Nieuwe Instituut
Nieuwe Instituut

Huis Sonneveld

Groen in de stad #2 De Bijlmermeer

Met als vertrekpunt de Rijkscollectie voor Nederlandse Architectuur en Stedenbouw, gaat theater- en radiomaker Naomi Steijger in gesprek met conservator Eline de Graaf en landschapsarchitect en planoloog Han Lörzing over de groenvoorzieningen in de Bijlmer. Dit is de tweede van een serie podcasts onder de titel Groen in de stad.

20 oktober 2021

Siegried Nassuth. Zeshoekige, groene harten temidden van de honingraatflats Bijlmer, Amsterdam. z.j. Fotograaf onbekend. Collectie Het Nieuwe Instituut, archief S. Nassuth.

De archieven van Het Nieuwe Instituut bevatten een aantal foto's en ontwerptekeningen van de Bijlmermeer, een uitbreidingswijk ten zuidoosten van Amsterdam, waarvan de planvorming begon in 1962, onder leiding van Siegfried Nassuth. In de verschillende ontwerpvragen die door de jaren heen voor de Bijlmer werden uitgezet speelde groenvoorziening steeds een belangrijke rol. In deze podcast onderzoeken we welke sociale en maatschappelijke ideeën daaraan ten grondslag lagen, en hoe daar in latere jaren naar gekeken werd door architecten, stedenbouwkundigen en bewoners.

Deze aflevering is ook te beluisteren via podcast apps en platformen zoals Spotify, Apple Podcasts en Google Podcasts.

Dwars door het archief: Groen in de stad

Met de invoering van de lockdown - een maatregel ingezet tegen de verspreiding van het coronavirus - zijn wij meer dan ooit bewust van de ontspannende en helende kracht van groen om ons heen. Het idee dat 'natuur' een positief effect heeft op onze fysieke en mentale gezondheid is niet nieuw: veel van het (in Nederland) aangelegde groen is gebaseerd op dit idee. In de serie podcasts Groen in de stad, onderdeel van Dwars door het archief, gaat Naomi Steijger op onderzoek uit om antwoord te vinden op de vragen: hoe zijn tuin- en landschapsarchitecten en stedenbouwers door de jaren heen met het concept omgegaan? Wat waren hun opvattingen en hoe kijken we daar nu tegen aan?

De Bijlmer: de stad van morgen

De Bijlmermeer, ten zuidoosten van Amsterdam, is een van de grootste en bekendste woonwijken van Nederland. De Bijlmermeer, of 'Bijlmer', werd begin jaren zestig gepromoot als 'de stad van morgen voor de mensen van vandaag'. Het was 'de modernste plek om te wonen', met wooncomplexen met een gedurfde vormgeving in een vernieuwende omgeving.

Het ontwerp, dat bestond uit hoogbouw te midden van grote parken, zou genoeg groen en privacy bieden en grote, comfortabele woningen bevatten. De uniformiteit van de opzet met tal van collectieve voorzieningen en een strikte scheiding van auto-, fiets- en wandelverkeer waren spraakmakend. Opmerkelijk is vooral de aandacht voor groenvoorzieningen in de Bijlmer. Nagenoeg 80% van het ontwerp van de Bijlmer zou uit groen bestaan. Vandaag de dag heeft dit groen nog steeds een belangrijke maatschappelijke en sociale rol.

Hoewel Het Nieuwe Instituut geen integraal dossier heeft van de Bijlmer zijn er in diverse archieven wel tekeningen, maquettes en foto's te vinden die de situatie rondom de groenvoorzieningen van de Bijlmer laat zien. Daarnaast heeft het instituut een nog niet geïnventariseerd dossierdeel uit het archief van Siegfried Nassuth in beheer. Het dossier dat de Bijlmermeer betreft is na het overlijden van Nassuth in 2005 niet overgeleverd, mogelijk is het verloren gegaan.

