Het Olympisch Stadion van Jan Wils
Het Nieuwe Instituut presenteert vanaf 12 juni een programma van tentoonstellingen en activiteiten dat de Olympische Spelen als aanleiding heeft. Vanuit de collectie van Het Nieuwe Instituut daarom aandacht voor de gebouwde component van dit vierjaarlijkse fenomeen: het Olympisch Stadion. Het Rijksarchief bevat foto's, tekeningen en documentatie van het stadion dat Jan Wils bouwde voor de Spelen van Amsterdam in 1928. Een gebouw in een nieuw-zakelijke stijl, met invloeden van Berlage en Dudok, dat ondanks de 'bakstenen roekeloosheden' toch 'veel belangrijks te zien geeft'.
4 mei 2016
In 1923 kreeg Amsterdam de Spelen van 1928 toegewezen. Het nationale stadion naar ontwerp van Harry Elte dat in 1914 in gebruik genomen was, werd te klein geacht om als Olympisch Stadion te kunnen dienen. Architect Jan Wils werd aangewezen om het te verbouwen. Tijdens de Spelen van Parijs enkele maanden daarvoor had hij als jurylid van de Kunstcompetitie relaties aangeknoopt met bestuursleden van het Nederlands Olympisch Comité. Wils was een verwoed sportliefhebber en met zijn 33 jaar al een gerespecteerd architect. Hij was lid geweest van kunstenaarsbeweging De Stijl, en had de ideeën van Mondriaan en Van Doesburg vertaald naar een bouwkunst die getypeerd werd door rechthoekige vormen en platte daken. Maar meer nog liet hij zich inspireren door de architectuur van Frank Lloyd Wright, H.P. Berlage en M. Dudok. Toen hij de opdracht kreeg, had Wils de Papaverhof (1921) al gebouwd. De horizontale lijnen in dat ontwerp, de verspringende daken en gevels en de overstekende luifels zijn ook in de architectuur van het nieuwe stadion terug te vinden.
Ruimte voor Plan Zuid
Het in 1917 gestarte Plan Zuid van Berlage zou een laatste uitbreiding moeten krijgen op de locatie waar het stadion van Elte stond. De gemeente Amsterdam vroeg de eigenaar ervan, Stichting Nederlands Sportpark, afstand te doen van het gebouw, in ruil voor een nieuwe locatie, waarop een geheel nieuw stadion gebouwd zou worden. Voor Wils was dit natuurlijk een veel aantrekkelijker opdracht. Maar de vanzelfsprekendheid waarmee hij de opdracht kreeg, zonder dat er een prijsvraag aan vooraf ging, werd in de vakwereld niet gewaardeerd. In 1926 presenteerde Wils zijn ontwerp, op 18 mei 1927 werd de eerste steen gelegd en op 1 mei, 17 dagen voor de opening van de Spelen, werd het stadion opgeleverd. Tijdens de Spelen fungeerde het oude stadion van Elte nog als tweede Olympisch stadion, maar in de winter van 1929 werd het afgebroken om plaats te maken voor woningbouw.
Technische prestatie
De tribune van het stadion had aan weerszijde twee overdekte gedeelten: de ere- en marathontribune. De ijzeren overkappingen hadden kolommen die zover naar achteren waren geplaatst dat de meeste toeschouwers een onbelemmerd uitzicht hadden. Met vrijhangende overstekken van respectievelijk ruim elf en zeventien meter werden voor die tijd indrukwekkende technische prestaties geleverd. Op het voorplein ontwierp Wils een slanke toren, als contrast met de overheersende horizontale lijnen van het stadion. Deze Marathontoren, afgedekt met een grote schaal waarop de Olympische vlam brandde, werd het symbool van de Spelen en een veelgebruikt silhouet op vaandels en affiches.
