Antenne-architectuur
In de tentoonstelling The Human Insect: Antenna Architectures 1887-2017 verkent curator en architectuurtheoreticus Mark Wigley 130 jaar antenne-architectuur waarin architecten zich bezighouden met dat dunste, minst zichtbare deel van een gebouw dat in feite het grootste effect heeft op de architectuur. De presentatie bevat een groot aantal originele tekeningen en fotoafdrukken uit de collectie.
1 maart 2018
Kenzo Tange. Shizuoka Press and Broadcasting Center in Kōfu, Japan. Foto uit de collectie van Reinder Blijstra. Collectie Het Nieuwe Instituut, BLIJ ph205a
J. Bakema. Foto van maquette van het prijsvraagontwerp voor het hoofdkantoor van de verzekeringsmaatschappij 'De Nederlanden 1845' te Den Haag, 1958. Collectie Het Nieuwe Instituut, BAKE ph26a
Van den Broek en Bakema. Vogelvluchtperspectief van het ontwerp voor het kantoorgebouw voor 'het Parool' aan de Wibautstraat te Amsterdam,1956. Collectie Het Nieuwe Instituut, BROX 1151t3492
Foto van interieur walraderpost langs de Nieuwe Waterweg, circa 1960. Collectie Het Nieuwe Instituut, LECQ ph49
H. Maaskant. Aanzicht van het Technikoncomplex bestaande uit diverse nijverheidsscholen te Rotterdam, 1957-1965. Collectie Het Nieuwe Instituut, MAAX 3093
Foto van een radiotoestel, 1926-1927. Collectie Het Nieuwe Instituut, RAVE ph217
J.M. Luthmann. Radio Kootwijk, foto circa 1920. Collectie Het Nieuwe Instituut, TENT o743
H. Th. Wijdeveld. Ontwerp voor hoogbouw in het Nationaal Park Amsterdam - Haarlem - Zandvoort, 1926-1927. Collectie Het Nieuwe Instituut, WIJD 347
H. Maaskant. 'Televisie hotel', Hilton Hotel Rotterdam, 1956-1964. Collectie Het Nieuwe Instituut, MAAX 3155
Uitgelicht: Jaap Bakema's 'Euromast'
Bakema ontwierp de 125 meter hoge uitzichttoren ter gelegenheid van de eerste Internationale Tuinbouwtentoonstelling Floriade, die in 1960 in Rotterdam werd georganiseerd. Deze 'Euromast' zou het topstuk van de tentoonstelling worden. Het gemeentebestuur wilde een bouwwerk oprichten dat niet alleen uitzicht bood over de tijdelijke tentoonstelling in het Park, maar dat ook als blijvend monument de trots van de stad Rotterdam verbeeldde.
Bakema bedacht een constructie die niet alleen als uitzichttoren diende, maar ook een functie had als ontmoetingscentrum. Hij baseerde zijn idee voor het bouwwerk op de Wolkenbügelprojecten van El Lissitzky uit de jaren twintig. Zoals de Wolkenbügels als stadspoorten toegang gaven tot het nieuwe Groot Moskou, zo zou de Euromast toegang geven tot het wederopgebouwde Rotterdam. El Lissitzky stelde zich voor dat in de Wolkenbügels de kantoren van de staatsplanningsorganen van de USSR konden worden ondergebracht. Bakema zag een soortgelijke rol weggelegd voor de Euromast. In de verschillende compartimenten van zijn Euromast konden overheidsbesturen vergaderen.
De vier uitkijkposten liggen op verschillende niveaus en zijn in verschillende richtingen georiënteerd, zodat ze elk uitzicht bieden op een specifiek deel van de omgeving. Vanuit de cabine op het eerste en het laagste niveau zijn de haven en het Park te overzien. Op het tweede niveau biedt de cabine zicht op de stad Rotterdam. De cabine op het derde niveau ziet uit op de benedenloop van de Rijn. Het zicht vanuit de cabine op het vierde niveau reikt tot de Deltawerken. Het kleine plateau bovenin de toren heeft een uitkijkbordes en een radar- en televisie-installatie. Bakema's ontwerp voor de Euromast is niet uitgevoerd; het gemeentebestuur gaf de voorkeur aan het ontwerp van H. A. Maaskant.
Het ontwerp voor de Euromast is Bakema altijd zeer dierbaar geweest. Lange tijd stond de maquette in zijn werkkamer van het bureau Van den Broek en Bakema Architecten. De symboliek van het ontwerp schuilde voor Bakema in de samenhang van de verschillende niveaus en de energieke, opklimmende schroefbeweging. Dit ontwerpprincipe keerde na 1957 regelmatig terug in andere ontwerpen, zoals in het raadhuis van Terneuzen (1963-1972). Het raadhuis is als een piramidevormige spiraal ontworpen waarbij de verdiepingen door middel van split levels met elkaar in verbinding staan. Nergens werd het principe van de schroefbeweging echter zo ver doorgevoerd als in het ontwerp voor het Nederlands paviljoen op de Wereldtentoonstelling in Osaka (1968-1970). Het paviljoen bestond uit drie aan torens gekoppelde containers die als een schroef uit het water opklommen.