In 1938 werd door de Gemeenteraad van Amsterdam een plan opgesteld voor de uitbreiding van Amsterdam. De bevolking groeide exponentieel en Bijlmermeer werd gezien als potentiële woonlocatie. De ligging van het gebied was echter niet ideaal. Het in Amsterdam-Zuidoost gelegen stadsdeel had nagenoeg geen verbinding met de binnenstad en lag daarom tamelijk geïsoleerd. De Dienst Stadsontwikkeling, met als belangrijkste medewerkers T.K. van Lohuizen (1890-1956) en Cornelis van Eesteren (1897-1988), achtte het onmogelijk om zo'n gebied integraal in de stad Amsterdam op te nemen. Er werd daarom geïnvesteerd in buslijnen en metrostations om Bijlmermeer te ontsluiten. Het gebied werd gemodelleerd naar het idee van de functionele stad, een opvatting over stedenbouw die een scheiding van verkeer, wonen, recreatie en werken dicteerde, en waar Van Eesteren en Lohuizen vurig in geloofden.

Siegfried Nassuth. Bovenaanzicht groenvoorzieningen Bijlmer, Amsterdam, z.j. Fotograaf onbekend. Collectie Het Nieuwe Instituut. Achief S. Nassuth.

De functionele stad

De uitgangspunten van de functionele stad worden in 1933 vastgelegd op het vierde CIAM-congres: Congrès Internationaux d'Architecture Moderne. Dit collectief organiseerde tussen 1928 en 1959 een reeks congressen en evenementen met als doel de principes van het Nieuwe Bouwen en de Moderne Beweging te verspreiden onder verschillende ontwerpdisciplines, zoals architectuur, landschap, stedenbouw en industrieel ontwerp. CIAM was een dynamische vernieuwingsbeweging waaraan talloze architecten en stedenbouwkundigen deelnamen.

In 1935 werd naar aanleiding van CIAM IV een grote overzichtstentoonstelling gehouden in het Stedelijk Museum in Amsterdam, met als titel De Functionele Stad. Voor het eerst in de geschiedenis van de moderne stedenbouw werd een algemeen en overzichtelijk beeld geschetst van het concept 'de functionele stad' dat een oplossing moest bieden voor de (verkeers)problematiek van overbevolkte, chaotische binnensteden. Alleen door de vier primaire functies van een stad, verkeer, wonen, recreëren en werken, van elkaar te scheiden zouden ze optimaal tot hun recht kunnen komen.

Siegfried Nassuth

Deze ideeën waren bij Siegfried Nassuth (1922-2005) goed bekend. Na de Tweede Wereldoorlog verhuisde hij van Indonesië naar Nederland, naar Delft. Daar volgde hij de opleiding Bouwkunde met als specialisatie Stedenbouw, onder leiding van Van Eesteren en Van Lohuizen. Hun visie op stedenbouw en de moderne stad, de integrale benadering van de belangrijkste functies van een stad, waren van grote invloed op Nassuth.

De Gemeenteraad, die zich eind jaren dertig bezighield met de uitbreidingsplannen voor Amsterdam, boog zich een paar jaar later ook over een plan voor de Bijlmermeer. Nassuth werd gevraagd dit vorm te geven. Dat had hij waarschijnlijk te danken aan zijn docent Cornelis van Eesteren die tevens deel uitmaakte van de afdeling Stadsontwikkeling/Publieke werken en hoofdontwerper was van het Algemeen Uitbreidingsplan van Amsterdam (1934). Het plan van Nassuth werd in 1965 gepresenteerd, met als centraal uitgangspunt de organisatie van het stedelijke leven.

Nagenoeg alle ideeën van CIAM over modern wonen werden in het ontwerp toegepast: functiescheiding (wonen, werken, verkeer en recreëren), veel ruimte tussen de appartementenblokken, veel groen in de vorm van grootschalige, parkachtige landschappen en de scheiding van verkeersstromen door een orthogonaal systeem van verhoogde hoofdwegen, drie meter boven het maaiveld. Het onderscheid tussen de privacy van de eigen woning en de sociale contacten daarbuiten was een belangrijk aspect van het plan. In weerwil van individualisering en de nadruk op het eigen gezin, stimuleerde het Plan Bijlmermeer juist "het collectieve", onder andere door het gebruik van gemeenschappelijke voorzieningen.

De Bijlmer moest een antwoord bieden op de enorme woningnood waarmee Amsterdam in de jaren zestig kampte. Nassuth ontwierp daarom grote flatgebouwen van zo'n vijf à 6 verdiepingen in een honingraatpatroon. Voor de Dienst Volkshuisvesting was dat nog niet genoeg. Om meer mensen te huisvesten, zouden er minstens tien verdiepingen nodig zijn. Het compromis: negen verdiepingen per gebouw.

