettaire beperkingen waren enorm. Het gebouw is bij elkaar gespaard. Het oorspronkelijk budget was volgens alle [voor de meervoudige opdracht uitgenodigde] architecten te klein om het museum te bouwen. Aanvankelijk is er een miljoen door WVC bijgelegd, maar ook dat was nog te weinig. In een later stadium heeft het bestuur van het NAi allerlei sponsors gevonden. Op mijn beurt heb ik onderaannemers en leveranciers zover gekregen om bijvoorbeeld het meubilair voor de halve prijs te leveren. Ook is het gelukt om speciale bakstenen voor minder geld te laten bakken. Toch was ik tijdens de bouw nog gedwongen beslissingen te nemen waarvan ik wist dat ze niet goed waren. Later kwam er dan wel weer geld om de puntjes op de i te zetten, maar daarmee konden de eerdere steekjes die ik moest laten vallen niet ongedaan worden gemaakt." (NRC Handelsblad, 29-10-1993)

Pergoladak

De grootste concessie is gedaan aan het exterieur van het langgerekte archiefgebouw. De aanvankelijk bakstenen gevel heeft plaats gemaakt voor bekleding van golfplaten. Een grijze tint voor de parkzijde, omdat dat het beste werkte als achtergrond van het glazen hoofdgebouw. De andere zijde werd rood, met het profiel horizontaal om de lengte van het gebouw te benadrukken. Ook het pergoladak boven het hoofdgebouw kon niet uitgevoerd worden conform het oorspronkelijke ontwerp. De als zonneluifel bedoelde bedekking van het stalen frame is wegbezuinigd.

Ruwbouw

De bibliotheek en studieruimte werden samengevoegd tot één ruimte met een vide, wat een aanzienlijke besparing van de bouwkosten inhield. De tentoonstellingsruimte die aanvankelijk terrasvormig was opgebouwd, werd veranderd in een grote open ruimte die vrij in te delen was. Ook werd besloten de ruwbouw maar te beschouwen als afbouw: in het interieur is nauwelijks enige afwerking toegepast. Elektriciteitsdraden, sprinklerinstallaties, ventilatiekanalen en kabelgoten liggen kaal tegen het beton en zijn daarmee onderdeel van het concept geworden.

Parkeergarage

Coenen in het Algemeen Dagblad: "Waar denk je aan bij het woord beton? Aan een parkeergarage. Ik heb beton, glas en staal zo willen rangschikken dat het gebouw niet goedkoop zou worden, beter gezegd: niet zou afglijden. In het brutalisme laat de architect alles zien waarmee hij werkt. Le Corbusier en anderen wisten de naakte materialen zo te ordenen dat je die associatie met een parkeergarage kunt vermijden. Ik geloof dat ook wij daarin zijn geslaagd." (AD 10-9-1993) En in een interview met De Architect: "Op het moment dat duidelijk werd dat het geld er niet was voor een fraaiere afwerking heb ik het hele gebouw 'omgedacht'. Net zoals Koen van Velsen dat doet, heb ik geprobeerd om door een verrassend gebruik goedkope materialen mooi te laten worden." (De Architect 24 (1993) 12)

Archiefvleugel. Foto Bert Muller. Collectie Het Nieuwe Instituut, NAIN 3239

Nieuwsbrief

Ontvang als eerste uitnodigingen voor onze events en blijf op de hoogte van komende tentoonstellingen.