De collectie als verbindende factor tussen ontwerp en tentoonstelling
31 juli 2015
De tentoonstelling: Wat is Nederland. 14 deelnamen aan de wereldtentoonstelling, toont een serie van 14 tentoonstellingsmaquettes van Nederlandse paviljoens. Daarmee wordt voor het eerst een overzicht gegeven van de ontwikkeling van de Nederlandse bijdragen aan de Wereldtentoonstellingen. De maquettes zijn alle 14 op dezelfde schaal gemaakt, waardoor een vergelijkende analyse mogelijk wordt. De collectie van Het Nieuwe Instituut heeft een verbindende rol gespeeld in het onderzoek naar de paviljoens.
Tussen moderniteit en nationalisme
Verborgen in het archief - zorgvuldig verpakt en geconserveerd - bevinden zich talloze ontwerptekeningen van Nederlandse paviljoens op de wereldtentoonstellingen. De eerste twee paviljoens (1910 en 1915) waarmee Nederland zich op de wereldtentoonstelling presenteerde, zijn ontworpen door de Rotterdamse architect W. Kromhout. Deze ontwerpen laten een tweestrijd zien tussen moderniteit en nationalisme. In 1925 ontwierp J.F. Staal voor Parijs een eigentijds paviljoen, een 'Gesamtkunstwerk'. Vijf jaar later kreeg de Amsterdamse architect H. Th. Wijdeveld vrij baan voor een ontwerp op een langwerpig terrein in Antwerpen (1930). Andere hoogtepunten in het archief zijn het innovatieve ontwerp voor het Nederlands paviljoen in Brussel (1958). Vooral de technologische ontwikkelingen op het gebied van water kregen in dit paviljoen een centrale rol. De ontwerpen voor het futuristische paviljoen van de architecten Carel Weeber en Jaap Bakema in Osaka (1970) bevinden zich ook in de collectie van Het Nieuwe Instituut.
Het archief als onderzoeksbron
Dit en ander materiaal uit de collectie heeft deel uitgemaakt van het onderzoek van de curator, Stephan Petermann (AMO, de onderzoekscomponent van OMA). Het archief van Het Nieuwe Instituut werd bij het maken van de tentoonstelling intensief geraadpleegd door het team van AMO/OMA. Vooral in de eerste fase van het onderzoek waren de ontwerptekeningen en foto's van de paviljoens een waardevolle bron tijdens het ontwerpproces van de tentoonstellingsmaquettes. Vooral de plattegronden, aanzichten, doorsnedes en foto's, voor het merendeel al digitaal beschikbaar, werden veelvuldig gebruikt. Deze beelden zijn door AMO/OMA overgetrokken ('getraced') in Autocad en SketchUp en daarna in 3D computermodellen omgezet (SketchUp). De modellen en plannen werden vervolgens uitgesneden met een lasercutter waardoor deze elementen in elkaar pasten als een 3D puzzel. Het resultaat: een 3D maquette opgebouwd uit 2D bronnen (ontwerptekeningen). Niet alleen de hoofdlijnen werden uitgewerkt, maar ook details van het exterieur om een impressie te geven van de gevel. Ook is een aantal abstracte details in koper of messing toegevoegd ter illustratie van het interieur van het paviljoen. De foto's van de paviljoens die bewaard zijn gebleven en de omschrijvingen in de vakbladen in de bibliotheekcollectie hebben het mogelijk gemaakt om deze details te maken.
Mede dankzij het verzamelen, ontsluiten en het digitaliseren van archieven met materiaal over de wereldtentoonstellingen, heeft Het Nieuwe Instituut een verbindende rol kunnen spelen bij het onderzoek dat ten grondslag ligt aan de tentoonstelling en het innovatieve ontwerpproces van de maquettes.
Clara Stille-Haardt, Erfgoed