Presentatieboek Bijlmermeer, ca. 1962, Collectie Het Nieuwe Instituut, Archief S. Nassuth. Concentratie van groen bij woningen in de vorm van hoven, geen rijwegen en verbinding tussen voet- en fietspaden, 248 ha sport- en volkstuinterrein, eensgezinshuis met eigen tuin, wijkparken, grote centraal gelegen parken, sportterreinen, volkstuinen, kampeerterrein.

Presentatieboek Bijlmermeer, ca. 1960, Collectie Het Nieuwe Instituut, Archief S. Nassuth. Op een aantal presentatietekeningen in het overgebleven archief van Nassuth is te zien hoe een enorm gebied rondom Bijlmermeer voorzien wordt van sportvelden en volkstuinen, zo’n 248 hectare, dat nog werd uitgebreid met een kampeerterrein. Bij de woningen is er groen in de vorm van hoven, eengezinshuizen met een eigen tuin, en grote wijkparken op verschillende schaalniveaus. Om de woningen heen liggen geen autowegen, maar is er steeds een verbinding met voet- en fietspaden.

Siegfried Nassuth. Programma van te realiseren sportvelden en volkstuinen, Bijlmer, Amsterdam. Collectie Het Nieuwe Instituut. Achief S. Nassuth.

Siegfried Nassuth. Bovenaanzicht groenvoorzieningen Bijlmer, Amsterdam, z.j. Fotograaf onbekend. Collectie Het Nieuwe Instituut. Achief S. Nassuth.

Het belang van groenvoorziening

Het ontwerp van De Bijlmer geeft een heldere kijk op toekomstig wonen. In het presentatieboekje van De Bijlmer uit 1964 schrijft de burgermeester: "Nergens ter wereld is tot nu toe een mooiere en modernere stad van deze omvang gebouwd. Dit is de verandering: het landgoed voor de prettigste plek om te wonen die je je kunt voorstellen."

De gemeenschappelijke groenzones werden voorgesteld als een van de belangrijkste voordelen van het wonen in hoogbouw. In de Bijlmermeer was de verhouding tussen privé en openbaar gebied 1:9 wat in die tijd nog niet eerder in Nederland was voorgekomen. Het grootste deel van het openbare gebied bestond uit de groene ruimtes tussen de woonblokken. Het ideaal van Nassuth, opgegroeid in de natuur en liefhebber van het buitenleven, was dat je buiten kunt wonen in de stad Amsterdam. Geen stad waarin groen is opgenomen, maar groen waarin een stad is opgenomen. Rond de woningen, die allen zijn voorzien van een balkon met uitzicht op het groen, is ruimte voor zonneweiden en speelplaatsen, wandelpaden en kanovijvers. Daarnaast heeft het verkeer een eigen baan zodat auto's het groen niet in de weg zitten. Het gevoel van vrijheid en het ervaren van natuur, groen en ruimte is wellicht de belangrijkste ambitie van het ontwerp van Bijlmermeer. En dat is zo gebleven bij de opeenvolgende herinterpretaties en nieuwe ontwerpvraagstukken die de Bijlmer heeft gekend.

De Bijlmer na Nassuth

In de collectie van Het Nieuwe Instituut bevinden zich van dergelijke herinterpretaties en verbouwingen slechts brokken archiefmateriaal; De bouw van 1116 woningen in Bijlmer-West door Bé Brand in opdracht van Stichting Goed Wonen, het bijzondere [ING-gebouw 'het Zandkasteel' van Alberts & Van Huut, de maquettes in het archief van Jan Boon, de dialoog van twee buren in de Bijlmer over de omgeving van verandering in het archief van Pi de Bruijn of de presentatiemaquettes van het sub-centrum Ganzenhoef eind jaren '70 van Paul Haffmans.

Door structurele sociale problemen in de Bijlmer, zoals criminaliteit en drugsoverlast, werd er door de stad Amsterdam al snel na de oplevering van de eerste gebouwen nagedacht over vernieuwingen en aanpassingen van het gebied. Opmerkelijk is dat deze vernieuwingen vaak de woonflats betreffen, of een aanbouw in de vorm van een sport- of evenementenhal, doorgaans in opdracht van de Gemeente Amsterdam. Er is weinig materiaal waarop een ingrijpende verandering van de groenvoorziening te zien is.

