Het gedroomde museum van H.P. Berlage
De tentoonstelling Het Gedroomde Museum in het Kunstmuseum Den Haag is geheel gewijd aan het grootste kunstwerk uit zijn collectie: het museum zelf. Het gebouw van Berlage, dat bij oplevering zowel kritiek, teleurstelling als lof oogstte, is als meesterstuk de geschiedenis ingegaan. Voor deze tentoonstelling leende Het Nieuwe Instituut presentatietekeningen en maquettes uit, afkomstig uit het omvangrijke archief van H.P. Berlage.
4 augustus 2021
Enno van Gelder (1876-1960) werd in 1912 directeur van het museum voor moderne kunst, dat toen nog samen met andere collecties was ondergebracht in een te klein en gedateerd gebouw. Hij droomde van een groot museumcomplex met ruimte voor concert- en congreszalen. In 1919 vroeg hij Berlage om een ontwerp te maken. Berlage en van Gelder kenden elkaar al langer en vonden elkaar in de overtuiging dat kunst het volk kon verheffen. Het museumgebouw mocht dan ook geen elitaire uitstraling hebben en moest een cultuurtempel worden voor 'het gewone volk', een laagdrempelig instituut dat in dienst stond van de gemeenschap en van de kunst.
Begin jaren '20 kwam Berlage met een uitgebreid plan: een bijna megalomaan cultuurcentrum rond een grote vijver dat zo'n 7 miljoen gulden zou gaan kosten. Vanwege de financiële recessie aan het begin van de jaren '20 werd het plan afgekeurd. In 1927 presenteerde Berlage een tweede, bescheidener ontwerp, dat wel werd uitgevoerd. Berlage begeleidde de bouw, maar zag nooit het resultaat in volle glorie: in 1934 overleed hij, een jaar voor de geplande oplevering.
Bewoners van Den Haag en museumbezoekers waren allesbehalve positief na de opening in 1935. Ze vonden het gebouw hokkerig en rommelig, en in plaats van graniet of marmer werd alledaags geel baksteen gebruikt. Het geheel deed volgens critici eerder denken aan een fabrieksgebouw dan aan een museum.
/"Wie het oorspronkelijke ontwerp heeft gekend, met den glorieuze koepel als bekroning, zal pijnlijk constateeren dat er vrijwel niets van is overgebleven: de door den oorlog en na den oorlog geboden bezuiniging heeft hem genoopt een ontwerp te maken, dat zoo eenvoudig mogelijk is, en deze van buitenaf opgelegde materieele dwang heeft voor een aanmerkelijk deel op zijn geweten, wat er aan het bouwwerk ontbreekt, om het in zijn uiterlijke verschijning tot een onfeilbaar geheel te maken./" Citaat afkomstig uit een krantenknipsel uit de documentatie in het archief van Berlage, naar aanleiding van de opening in 1935. Herkomst onbekend. Collectie Het Nieuwe Instituut, BERL 1302
Opmerkelijk was dat het interieur van het museum juist alleen maar lof kreeg. De indrukwekkende hal en de hoeveelheid aan kleuren samen met de prachtige lichtinval werden positief ontvangen, evenals de sobere museumzalen die precies de juiste sfeer zouden hebben om kunst te ervaren. Dat was precies wat Berlage en Van Gelder voor ogen hadden. Niet uiterlijk vertoon, maar juist de innerlijke ervaring stond centraal in het ontwerp.
/"Maar dan binnengekomen, door de overdekte gang met groote vensters, welke de beide vijvers scheidt en de verbinding met de Stadhouderslaan vormt, valt de teleurstelling over het uiterlijk ineens geheel weg. Want de hal, welke de meester heeft geschapen, wekt slechts één gevoel en wel onmiddellijk en dat gevoel is eerbied voor de groote kunst, welke Berlage hier toont. [...] De vierkante [museum]zalen met afgeschuinde hoeken, hebben op de verdieping bovenlicht, dat door de lichtkappen en de neutraliserende opaline schermen invalt en door het horizontale plafond van prismaglas naar de wanden gedirigeerd./" Idem
Rijkscollectie van Architectuur en Stedenbouw
Het ontwerpproces dat voorafging aan het uiteindelijke gebouw ligt besloten in de collectie van Het Nieuwe Instituut. In de eerste ontwerpen werden de zaadjes geplant die in het definitieve ontwerpen tot bloei kwamen: de vijver met spiegelend oppervlak, de monumentale centrale hal, de aandacht voor de lichtinval. De stukken uit de collectie die in bruikleen zijn gegeven tonen die ideeënvorming aan de hand van presentatiemateriaal. Een grote gipsen maquette van het eerste, uitgebreide plan voor een museumcomplex uit 1919, en een proefmodel van de tentoonstellingszaal met lichtkap uit 1930. Hiermee kon destijds het zo belangrijke lichtplan worden bepaald.
Restauratie
Daarnaast is een aantal monumentale presentatietekeningen van het gebouw te zien die in het verleden door het Gemeentemuseum Den Haag aan het toenmalige Nederlands Architectuurinstituut zijn geschonken. Deze zijn speciaal voor de tentoonstelling gerestaureerd en ingelijst, een samenwerking tussen Het Nieuwe Instituut en het Kunstmuseum. De tekeningen waren op jute geplakt en op een raamwerk gespannen. De constructie was verzwakt door vertering, en het papier was gedeeltelijk losgeraakt. Om gaten en vervormingen te behandelen zijn de tekeningen gescheiden van het jute, en daarna met een zuurvrij passe-partout op een stevig achterblad gemonteerd.
Bruiklenen
Het Nieuwe Instituut kent verschillende manieren om de collectie te ontsluiten en zichtbaar te maken: fysieke presentaties in de eigen museumzalen, digitale ontsluiting en een genereus bruikleenbeleid. Daarnaast zetten we in op netwerkvorming en samenwerkingsverbanden, zoals dat het uitgangspunt is van het nieuwe concept _Choose & Use_. Het grootschalige restauratie- en digitaliseringprogramma _Architectuur Dichterbij_ (2018-2024) zorgt ervoor dat grote delen van de collectie, die voorheen te kwetsbaar waren om uitgeleend te worden, nu alsnog getoond kunnen worden.
De tentoonstelling _Het gedroomde museum_ is te zien tot en met 7 november 2021 in Kunstmuseum Den Haag.
Tentoonstelling Het gedroomde museum in Kunstmuseum Den Haag. Constructiemodel voor het testen van lichtinval, ca. 1930. Collectie Het Nieuwe Instituut, BERL MAQV595. Foto: Kunstmuseum Den Haag.
1 of 2