Kritiek
Het ontwerp van Wils werd over het algemeen positief gewaardeerd, maar er was ook kritiek van vakgenoten, gekleurd misschien door het feit dat zij bij gebrek aan een prijsvraag buitenspel waren gezet. De meest gehoorde kritiek betrof het gebrek aan evenwicht tussen de binnen- en buitenkant van het stadion. De binnenkant was met zijn open constructie licht, luchtig, strak en zakelijk. Aan de buitenkant was het betonnen skelet weggewerkt achter een gesloten façade van donkere baksteen. "Het geheel is te zwaar, te log, zelfs de openingen zijn log, het mist luchtigheid, die mogelijk is met moderne bouwmiddelen, het mist levensvreugde", betoogde een recensent van Het Vaderland.
'Bakstenen roekeloosheden'
Volgens criticus professor J.G. Wattjes was het juist verstandig van Wils om niet het extreme modernisme van die tijd te volgen, omdat een gebouw van die belangrijkheid nog minstens een halve eeuw mee moest. Architect Ben Merkelbach laakte weliswaar de zware monumentaliteit van het stadion, maar kwam tot de conclusie dat "het stadion veel belangrijks te zien geeft en men zich niet zal behoeven te schamen deze proeve van Nederlandsche architectuur aan buitenlanders te toonen." Architect Arthur Staal schreef in De 8 en Opbouw: "In Holland is het Amsterdams stadion ontgetwijfeld het belangrijkste sportcomplex: maar de ijzeren kappen en lichtmasten, de betonnen amphitheaters en de bakstenen roekeloosheden zijn wel erg in disharmonie."
Kampioenen
De grootste lofuiting voor het stadion kwam van de jury van de kunstcompetitie op de Spelen van 1928. Die kende Wils een gouden medaille toe voor het gehele complex, waardoor de naam van Wils nog altijd terug te vinden is op twee marmeren tafels in de catacomben van het stadion, tussen de namen van andere Olympische kampioenen als Bep van Klaveren en Johnny Weismuller.
Gerenoveerd
Van het complex, dat verder bestond uit onder andere een zwembad, personeelswoningen en een gebouw voor krachtsport, is alleen het stadion nog over: de andere gebouwen zijn direct na de Spelen al afgebroken. Het stadion zelf, dat in de jaren tachtig met sloop werd bedreigd, is in 1992 op de monumentenlijst geplaatst en gerenoveerd. Daarbij zijn de betonnen ring, een uitbreiding uit de jaren dertig, en de wielerbaan uit het oorspronkelijke ontwerp verdwenen.
Fotografie in het archief van Jan Wils
Jan Wils liet al tijdens zijn vroege werkperiode gebouwen fotograferen. In tegenstelling tot bijvoorbeeld J.J.P. Oud onderhield hij geen vaste contacten met bepaalde fotografen. De keuze voor een fotograaf lijkt vrij willekeurig tot stand te zijn gekomen en werd waarschijnlijk meer bepaald door de beschikbaarheid van de fotograaf dan door fotografische kwaliteit. Het is niet bekend of Piet Zwart veel voor hem fotografeerde. In de periode dat Zwart tekenaar was op het bureau bij Jan Wils was zijn fotografie nog niet ver ontwikkeld. Zijn naam wordt in elk geval op geen enkele foto vermeld.
De beste foto's uit deze periode werden door gerenommeerde fotografen gemaakt. Een bijzondere serie in het archief is een reportage die Erich Salomon op het architectenbureau van Jan Wils maakte. Ook bijzonder is de foto die Henri Berssenbrugge maakte van de voor hemzelf ontworpen fotostudio.
Het kwalitatieve en kwantitatieve accent van de fotocollectie ligt echter op het Olympisch Stadion. Niet verwonderlijk aangezien dat de eerste grootschalige opdracht was die Wils ten uitvoer bracht. Het Technisch Fotobureau Gouda maakte een serie waarbij de bouwwerkzaamheden, de eerste steenlegging door Prins Hendrik en het voltooide gebouw werden vastgelegd. De fotogalerij op deze pagina toont een selectie uit deze serie.