Joop van Stigt. Woningbouw Bijlmer E-Noord, Amsterdam. Hoogbouw. Studies/voorstellen situaties, 1970-1971. Collectie Het Nieuwe Instituut, STIG 7.10

Joop van Stigt. Foto’s woningbouw Bijlmer E-Noord, Amsterdam, 1970-1975. Collectie Het Nieuwe Instituut, STIG 7.71-98

Rehabilitatie

In het archief van landschapsarchitect Michael van Gessel (1948) zijn echter wel meer recente voorbeelden te vinden van interpretaties van dit groen. Vanaf 2001 was van Gessel supervisor van twee projectgebieden in de Bijlmer. Het project maakte deel uit van een enorme inspanning om de wijk te rehabiliteren. De verschillende niveaus ten opzichte van het maaiveld hadden voor onveilige ruimtes en (onder)doorgangen gezorgd. Verhoogde wegen verdwenen waar mogelijk, en viaducten werden vervangen door rotondes. Ingangen keerden terug naar het niveau waarop mensen lopen en fietsen. De Bijlmermeer kwam kortom weer terug op aarde.

Delen van het Bijlmerpark werden omgebouwd tot een stadspark en het groen maakte deels plaats voor woningen. Enerzijds om woningtekorten tegen te gaan en anderzijds om de functies van het groen weer een maatschappelijke en sociale functie te geven. Een deel van het projectgebied, de K-buurt, bestaat nog uit parkgebied met honingraatflats, daar is nog de oorspronkelijke Bijlmergedachte zichtbaar die leidraad is geweest voor de ontwikkeling van het gebied. 'het wonen in het groen' is daar zoveel mogelijk behouden gebleven al hebben ook andere opvattingen over groen hun intrede gedaan, zoals een streven naar meer biodiversiteit. Het nieuwe groen werd duurzaam ingericht en op een meer sociale manier ingezet bijvoorbeeld door er activiteiten te organiseren.

Vandaag de dag worden de groenvoorzieningen nog altijd gewaardeerd door de bewoners. Ze worden zelfs regelmatig genoemd als het meest positieve punt van wonen in de Bijlmer, gevolgd door de mogelijkheden om te wandelen en fietsen zonder de hinder van autoverkeer. Misschien kunnen we stellen dat met deze groenvoorzieningen en de verhouding tussen wonen en groen de oorspronkelijke ideeën van Siegfried Nassuth uit de jaren zestig het best behouden zijn gebleven. In totaal bestaat de Bijlmer nog steeds voor 80% uit groen en openbaar gebied.

Jan Boon. Kleur in Stedelijke Omgeving: proefobject Bijlmermeer-Ganzenhoef,1975. Collectie Het Nieuwe Instituut, MAQV240

Paul Haffmans. Sub-Centrum Ganzenhoef, Bijlmermeer, Amsterdam z.jr. [1968-78]. Collectie Het Nieuwe Instituut, HAFFp3

Alberts & Van Huut. Bijlmer centrum, Bijlmer Colosseum, 1994. Niet uitgevoerd. Collectie Het Nieuwe Instituut, ALHU640-1

Archieven en collecties van Het Nieuwe Instituut met documenten over de Bijlmer

Gebruikte literatuur over de Bijlmer

  • T. Alberts, Een organisch bouwwerk. Architectuur en spiritualiteit, Uitgeverij Kosmos, Utrecht/Amsterdam, 1990;
  • D. Dekker, De betonnen droom. De biografie van de Bijlmer en zijn eigenzinnige bouwmeester (Siegfried Nassuth), Amsterdam, Thomas Rap, 2016;
  • P. Mason e.a., De functionele stad: De CIAM en Cornelis van Eesteren, 1928-1960, NAi publishers, Rotterdam, 2007;
  • M. van Stralen, _Siegfried Nassuth, oeuvreprijs 1998, stichting fonds voor beeldende kunsten vormgeving en bouwkunst, Amsterdam, 1998;
  • F. Wassenberg, Large housing estates: ideas, rise, fall and recovery. The Bijlmermeer and beyond, Proefschrift Technische Universiteit Delft, IOS Press BV, 2013;
  • De Bijlmer, een stad apart, presentatieboekje, 1966, archief Nassuth, 2016 (niet geïnventariseerd).

Online bronnen over de Bijlmer

Nieuwsbrief

Ontvang als eerste uitnodigingen voor onze events en blijf op de hoogte van komende tentoonstellingen.